Afscheidsspeech Piet Hein Donner
Ter gelegenheid van zijn afscheid als president van de Oorlogsgravenstichting sprak Piet Hein Donner op 23 november 2022 de onderstaande speech uit. Voor hem sprak minisiter Hanke Bruins-Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Inleiding
Excellentie, dank voor uw woorden. U heeft gesproken over mijn afscheid, maar ik ben nog lang niet zover. Dank voor uw aanwezigheid. Ministers die zelf als militair onder vuur hebben gelegen, zijn zeer schaars. Het geeft een bijzondere dimensie aan uw verantwoordelijkheid voor de betrekkingen met de OGS.
Excellenties, zeer gewaardeerde gasten, collega’s van de OGS, welkom. Dank voor uw aanwezigheid. Wij zijn bijeen bij wijze van afsluiting van het jaar waarin de Oorlogsgravenstichting 75 jaar bestond. Dat lustrum was niet bedoeld om terug te blikken op die afgelopen 75 jaren, maar vooruit te kijken naar de komende 75 jaren. Niet een afsluiting, maar een doorstart.
Over zestig jaren is het 135 jaren geleden dat oorlog en bezetting eindigden. Evenveel jaren als er in 1940 waren na de slag bij Waterloo: de vorige lange vrede in Nederland. (Excuus aan Belgische ambassadeur dat ik tiendaagse veldtocht niet meetel.) In 1940 was Waterloo-dag nog een erkende feestdag, maar men was zich daar nauwelijks nog van bewust en gevierd werd het al helemaal niet. Vandaar de vraag hoe zal het over zestig jaren staan met het herdenken van oorlog en bezetting.
Vraagstelling
Leven is vergeten; herinneringen vervagen, nieuwe ervaringen dringen voor, het geheugen laat ons in de steek en geslachten gaan en daarmee hun kennis en ervaring. En het gaat nog sneller in een tijd als de huidige, het postmoderne, waarin niets voor zeker, waar of heilig wordt gehouden, en alles als persoonlijk, betrekkelijk en vergankelijk wordt afgedaan.
Vergeten is leven; want door vergeten heelt de tijd wonden, leven we niet met de groeiende last van het verleden. En ook bij wonden die zo diep zijn dat zij niet helen door de tijd, biedt verloop van tijd de mogelijkheid dat ze tot litteken worden: wel zichtbaar, vaak pijnlijk, soms beperkend maar men kan er mee verder. Want lukt dat niet dan blijven we steken in het verleden. Dat kan mensen gebeuren, maar ook culturen; culturen waarin het verleden meer telt dan heden en toekomst; uiteindelijk dreigt dan het verleden, de dood, het leven te gaan beheersen.
En toch: wie het verleden vergeet, is gedoemd de fouten daarvan te herhalen. Dat is het verraderlijke van vergeten. We proberen ons daartegen te wapenen: met opvoeding en onderwijs, gewoonten, waarschuwingen en beveiliging, monumenten en gedenkdagen. Sommige beschermingsmechanismen zijn zelfs onderdeel van onze instincten en reflexen, andere hebben we maatschappelijk geïnstitutionaliseerd in regels, tradities, taboes en procedures. Maar ook al die waarborgen zijn onderhevig aan de tand des tijds als ze niet meer gebruikt, beleeft of begrepen worden.
Oorlogsgraven, oorlogsbegraafplaatsen hebben een functie bij ieder van die aspecten. Als graf bieden zij een plaats om te rouwen en verdriet te verwerken, als oorlogsgraf houden zij de gedachtenis in ere aan wie hun leven verloren, en als oorlogsbegraafplaats vormen zij een indringende waarschuwing voor de waanzin van oorlog. Maar ook daar knaagt de tand des tijds; als nabestaanden verdwijnen, het verleden steeds meer verleden wordt en oorlog voor velen een ´computergame´ is geworden of iets van ver weg. Vandaar de vraag: hoe zal het staan met het herdenken over zestig jaren?
Twee lustra en tien jaren OGS daartussen
Elf jaren geleden sprak ik als minister van BZK ter gelegenheid van het 65 jarig bestaan van de OGS. Dat lustrum stond toen in het teken van internationale samenwerking met andere oorlogsgraven-instellingen. Die samenwerking is er in de afgelopen tien jaren gekomen in de vorm van de Europese contactgroep die jaarlijks bijeenkomt. Daaruit heeft zich een intensieve relatie ontwikkeld met de Duitse Volksbund. Theo Vleugels, de directeur bestuurder, heeft zich daar zeer in het bijzonder voor ingezet; als voor zoveel andere projecten van de OGS.
Mijn woorden bij het lustrum hadden kennelijk zo´n verpletterende indruk gemaakt, dat toen ik aftrad als minister ik prompt gevraagd werd om lid van de raad van toezicht te worden en later voorzitter. De OGS verkeerde toen financieel in zwaar weer. Als minister had ik de subsidiekraan even dichtgezet. Dat was landsbelang, het was crisis, er moest bezuinigd worden. Vermoedelijk dacht men bij de OGS: kom de rotzooi dan zelf maar opruimen.
Er is veel gerealiseerd in de afgelopen tien jaren: samen met de Nederlandse Veteranenbegraafplaats Loenen werden de veteranenbegraafplaats en een nieuw bezoekerscentrum gerealiseerd; de vriendenstichting, de vrijwilligersorganisatie en de Stichting RESPECT-adopteer een oorlogsgraf kwamen tot stand, de aantallen Indonesische bezoekers namen fors toe, de samenwerking binnen Nederland kwam tot stand, alsook educatie, modernisering en digitalisering. Geleidelijk komen de financiën ook weer een beetje op orde. En dat alles heeft niet geleid tot vervreemding van nabestaanden en het publiek van de OGS.
Dank aan allen die daar aan mee hebben gewerkt, met name alle mensen bij de OGS die de afgelopen jaren iedere keer weer loyaal de schouders eronder hebben gezet om veranderingen mogelijk te maken en de initiatieven van het bestuur te realiseren. In het bijzonder noem ik daarbij ook hun directeur, generaal Vleugels, ons bestuur; het was een genoegen toezicht op u te mogen houden.
Dank ook aan de leden van de raad van advies onder leiding van Fred de Graaf, die vandaag na 23 jaren in verschillende functies, eveneens afscheid neemt van de OGS. Ik heb hem reeds de herdenkingspenning overhandigd en toegesproken, maar wil hen hier ook m.n. noemen.
De functie van herdenken
Er is veel gerealiseerd, maar er blijft meer te doen. En bij dat alles blijft de vraag knagen: heeft het herdenken van het verleden toekomst. Niet dat er gebrek is aan belangstelling, zoals bijv. rond de herdenkingen op 4 & 5 mei. Het belang van en de behoefte aan gemeenschappelijk herdenken wordt ook onderstreept door het onderzoek dat in opdracht van de OGS werd verricht en aan het begin van het lustrumjaar werd gepresenteerd.
Maar wat zegt belangstelling wanneer in het dagelijks leven de geest terugkeert waartegen oorlogsgraven nu juist moeten waarschuwen. De bereidheid om met kracht, zo nodig geweld, het eigen gelijk en de eigen wensen door te zetten; internationaal, in Europa maar ook nationaal. In het politiek debat maken zorg voor onderlinge verhoudingen en verdraagzaamheid, voor samenwerking en politieke zorgvuldigheid, plaats voor eigen belang, polarisatie, wantrouwen en media aandacht. Zo worden rechtsverhoudingen tot krachtsverhoudingen, verschillen tot tegenstellingen; zo wordt vertrouwen tot wantrouwen, verdraagzaamheid tot verkettering en samenwerking tot tweestrijd. Het huis van vrede, recht en verdraagzaamheid dat we nationaal en internationaal gebouwd hebben en waarin we met zijn allen wonen, wordt zo steeds meer eigenmachtig verbouwd om aan eigen wensen te voldoen. Tot we opeens merken dat we daarbij de fundamenten en steunmuren die het huis overeind houden, hebben weggebroken en pluriformiteit tot twist, tweedracht en huiselijk geweld hebben aangewakkerd.
Het betekent ook dat we als Oorlogsgravenstichting ons af moeten vragen wat wij niet goed doen. Essentie van de functie van oorlogsgraven en begraafplaatsen is immers mensen bij de les houden door ze bij voortduring te wijzen op de kosten van oorlog en het veronachtzamen van de voorwaarden voor vrede. Men eert wie gevallen is in een oorlog, niet beter dan door zijn offer dienstbaar te maken aan het herstel en behoud van vrede; ook nabestaanden kan het helpen bij het verwerken van hun verlies. Dat is niet een roep om pacifisme en vrede tot iedere prijs; we eren juist ook wie nee durfden zeggen en recht en vrijheid met de wapens wilde beschermen en herstellen. Maar ook hun graf is een vermaning: zie wat de kosten zijn, besef wat er op het spel staat en bezint eer ge begint.
Lustrumactiviteiten
Tegen deze achtergrond heeft de OGS met een aanzet tot reflectie op ons gemeenschappelijk herdenken, invulling willen geven aan haar lustrum. Een aanzet, niet meer; want die reflectie is weliswaar wezenlijk voor de OGS, maar is niet van de OGS en is ook niet in een jaar afgerond. De invulling van het lustrumjaar heeft in dat teken gestaan. Onder het motto: lang zouden ze leven, zijn 36 korte filmbeelden geproduceerd van 36 oorlogsslachtoffers, welke op de dag van hun verjaardag werden uitgezonden. Beeldverhalen die mede bedoeld waren om aan te zetten tot een reflectie op de dilemma´s waar zij voor stonden en als nuancering van het zwart-wit beeld van slachtoffers en daders dat wij vaak koesteren. Er werden voorts twee speciale bijeenkomsten georganiseerd voor jeugdigen. In september werd een seminar georganiseerd met collega instellingen, over het thema: herdenken in de toekomst. Er bleek duidelijk behoefte aan het gesprek daarover.
Dank aan allen die dit mogelijk hebben gemaakt; de financiers: het ministerie van BZK, de provincie Gelderland, de vrienden stichting, de Karel Doormanstichting en het V-fonds; de makers van de films (ID-TV, m.n. Peter Blom en Lisa Wade) en degenen die erin optraden alsook en aan de medewerkers die de films mogelijk maakten; en Jan van Kooten die meedacht en ons bijstond bij de activiteiten.
Een jaar geleden, bij de opening van het lustrumjaar, zei ik dat herdenken niet primair gericht moet zijn op het levend houden van het verleden en tegenstellingen van toen, maar dienstbaar moet zijn aan de vragen en uitdagingen van nu. Dat betekent niet dat tegenstellingen en gruwelijkheden moeten worden weggedacht of gerelativeerd, maar we moeten het verleden samen onder ogen durven komen om de toekomst gezamenlijk tegemoet te kunnen treden: ook bij herdenken. In die lijn sprak ik evenals opperrabijn Jacobs vorig jaar op de Volkstrauertag in Ysselsteyn, terwijl Duitse ambassadeur de heer Nun, samen met de opperrabijn een krans legden tijdens de herdenking op 4 mei in Loenen. Vanuit diezelfde gedachte werd kort na het begin van de oorlog in Oekraïne op het Ereveld Loenen een bijeenkomst gehouden, waarin ook in het bijzonder werd stil gestaan bij de moeders, Oekraïense en Russische, van de mannen en jongens die in het oorlogsgeweld betrokken zijn.
Het verleden in dienst van het heden.
Het verleden in dienst van het heden; dat is ook een begin van het antwoord op de vraag naar de toekomst van het herdenken. Nu is herdenken vaak nog vooral gericht op het verleden, de periode 40-45. Dat is begrijpelijk, maar zo blijft men vastzitten in tegenstellingen, dilemma’s en vragen van toen. Die zijn steeds minder bruikbaar voor de praktijk en vragen van nu. De neiging om de jaren van oorlog en bezetting in zwart-wit te zien, versterkt dat. Wij zien die tijd in termen van goed en kwaad en wij de Nederlanders als slachtoffer, anderen als dader. Dat is misschien wel begrijpelijk; herdenken vergt emotionele betrokkenheid en die knoopt aan bij slachtoffers; collectief herdenken zal onvermijdelijk collectieve mythevorming voeden en versterken. Aan een grijs verleden valt weinig te herdenken. Maar de werkelijkheid van toen was anders; weinigen die toen leefden, zagen hun werkelijkheid in zwart-wit. En wij, de inwoners van Nederland nu, zijn nabestaanden van zowel slachtoffers als daders, en vooral ook van de overgrote meerderheid van de bevolking toen, die zich afzijdig hield en het onrecht liet begaan in de hoop zelf te kunnen overleven. Als wij ons dat beter beseffen, krijgt het verleden ook meer relevantie voor het heden. Vandaar de film waarmee deze bijeenkomst begon. Die hopen we vaker te kunnen gebruiken.
Het besef dat wij zowel tot de daders als tot de slachtoffers kunnen behoren, dat de werkelijkheid waarin men moet kiezen onduidelijk is en dat de alternatieven niet zwart-wit zijn, maakt verhalen en de keuzen van toen relevanter voor het heden. Niet door politiek en vragen van nu in het zwart-wit beeld van toen te gieten, en alles wat niet aanstaat als zwart te bestempelen. Maar door de complexiteit en de dilemma’s van toen te projecteren op vragen van nu. Het verleden herhaalt zich niet, maar heden en verleden rijmen vaak wel; dan moet men wel het rijm herkennen.
Dat besef en dat inzicht kan verhelderend zijn op tal van terreinen en maakt daarom het herdenken relevanter. Dat geldt in het bijzonder ook voor de functie van oorlogsgraven en oorlogsbegraafplaatsen; het bij voortduring wijzen op de kosten van oorlog en van het veronachtzamen van de voorwaarden voor vrede. Wij zijn vrede, recht en vrijheid inmiddels zo vanzelfsprekend gaan vinden, dat vaak uit het oog verloren wordt dat dit geen stabiele toestand is. Het is een vaak wankele verworvenheid die veel heeft gekost en die voortdurend onderhoud, zorg en waakzaamheid vergt.
Oorlog ontstaat niet opeens en overkomt ons niet; het is de zure vrucht van politieke ambities en frustraties, van ideologische verschillen over goed en kwaad, van onverschilligheid voor het leed of de gevoelens van anderen, en van verwaarlozing van onderlinge betrekkingen. Oorlogen ontstaan lang voor het tot gewapend geweld komt. Vrede is niet: afwezigheid van oorlog, maar: kunnen leven in een ordelijke samenleving waarin men zich veilig kan weten en zijn dagelijks bestaan kan leiden zonder voortdurende dreiging van geweld, gebrek of bestaansonzekerheid.
Men kan veel dingen weten over oorlog, maar één ding is belangrijk; het is makkelijker een oorlog te beginnen, dan te eindigen en het is nog oneindig veel moeilijker om na oorlog de vrede te herstellen. De vrede bewaren is dan ook wat het meest belangrijk is; en daar zijn wij steeds minder vaardig in. Ik wees er al op dat bij alle belangstelling voor het herdenken, de geest van geweld weer vaardig lijkt te worden.
Vrede bewaren, het lijkt zo eenvoudig en zo vanzelfsprekend, zeker in een land dat zo gewend is aan vrede en zo verwend daarmee, dat we verbaasd zijn dat er in onze omgeving nog oorlog mogelijk is. Maar vrede bewaren is meer dan erover praten; het vergt inzet, moed en geloof. Eleanor Roosevelt zei ooit: “It isn't enough to talk about peace. One must believe in it. And it isn't enough to believe in it. One must work at it.”. Veel en hard werk, en niet alleen van overheden; het vergt de inzet van ieder. Het vergt daarnaast moed omdat het vaak veel eenvoudiger is om zaken op hun beloop te laten, dan ze tegen te houden; makkelijker om je bij ruzie en onrecht afzijdig te houden, dan er tegenin te gaan; om met de heersende mening en vooroordelen mee te gaan, dan er tegenin te gaan. Vrede bewaren vergt bovendien geloof; geloof dat ook als resultaat lijkt uit te blijven, men zich onverminderd daarvoor blijft inzetten, omdat het om een goede zaak gaat en de inzet daarvoor zinvol is ongeacht de uitkomst.
Die reflectie hebben we in een tweede film vast willen leggen. Het is een poging om iets van de ware aard van oorlog vast te leggen, en wat dit voor mensen betekent. Op deze en op vele andere wijzen hopen wij de komende tijd het verleden dienstbaar te maken aan behoud van vrede, om zo het gemeenschappelijk herdenken ook naar de toekomst toe levend te houden.