Na de lagere school gaat Theo werken als varensgezel bij zijn vader die schipper is en in de regio op en neer vaart naar Leiden. Op zijn 18e gaat hij als postulant naar het klooster van de SVD in Uden. Van daar uit gaat hij verder naar het Missiehuis in Teteringen. In 1920 legt hij zijn 1e geloften af. Op 7-11-1922 volgt zijn benoeming voor Nieuw Guinea als kapitein van een nog te bouwen missieboot. Hij gaat daarom naar de Zeevaartschool in Den Helder. Op 19-12-1925 vertrekt hij naar Papua Nieuw-Guinea naar Alexishafen. Hij vaart vanaf daar naar afgelegen missieposten met zijn boot de "Stella Maris" Met de komst van de Japanners in december 1942 wordt hij geinterneerd. Eind 1943 wordt hij naar het eiland Manas overgebracht. Daar zitten dan 130 paters, broeders en zusters bij elkaar. Bij de nadering van de geallieerden werden de krijgsgevangenen geevacueerd met het Japanse schip de Yorishime Maru. De Europeanen verbasterden de moeilijke naam tot Dorish Maru. Dit schip werd op 6-2-1944 beschoten door Amerikaanse vliegtuigen. De op het dek liggende gevangenen waren een schietschijf en een enorm bloedbad volgde. Ook broeder Jacobus wordt dodelijk getroffen. De in totaal 59 doden werden in Kairiru aan land gebracht en er waren ook nog 40 gewonden. In het boek staat een uitgebreider verslag. Sluiten