Johannes Cornelis van der Est

1922-1943

Portret toevoegen?

Klik hier

Oorlogsslachtoffer

Is 21 jaar geworden

Geboren op 06-03-1922 in Terneuzen 

Overleden op 06-04-1943 in De Atlantische Oceaan 



Militair onderdeel

Bijdragen

De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:

Johannes Cornelis van der Est

Matroos Johannes Cornelis van der Est is in 1940 geplaatst op de TAPANOELI van de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd. Dat schip vertrekt op 17 december 1940 uit Batavia (Nederlands Oost Indië) voor een reis naar Glasgow (Schotland). Na een tussenstop... Lees meer
Matroos Johannes Cornelis van der Est is in 1940 geplaatst op de TAPANOELI van de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd. Dat schip vertrekt op 17 december 1940 uit Batavia (Nederlands Oost Indië) voor een reis naar Glasgow (Schotland). Na een tussenstop wordt op 11 maart 1941 de haven van Freetown (Sierra Leone) verlaten. Buiten de haven formeren zestig schepen op in konvooi SL-68. De formatie vaart vervolgens in noordelijke richting de Atlantische Oceaan op. De eerste dagen blijft alles rustig, maar op 17 maart wordt het konvooi gedetecteerd door de Duitse onderzeeboot U-106 (Kapitän leutnant Jürgen Oesten). Hij vuurt om 20.15 uur vier torpedo’s af op vier verschillende schepen in het konvooi. De eerste torpedo treft de Tapanoeli aan bakboord zijde in ruim I, een andere torpedo treft het Britse vrachtschip ANDALUSIAN. De explosie vernielt het voorschip, slaat de luiken van de ruimen en blaast delen van de stukgoed lading over het hele schip. De bakboord zijde van de brugvleugel stort in. De motoren van het schip worden gestopt en de bemanning verlaat het schip in drie reddingboten. De Tapanoeli begint snel weg te zakken over de boeg en zinkt twintig minuten na de aanval. De drie reddingboten blijven gedurende de nacht bij elkaar en in de buurt van de zinkpositie, maar bij zonsopkomst wordt koers gezet richting de Kaapverdische eilanden. Onderweg komen ze een reddingboot tegen van de Andalusian en wisselen informatie uit. In de daaropvolgende nacht verliest een reddingboot de andere twee uit het oog. Die reddingboot landt op 19 maart op het eiland Boa Vista, waar op 21 maart ook de Britse reddingboot aankomt. Beide groepen worden met het Portugese schip VINTE E OITO DE MAIO naar het grootste eiland St. Vincent gebracht op 23 mei. Daar vinden ze de andere bemanningsleden van de twee reddingboten, die daar op 21 maart zijn geland. Alle opvarenden blijken de aanval te hebben overleefd. Daarna wordt matroos van der Est geplaatst op de BLITAR. Dat schip verlaat Buenos Aires (Argentinië) op 9 februari 1943 voor een reis naar Liverpool (UK) via New York (USA), met een lading stukgoed. Er zijn 80 opvarenden aan boord, waaronder acht Britse schutters. Die laatsten bedienen het 4 inch dek kanon, twee Oerlikon luchtafweer systemen, zes machine geweren op de brugvleugels en achteruit en vier PAC raketten. Op 25 maart wordt vertrokken vanuit New York, waarna de Blitar aansluit bij konvooi HX-231 voor de reis over de Atlantische Oceaan. De eerste dagen op zee verlopen rustig, maar op 4 april wordt het konvooi gevonden door de Duitse onderzeeboot U-635 (Eckelmann). Die valt aan en beschadigt de Britse vrachtschepen SHILLONG en WAROONGA, waarna het konvooi wordt ontbonden en ieder schip alleen verder gaat. Op 5 april worden aanvallen genoteerd door vijf verschillende onderzeeboten en zes schepen gaan verloren. De Blitar gaat ook alleen verder en op 5 april ziet een uitkijk in de mast een Duitse onderzeeboot, die de Blitar volgt. Het dek kanon wordt direct bezet en het vuur wordt geopend op de onderzeeboot. Later blijkt dat de U-229 (Schetelig) te zijn, die met haar eigen dek kanon terugvuurt. Enige tijd daarvoor heeft de onderzeeboot al een torpedo afgevuurd, maar die mist haar doel doordat de Blitar hevig zigzagt. Na een aantal schoten ziet de geschutsbemanning dat hun vuur dichter bij de U-boot valt. Daarop geeft de U-229 het op en duikt weg, waarop de Blitar met hoge vaart het gebied verlaat. Niet lang daarna wordt het schip door twee andere Duitse onderzeeboten gedetecteerd. De U-632 (Kapitän leutnant Hans Karpf) begint het schip te volgen. Een paar uur later vindt ook de U-631 (Krüger) de Blitar, maar die houdt afstand als hij de andere U-boot ziet wegduiken voor een aanval. Karpf vuurt twee torpedo’s af, maar beide missen. Daarop pakt de U-631 haar kans en vuurt ook een salvo van twee torpedo’s af. Maar ook die twee missen hun doel. Daarna probeert Karpf het weer met een salvo van twee, maar ook die missen hun doel. Daarop stuurt Karpf een bericht aan het BdU hoofdkwartier met de vraag welke onderzeeboot de Blitar mag aanvallen. Omdat hij ouder in rang is, krijgt de U-632 voorrang boven Krüger op de U-631. Net voor middernacht op 5 april gaat het dan uiteindelijk mis voor de Blitar. Een volgende torpedo van de U-632 raakt het schip aan stuurboord zijde in de machinekamer. De Blitar stopt en de bemanning gaat van boord in de drie bakboord reddingboten, omdat de drie aan stuurboord zijde in de explosie zijn vernield. Net als de reddingboten vrij zijn van het schip, treft een volgende torpedo het schip in ruim III. Dit zorgt voor een enorme vlam en het schip krijgt lichte slagzij over bakboord, maar de Blitar geeft de strijd nog niet op. Tien minuten later komt het einde alsnog, als een derde torpedo het schip treft. De Blitar zakt voorover en zinkt verticaal weg. Het achterschip blijft nog enige minuten zichtbaar, verticaal in het water, voordat het volledige schip verdwenen is. De andere onderzeeboot U-631 heeft de aanval van enige afstand aangezien en komt naderbij om de overlevenden te ondervragen. De U-boot wil, vanwege het slechte weer en de hoge golfslag, niet dat de reddingboot langszij komt, maar geeft de kapitein van de Blitar opdracht om vanuit de reddingboot naar de U-631 te zwemmen. De andere inzittenden van de reddingboot volgen het lampje op zijn zwemvest tot vlak bij de onderzeeboot, maar dan verdwijnt het. De kapitein wordt niet meer gezien en verliest zijn leven. De U-631 verdwijnt daarna in het donker van de nacht. Gedurende de nacht sterven vier inzittenden van reddingboot 2 aan hun verwondingen en krijgen een zeemansgraf. Het totale aantal slachtoffers van de aanval bedraagt daarmee 26 opvarenden, waaronder matroos van der Est. Bij zonsopkomst vinden de reddingboten 2 (23 man) en 4 (15 man) elkaar terug, maar reddingboot 6 is verdwenen. De twee reddingboten zetten samen koers richting Ierland. De volgende dag, op 7 april, worden de boten gezien door een patrouillerend Lancaster vliegtuig, die drie voedselpakketten afwerpt. Drie dagen later komt het konvooi ON-177 in zicht en noodsignalen worden afgegeven. Het Canadese oorlogsschip HMCS RESTIGOUCHE (Lt. Desmond William Piers, RCN) neemt de 23 overlevenden van reddingboot 2 aan boord, en het Britse oorlogsschip HMS TRENT (K 243) (Lt.Cdr. James Gavin Rankin, RNR) redt de 15 mannen uit reddingboot 4. Iedereen wordt veilig aan land gebracht in St. Johns (Newfoundland, Canada) op 18 april. Intussen is reddingboot 6, met 16 overlevenden aan boord, alleen verder gegaan richting Noord Ierland. Twee dagen later, op 8 april, worden ze gezien door een Sunderland vliegboot, die voedselpakketten afwerpt. Bij zonsondergang worden ze gevonden door de Britse destroyer HMS ECLIPSE (H 08) (Cdr. Edward Mack, DSO, DSC, RN). Op 10 april komen ze aan in Reykjavik (IJsland). Later blijkt dat ook de aanvaller niet is ontkomen. Op 6 april wordt de U-632 gedetecteerd en aangevallen door een Britse Liberator patrouillevliegtuig (RAF 86 Squadron) en met dieptebommen tot zinken gebracht. Alle 48 bemanningsleden komen om. Sluiten
Bron: Nationaal Archief, inventarisnummer 2.06.084, scheepsverklaringen Tapanoeli en Blitar

Geplaatst door Jos Rozenburg op 16 februari 2021

Voeg zelf een monument toe

Log in om een monument toe te voegen

Voeg zelf een bijdrage toe

Log in om een bijdrage toe te voegen

Zeemansgraf


Vak/rij/nummer Koopv
Gedenkboek: 38

Nationaal archief

Bekijk
Menu