Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Over Jager Petrus Cornelis Antonius Bergenhenegouwen.
Geplaatst door Jurriaan Wouters op 22 februari 2019
De gehele zuidelijke luchtlandingsoperatie – die de essentiële bruggen in Duitse handen moest spelen – zou niet kunnen worden uitgevoerd én afgerond door parachutisten alleen. Die zouden slechts voor de werkelijke overval zorgen en op één na alle doelen moeten veroveren. Daarna zouden luchtlandingstroepen zorgen voor de uitbouw en consolidatie van de veroverde strategische bruggenhoofden. Hiertoe moest een geschikt aanvoerpunt worden geselecteerd. Toen was vastgesteld dat Nederland weliswaar zo vlak als een biljartlaken was, maar de sterk verdichte irrigatiestromen [boezems, afwateringen, sloten, etc.] tussen de velden en weilanden het gebruik van dat vlakke land voor luchtlandingen verhinderden, werd gekozen voor het innemen van het vliegveld Waalhaven. Dit vliegveld zou het logistieke kloppende hart worden van de gehele operatie en daarom was de inname ervan imperatief voor het welslagen van de gehele operatie. Omdat Waalhaven zo belangrijk was, werd een vrijwel volledig bataljon parachutisten ingedeeld om het vliegveld in te nemen en de verdediging en luchtafweer ‘rasch nieder zu kämpfen’, waarna heel snel erop volgend de eerste golf luchtlandingstroepen zou landen.
Een tweede overval zou plaatsvinden op de Maasbruggen. In het centrum van de Nieuwe Maas lag een aanzienlijk eiland, het Noordereiland. Net als het Ile de la Cité in Parijs, lag het eiland min of meer in het hart van de stad als symbolisch centraal punt, feitelijk niet behorend tot noord of zuid Rotterdam. Het eiland werd verbonden door vier bruggen. Aan de zuidzijde over de Koningshaven de Koninginnebrug en een spoorbrug en aan de noordzijde de Willemsbrug en eveneens een spoorbrug. De beide verkeersbruggen waren voor de Duitsers van groot belang. Zij vormden in die tijd vanuit het zuiden de enige bestaande vaste verbindingen met Vesting Holland in het gehele westen van het land.
De overval op het centrum van Rotterdam was een hoofdbreker voor de Duitsers geweest. Allerlei scenario’s waren de revue gepasseerd, maar niets leek passend. Voor een conventionele luchtlanding met Junkers of gliders was zoals gezegd buiten Waalhaven geen landingsgebied te vinden in deze stedelijke omgeving. Parachutisten konden slechts op enige afstand en in een beperkt aantal landen. Uiteindelijk kwam de Luftwaffe met een geïmproviseerde oplossing. Er zou een verband luchtlandingstroepen worden ingevlogen met speciaal aangepaste watervliegtuigen die aan weerszijde van de Willemsbrug en Koninginnebrug op de Nieuwe Maas zouden landen. Omdat inlichtingen over de locatie hadden aangetoond dat er geen teken was dat de bruggen militaire bewaking hadden, werd de slagingskans hoog geacht. Een peloton parachutisten zou bij het Feyenoordstadion worden geparachuteerd en die dienden direct richting Noordereiland te trekken voor de eerste versterking.
De luchtlandingen door parachutisten en de (kleine) compagnie van IR.16 bij de Maasbruggen, zou om 0500 uur beginnen. Vooraf zou de verdediging rondom het vliegveld worden aangepakt door bommenwerpers en jachtvliegtuigen. Doel was Waalhaven precies op X-Zeit [0355 uur NL tijd] aan te vallen vanuit het zuidwesten. Daarbij wilde men de jachtvliegtuigen op het vliegveld uitschakelen, de luchtafweer tot zwijgen brengen alsmede de ‘command and control’ centra van de verdediging vernietigen. De bombardementen [door II./KG4] zouden worden uitgevoerd op lage hoogte, van west naar oost. Daarom zouden deze bommenwerpers noordelijk langs de Waddenzee aanvliegen, en daarna zuidwestelijk afdalen langs de kust naar de Nieuwe Waterweg en als zodanig landinwaarts vanuit het westen de doelen aanvliegen. De bombardementen zouden telkens in golven worden uitgevoerd tot aan de landing van de eerste parachutisten. Daarbij diende het landingsterrein te worden ontzien.
Kort op de parachutistenlanding zou het 3e bataljon van IR.16 worden ingevlogen. Dat diende de eerste eenheden naar Rotterdam te sturen ter versterking van de kleine overvalgroep aldaar. De staf van het 7.Fliegerkorps zou ook nog voor 0600 uur moeten landen.
De eerste golf aanvallers zou bestaan uit ruim twee pelotons van een compagnie [11./IR16] luchtlandingstroepen van 22 (LL).ID die bij de Maasbruggen zouden landen en een bataljon parachutisten [III./FJR1] die op een peloton na [versterkte III.Zug van 11./FJR1] allen bij Waalhaven zouden landen. Dat 3e peloton zou bij de parkeerplaats van het Feyenoord stadion landen om direct richting bruggen te trekken. Hierna zouden eerst een stoottroep van twee pelotons van 9./IR16 landen met een peloton pioniers, en kort daarop zouden de overige delen van IR.16 landen; de rest van III./IR.16 als eerste. De kort na de stoottroep landende hoofdmacht van III./IR.16 had bovendien een PAK in haar midden als vooruitgestuurde eenheid van de PVK van 7.FD. In de tweede golf stonden drie compagnieën van II./FJR2 plus bataljonsstaf op de rol. Voorts zouden de divisie eenheden en staf van 7.FD worden afgezet, evenals enkele regimentsonderdelen van Fallschirmjägerregiment 1. Van 22 (LL).ID zouden bovendien (de resterende delen van) 1./Pi22, 2./Pi22, 1./PzAbw22 en 4./AR22 landen.
Aan licht geschut stond er meer op de planning. Naast de beide 14e compagnieën van zowel IR.16 als FJR1 zou de Panzerabwehr [Versuchs] Kompanie 2 van 7.FD onder Hauptmann Hermann Götzel ingevlogen worden. In totaal betekende dit niet minder dan 36 PAK35/36 antitank vuurmonden. Gezien het feit dat artillerie en mortieren in schaarse mate aanwezig waren, zeer belangrijk vuursteun voor de parachutisten en luchtlandingstroepen. Opgemerkt zij dat uiteindelijk slechts een zeer beperkt deel zou landen omdat de plannen onderweg zouden worden aangepast.Bijzonder belangrijk waren de verbindingen. De Luftnachrichtenkompanie 7 onder Hauptmann Schleicher had de beschikking over zowel kortegolf zend- en ontvangapparatuur alsmede over enkele zend- en ontvangstinstallaties die in twee Ju-52’s waren ingericht. Daarmee kon over lange afstand worden gecommuniceerd, waarbij de langste afstand vliegend kon worden bereikt. Aan boord van een van deze twee toestellen zou Generalleutnant Kurt Student worden vervoerd, zodat hij tijdens het aanvliegen de eerste ‘Lageberichten’ van de al behaalde resultaten vast zou kunnen vernemen. Het was voorts de bedoeling dat ieder theater na landing van de verbindingsafdeling een verbindingsgroep zou ontvangen. De compagnie bestond uit een peloton uitgerust met de lange golfzenders [Fernsprechzug], dat voor de lange afstand en grond-lucht verbindingen verantwoordelijk was, een radio peloton [Funkzug], een parachutistenverbindingspeloton [Fallschirmjäger Nachrichten Zug] dat over vijf vliegtuigen verdeeld was met haar apparatuur en dat verbindingen vanuit de divisie met de bataljons diende te verzorgen en als laatste de Luftlande Nachrichten Zug die vooral bedoeld was voor verbindingen met de Luchtlandingstroepen, zowel in de zuidelijke als noordelijke operatiegebieden. Bovendien zou deze eenheid de verbindingsteams leveren voor de Sanitätskompanie 7 als ook de Transportkompanie 7.
Er stond nog veel meer op de rol om te landen. De divisiestaf van Kurt Student, met een Kradmeldezug [motorordonnansen], een stafkaartenbureau [Kartestelle], stafofficieren en een stafpeloton met beveiligingsgroep. Bovendien kreeg Student de beschikking over een Fliegerkorps Aufklärungsstaffel dat vier Do-17M en vier Henschel 126-B toestellen naar Waalhaven zou overbrengen. Een transportgroep [Transportkompanie 7] met speciale sterke motoren met aanhangers onder leiding van Hauptmann Rosloff. Bovendien had men diverse chauffeurs bij zich die met gebruikmaking van ‘universele sleutels’ gevorderde vrachtwagens en auto’s konden gebruiken.
Een peloton motorrijders infanteristen [Kradschützenzug 7] onder Leutnant Geyer, en een deel van de Geneeskundige compagnie [Sanitäts Kompanie 7], waarvan het grootste deel overigens boven het Eiland van Dordrecht zou worden afgezet. Tenslotte een lichte luchtafweereenheid [Flak Batterie 106] met zes stukken 2 cm en vermoedelijk vier of zes FlaMg. Deze eenheid had daarbij een aantal manschappen extra ingedeeld, dat was geoefend op gebruik van 2 cm Scotti mitrailleurs die de Nederlanders in gebruik hadden [dit gegeven is overigens arbitrair; bronnen spreken elkaar tegen of ook voor de 2 cm kanonnen getrainde manschappen aanwezig waren].
Het vliegpark Waalhaven [commandant reserve majoor-waarnemer J.C.M. Simon Thomas], dat ook als burgervliegveld in gebruik was geweest, was een groot veld. Desondanks was er slechts één Jachtvliegtuig Afdeling gestationeerd [3e JaVA, onder kapitein-vlieger-waarnemer H.J. Scholtmeijer], dat met G-1 Mercury jachtkruisers was uitgerust. Daarvan waren er elf beschikbaar en hiervan tien werkelijk vlieggereed. Andere gevechtsvliegtuigen waren er niet op het vliegveld. Wel stonden er enkele nog niet gevechtsgerede G-1 Wasp’s buiten het veld opgesteld. Een deel langs de noordoostzijde van het havenbeken, en een deel langs de betonweg naar Pernis. Naast het vliegend personeel was er een contingent van 30 man luchtvaartpersoneel aanwezig. Om spionage te voorkomen had men een 2 meter hoge schutting aan de noord, oost en zuidoost zijde aangebracht.
Het vliegveld had voorts een luchtverdediging van aanzienlijke omvang. Twee batterijen [4e Bt Lua en 77e Bt LuA] met in totaal zeven stukken 7.5 tl [drie maal Vickers, vier maal Skoda] en drie peloton luchtdoelmitrailleurs [49e – 51e Peloton Luchtdoelmitrailleurs] met in totaal 12 mitrailleurs Spandau M.25 en vier Scotti 20 mm snelvuurkanonnen. De luchtafweer viel onder de commandant Luchtverdedigingskring Rotterdam – Den Haag. De 4e Bt LuA [reserve 1e luitenant G.J. Backer] stond opgesteld bij Smitshoek, op circa 2,5 km zuidoostelijk van het veld. De 77e Bt LuA [reserve 1e luitenant J.H. Hasewinkel] was op pier no. 7 [tweede pier aan de westzijde] in de Waalhaven geplaatst, noordwestelijk van het vliegveld. 49.PelLuMi stond langs het spoor bij de zuidwest hoek van het veld, terwijl 50.PelLuMi en 51.PelLuMi respectievelijk ten noordwesten en noordoosten naast het vliegveld stonden. De drie pelotons waren onderdeel van 13.CieLuMi dat onder bevel stond van reserve kapitein H.O. van Rijswijk, die echter te Pernis zijn hoofdkwartier had. Vier zoeklichten van IIIe ZlAfd.tl stonden rond het veld opgesteld. Twee aan weerszijde van de centrale as in de haven, en twee aan weerszijde van het werkelijke vliegveld.
De 2e Compagnie [reserve kapitein H.P.L. Lohbeck] lag langs de noord- en oostzijde met twee secties aan beide zijden. Zij hadden als primaire taak het landingsterrein met de wapens te bestrijken. De MC [reserve kapitein J. van der Wal] had een zware mitrailleur bij de noordelijke secties van 2-III.RJ gedetacheerd. Vier zware mitrailleurs stonden langs de oostzijde opgesteld en zeven mitrailleurs langs de zuidelijke zijde. Deze opstelling impliceert duidelijk dat men vuur op korte afstand diende te richten, daar men anders in ‘elkaars vuur’ zou geraken.De 1e Compagnie [reserve 1e luitenant P.A. Dijkema] lag met drie secties aan de noordzijde van het vliegveld, en dus buiten de 2 meter hoge schutting die om het veld was aangelegd. Twee secties waren front west gericht, richting haven en Hey en de overgebleven sectie front oost ter beveiliging richting gebouwen. De vierde sectie was gedetacheerd bij de basisreserve.
De 3e Compagnie [kapitein J.W. Heemskerk] lag aan de noordoostzijde van Waalhaven langs de weg. Drie secties waren aangewezen de weg naar Rotterdam buitenwaarts te beveiligen tegen benadering vanuit Rotterdam. De vierde sectie was aan de basisreserve afgestaan.
De basisreserve, geformeerd door de twee voornoemde secties, was bij de cp van de bataljonscommandant gelegerd, en in de gebouwen van de basis ondergebracht. Die CP bevond zich vlakbij de Korperweg aan de oostzijde van het vliegveld, naast de hoofdingang. De reserve eenheid vormde een stoottroep tegen parachutistenlandingen, analoog aan de instructies die de luitenant-generaal Best aan de vliegbasisbeveiligingen in het land had gegeven.
Twee pantserwagens [van de 1e Sectie van I Verkenningsgroep] van het type Cardon-Lloyd – zogenaamde Universal Carriers bewapend met een Vickers M.18 ['Luipaard' en 'Poema'] – waren aan de verdediging toegevoegd. Een wagen stond vlakbij de hoofdingang, de ander bij de CP van de bataljonscommandant. Ze stonden onder bevel van reserve 1e luitenant F. des Tombe, maar de wagen bij de CP van de BC werd direct door de BC aangestuurd. De sectie was gedetacheerd vanuit 3.RH waar het bij was ingedeeld. De zelfstandige secties paw waren bedoeld om door vier M.39 DAF paw te worden gevuld als die organiek gereed zouden komen, hetgeen voor de zomer 1940 voorzien was.
De BC – beroepsmilitair majoor de Vos – had een commandopost met een schuilplaats en loopgraaf, beiden opgetrokken uit grond en zandzakken. Bij hem huisde ook de commandant van de MC, die plaatsvervangend bataljonscommandant was.
SluitenGeplaatst door Stichting WO2 Sporen JvZ op 15 november 2014
Moeder : Geertruida Johanna Scholtes
Peter Bergenhenegouwen was in de meidagen gemobiliseerd en diende als dienstplichtig soldaat bij het 3e regiment Jagers in de buurt van het vliegveld Waalhaven bij Rotterdam. Op en rond Waalhaven – inclusief de buitenzijde van Charlois – kwamen in de ochtend en vroege middag van 10 mei 1940 in totaal 54 Nederlandse militairen om het leven. Er sneuvelden dertig man van het 3e Regiment Jagers. Van de luchtafweer vielen vijf man. Dertien man van de ML, inclusief de vliegbasis-commandant, G-1 piloot van der Jagt en luchtschutter Venema. Drie man van het vrijwilligers korps Luchtwachtdienst en drie man van vreemde onderdelen (vermoedelijk gedetacheerden). Het aantal burgerslachtoffers is niet bekend. Slechts de dood van een vrouw in een der huizen in Smitshoek is bekend, maar vrijwel zeker vielen er meer doden onder burgers.
Peter Bergenhenegouwen heeft zijn laatste rustplaats op het militair Ereveld Grebbeberg (zie graffoto, rij 6A-graf 26).
SluitenGeplaatst door Stichting WO2 Sporen JvZ op 31 januari 2014
Petrus Cornelis Antonius Bergenhenegouwen staat ook op monument te:
- Rhenen, Militair Ereveld Grebbeberg
- Schaarsbergen, 'Monument voor Grenadiers en Jagers'
- Rotterdam, 'Militairen Mei 1940'