De KOTA TJANDI vertrekt in maart 1943 uit Haifa (Israel) met een lading stukgoed bestemd voor het Verenigd Koninkrijk. Via het Suez kanaal vaart het schip over de Indische Oceaan naar Kaapstad (Zuid Afrika) en van daar naar Takoradi (Ghana). Op 26 april vertrekt de Kota Tjandi uit die haven en sluit aan bij het noordgaande konvooi TS-37. Vier dagen later, op 30 april, wordt het konvooi gedetecteerd door de Duitse onderzeeboot U-515 (Kapitän leutnant Werner Henke). Na in aanvalspositie te zijn gekomen, vuurt Henke twee hekbuizen af om 20.55 uur op schepen in het konvooi. Een torpedo treft de Kota Tjandi aan bakboord zijde in ruim II, de andere torpedo treft een ander schip. In de minuten daarna worden nog vier torpedo’s afgevuurd door de U-515, die allemaal doel treffen. Drie andere schepen gaan verloren, de Britse vrachtschepen CORABELLA, BANDAR SHAHPOUR en NAGINA. De Kota Tjandi begint snel weg te zakken over de boeg en de bemanning verlaat het schip in drie reddingboten. Sommigen springen overboord en worden later opgepikt. De Kota Tjandi zinkt enkele minuten later. Vijf Indiase matrozen raken opgesloten in het voorschip en komen om in de aanval. Een golf slaat in een reddingboot en derde stuurman Aarts wordt overboord gespoeld. Voordat hij weer kan worden opgepikt blijkt hij te zijn verdronken. De andere overlevenden worden na enkele uren gevonden door het Britse oorlogsschip HMS BIRDLIP (T 218) (Lt. E.N. Groom, RNR) en de volgende dag in Freetown (Sierra Leone) aan land gebracht. Sluiten