Bijdrage
Boormeester Paul Kwak
Bijdrage geplaatst bij Paul Bernard Emil Kwak
Paul Kwak ging voor de BPM naar Indonesië. Hij vertrok uit Rotterdam met de Tabanan, een stoomschip van de Rotterdamsche Lloyd.Omdat er op de boorlocaties nog geen woningen waren, mochten de vrouwen nog niet mee. Zijn verloofde Mientje Peer was op dat tijdstip 19 jaar. Toen er uiteindelijk woningen waren en Mientje 21 jaar geworden was, mocht ze niet ongetrouwd het land uit. Daarom werd er getrouwd ‘met de handschoen’. Schoonvader J.G. Kwak trad daarbij op als de ‘handschoendrager’. Het huwelijk vond plaats op 30 mei 1928. Kort daarop vertrok Mientje naar Indonesië. Ze verbleef daar met haar man op drie verschillende plaatsen. Het gezin kreeg in de loop der jaren 3 kinderen: Willy, Paul en Theo.Begin 1940 zou het gezin Kwak weer met verlof naar Nederland gaan. Dat verlof werd echter uitgesteld om dochter Willy de gelegenheid te geven haar school af te ronden. Nadat de school was afgemaakt gaat het gezin nog een keer samen op vakantie. Het werd hun laatste gezamenlijke vakantie
Kort daarna brak de oorlog in Nederlands-Indië uit en was het nergens meer veilig. Na de aanslag van de Japanners op Pearl Harbor op 7 december 1941 veranderden de omstandigheden. Met name de oudere jongens werden bijvoorbeeld bij de Luchtbeschermingsdienst ingedeeld. Paul werd ingedeeld bij de ‘Landstorm’, een onderafdeling van de KNIL. Hij kwam terecht bij de genie en werd ingedeeld bij de vernielingsploegen. Deze waren opgericht om belangrijke objecten als elektrische installaties, olievelden en dergelijke te vernietigen. Die mochten namelijk niet in handen vallen van de vijand. Dat is dan ook werkelijk gebeurd.Echtgenote Mientje en de kinderen worden in 1942 naar Java geëvacueerd door de BPM. Dat gebeurde per vliegtuig via Batavia en daarna per trein naar Madioen en vervolgens met kleine bergpaardjes naar het hotelletje Huize Hansje in Sarangan. Uiteindelijk verdwenen ze van daaruit in een Jappenkamp waar ze de hele oorlog verbleven.Op 11 januari 1942 vielen de Japanners Indië binnen bij Tarakan , in het noordoosten van Borneo en bij Menado, de meest noordelijke stad op het eiland Celebes. Daarna kwam de grote aanval op Sumatra. Na enkele maanden, op 7 maart 1942, capituleerde het KNIL.Niet lang daarna werd Paul gearresteerd in zijn uniform van de Landstorm. Dit in tegen-stelling tot zijn vele collega’s die opgepakt werden in burgerkleding. Door zijn uniform werd Paul ineens een krijgsgevangene en als zodanig behandeld. Hij wordt gevangen gezet in de H.J. school, prins Hendrik Park te Tjimahi boven Bandoeng. Hij schrijft daarover met Mientje. Uit de kaarten en het postblad (een klein gevouwen briefje van ongeveer 12,5 x 9 cm) die bewaard zijn gebleven blijkt wel dat de situatie niet slecht is. De krijgsgevangen mogen per zes dagen ongeveer drie uur de stad in en hebben heel behoorlijk te eten. Dat verandert al snel. Een oud-collega schrijft dat Paul op 16 januari 1943 met een groep van 500 Nederlanders en 500 Engelsen en Australiërs vanuit het Centraal Burger Ziekenhuis (CBZ) te Batavia op transport is gezet naar Singapore.Deze transporten gingen per zogenaamde ‘helships’. Ze werden zo genoemd vanwege de grote gevaren aan boord. De schepen werden zonder pardon getorpedeerd door de geallieerden, omdat het niet zichtbaar was dat er krijgsgevangenen aan boord waren. Ook waren de omstandigheden bijzonder slecht. Het ontbrak de gevangenen aan voedsel, schoon water en er was nauwelijks ruimte om te bewegen. Infectieziekten hadden vrij spel. Paul heeft ongeveer twee maanden in Singapore vast gezeten.Vervolgens zijn de krijgsgevangenen op transport gezet naar Siam (het huidige Thailand). Dat gebeurde in volgepropte treinwagons waar normaliter rijst in werd vervoerd: de gevangenen konden alleen maar, hurkend, boven op hun bagage zitten. En dat gedurende 5 dagen en nachten lang. Na aankomst volgde er een 4 uur durende inspectie van de aanwezige bagage om te kijken of er ook wapens of radio’s waren meegesmokkeld.Dat was nog niet het einde van de beproeving. De hele groep werd weer op mars gezet voor een voettocht door de jungle die maar liefst 7 dagen duurde. De verplaatsingen gebeurden hoofdzakelijk ’s nachts en uit een brief van collega Prins blijkt dat deze mars voor Paul bijna onoverkomelijke problemen met zich meebracht. Zijn conditie was slecht en herhaaldelijk namen medegevangenen zijn bagage over.Ook het slapen op de kale grond was een kwelling voor Paul en hij drinkt te veel water. De laatste nacht bleef hij zelfs met verschillende mensen achter in het oerwoud omdat hij niet meer verder kon. Volgens Prins leed hij vermoedelijk aan dysenterie (een afgang van bloed en slijm) en medicijnen waren er niet. De voeding was ook miserabel. Er was alleen ‘tadjin’ een aftreksel van rijst en sterke thee voorhanden als een soort looistof voor de darmen.Paul heeft ongeveer 5 dagen geleden aan deze ziekte en overlijdt op 9 mei 1943 op 43-jarige leeftijd als zevende Hollander van het transport in het kamp Tarsao, meer door een totale uitputting dan door dysenterie.In eerste instantie wordt hij in Tarsao begraven. Na de oorlog wordt zijn lichaam bijgezet op het Kanchanaburi War Cemetry / vak 5, rij E, No. 4.Zijn vrouw en kinderen vertrekken na het einde van de oorlog terug naar Nederland.
Bron:Willy Kokkeler-Kwak en Gerhard Kwak familiegenealoog