Abraham Florus de Muijnck
1912-1944
Oorlogsslachtoffer
Is 32 jaar geworden
Geboren op 26-04-1912 in Wissenkerke
Overleden op 26-12-1944 in Neuengamme
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Verhaal door J.A. de Muijnck
Geplaatst door Digitaal Monument Neuengamme op 27 maart 2018
EEN JONG LEVEN VERNIETIGD IN CONCENTRATIEKAMP NEUENGAMME
Op 26 april 1912 werd mijn vader Abraham (Bram) Florus de Muijnck geboren te Kamperland. Hij was een zoon van Jacob Christiaan de Muijnck en Elisabeth de Wolf.
Na de lagere school koos Bram voor het vak metselaar en volgde hiermee het voetspoor van zijn vader Jacob en grootvader Abraham de Muijnck. Hij ging werken bij bouwbedrijf Van Hee, dat gevestigd was in het dorp Kamperland. Ook zijn vader en grootvader werkten daar als metselaar. In zijn vrije tijd was Bram als secretaris actief in het plaatselijke verenigingsleven van de Gereformeerde Kerk. Ook hield hij daarin spreekbeurten over diverse onderwerpen. Hij hield van muziek en wilde graag orgel leren spelen. Hij nam les en kocht een harmonium (traporgel) om thuis het orgelspel te kunnen oefenen. Toen hij het orgelspel voldoende geleerd had, bood hij zich aan om orgelles te geven. Ook volgde hij een studie voor koordirigent en slaagde hiervoor op 5 maart 1936. Hij ontwikkelde zich nog verder in de muziek en volgde een cursus voor koordirigent in Goes. Op 5 maart 1936 deed hij hiervoor examen in Den Haag en behaalde het diploma koordirigent.
Hij had nog een andere hobby: het maken van foto’s waarvoor hij een Kodak box camera kocht. De gemaakte foto’s ontwikkelde hij zelf en drukte deze ook af. Daarnaast volgde hij een schriftelijke cursus voor journalist aan de Arnhemse School voor Schriftelijk Onderwijs. Op 9 juli 1937 behaalde hij hiervoor het diploma met het hoge waarderingscijfer 9. Met dit diploma was hij van 1940 tot september 1943 plaatselijk correspondent voor de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC). Voor deze krant schreef hij verslagen over openbare bijeenkomsten van plaatselijke verenigingen en andere belangrijke zaken die op zijn dorp plaatsvonden.
Via het verenigingsleven ontmoette hij Pieternella (Pie) Margartha de Nooijer. Op 17 augustus 1938 trouwde hij met haar. Zij gingen wonen aan de Molenweg B248c te Kamperland. Deze woning was voor hen gebouwd door zijn werkgever bouwbedrijf Van Hee. Zij kregen twee kinderen. Op 30 juni 1939 werd Jacob Christiaan geboren. Hij is overleden op 9 augustus 2006. En op 6 januari 1943 werd Jan Adriaan (samensteller van dit overzicht) geboren. Tot april 1944 was hij als metselaar/timmerman werkzaam bij het bouwbedrijf Van Hee. Op 12 april 1944 las hij in dagblad ‘De Zeeuw’ een oproep voor sollicitanten naar de functie van ‘Kassier Waardemateriaal’ bij de gemeente Wissenkerke (nu gemeente Noord-Beveland). Omdat hij zich wilde verbeteren, solliciteerde hij naar deze functie. En met succes. Op 25 april 1944 begon hij op het distributiekantoor te Geersdijk met zijn werkzaamheden als distributie-ambtenaar.
Uit verschillende documenten blijkt dat mijn vader betrokken was bij het verzet. Zijn naam staat ook vermeld als verzetsdeelnemer in de Erelijst der Gevallenen 1940-1945. Als journalist kende hij het stenoschrift en kon hij goed typen. In zijn nieuwe functie had hij de mogelijkheden om berichten die hij via Radio Oranje opving, uit te typen en op een stencilmachine te kunnen kopiëren voor verdere verspreiding. Deze berichten gaf hij zowel mondeling als schriftelijk door aan het personeel van het distributiekantoor, personeel van zijn vorige werkgever Van Hee en onder familieleden en bekenden. Ook had hij de mogelijkheid om distributiebonnen en stamkaarten te verzamelen voor onderduikers. Op Noord-Beveland zaten medio 1944 ongeveer zestig personen ondergedoken.
Bij bouwbedrijf Van Hee had vader een collega van wie zijn vrouw en dochter werkzaam waren op het kantoor van de Duitse Sicherheitspolizei (SiPo) op Kamperland. Zij zorgden daar voor de huishouding en voor de dagelijkse maaltijden van het SiPo-personeel. Beiden hadden vergaande contacten met het personeel van dit kantoor. Het personeel van het distributiekantoor was voor het overgrote deel Duitsgezind. Na de oorlog onderging het personeel van de Gemeente Wissenkerke waaronder het distributiepersoneel dan ook een grondige zuivering.
Op zaterdagmorgen 22 juli 1944 zag ooggetuige Cees Versluis (12 jaar) het volgende:
“Ik woonde in de Noordstraat naast de familie Nooijer, de schoonfamilie van Bram de Muijnck. Hij was daar in de schuur bezig. Op een gegeven moment komt mijn moeder de keukendeur uit en roept door de heg dat er drie Duitsers voor zijn huis in de Molenweg staan. Ze waarschuwt Bram om niet naar huis te gaan. Hij loopt aarzelend de poort door naar de weg en blijft om de hoek van ons huis enkele minuten staan. Daarna loopt hij zonder dralen toch naar zijn huis aan de Molenweg. Even later wordt hij onder begeleiding meegenomen in de richting van de Achterweg. Achteraf kregen wij te horen dat hij zijn radio niet had ingeleverd en naar de Engelse zender luisterde, zoals dat toen heette. Maar dat waren er meer! Ik wist het bijvoorbeeld zeker van de tegenover ons wonende smid Willem Leenpoel en van mijn oom Piet Versluis. Later hoorden we van zijn vrouw dat hij naar Amersfoort was getransporteerd.” Vermoedelijk is mijn vader naar huis gegaan om zijn verantwoordelijkheid te nemen. In zijn aanwezigheid werd de woning grondig doorzocht.
Het doorzoeken van de woning werd gedaan door twee personen van de SiPo, daarbij vonden zij de radio. Na het vinden van de radio werd de woning nogmaals nauwgezet doorzocht. Of deze zoektocht nog iets heeft opgeleverd, wat kon onderbouwen waarvan vader nog meer verdacht werd, is niet bekend. In een document van het Rode Kruis, waarin moeder om inlichtingen vraagt, schrijft zij; "dat vader verdacht werd van het in bezit zijn van een geheime zender". Met de huiszoeking naar deze geheime zender hebben ze een radio in zijn woning gevonden. Het is mogelijk dat hij bezig was om een zender te bouwen. Ook kan het zijn dat zij naar distributiebescheiden zochten. Mogelijk vond de huiszoeking plaats na verraad uit de kring van zijn collega’s. Mijn vader werd hij op 22 juli 1944 gearresteerd en meegenomen voor verhoor. De arrestatie van vader verliep bij wijze van uitzondering zonder geweld.
Omstreeks 1950 zag ik in de welput achter onze woning radiolampen drijven. Mij werd toen verteld dat deze radiolampen, in de oorlog in een verzwaard jute zakje, in de welput waren gegooid. Dit was gedaan om te voorkomen dat Duitse soldaten de radiolampen zouden vinden. Waarschijnlijk lag er materiaal voor het samenstellen van een zender in het schuurtje bij zijn schoonouders.
Eerst werd vader verhoord in het kantoor van de SiPo, dat gevestigd was in een woning aan de A. van Heestraat 28 te Kamperland. Daarna werd hij overgebracht naar de plaatselijke lagere school, de “School met de Bijbel”, waar hij in het achterste lokaal gevangen werd gezet. Hij had daar ruim de mogelijkheid om via een raam te kunnen ontsnappen. Ook de hoofdonderwijzer van de school, hij had nog sleutels van het schoolgebouw, bood aan om de deur voor hem te openen zodat hij kon ontsnappen. Beiden zouden dan kunnen onderduiken. Hiervan maakte vader echter geen gebruik, om represailles op zijn familie of andere dorpsgenoten te voorkomen. Op 24 juli 1944 werd vader overgebracht naar het Huis van Bewaring aan de Kousteensedijk te Middelburg. Daar werd hij om 11.30 uur onder nummer 369 in het gevangenisregister ingeschreven.
Op zoek naar informatie over vader plaatste moeder advertenties in dagbladen. Hierop reageerden medegevangenen van vader met brieven. Hierin schreven zij, dat hij werd gevangen gezet op zaal 11 in het Huis van Bewaring te Middelburg. Hij had hun verteld ruimschoots de mogelijkheid heeft gehad om uit de school te vluchten, waar hij een weekeind gevangen had gezeten. Ook had hij verteld als een rots in de branding te staan, vast in het geloof waarin hij zijn opvoeding had genoten. Hij had gezegd geen vrees te hebben dat hij een misdrijf gepleegd had en in zijn lot berustte. Wel zou hij graag afrekenen met diegene die hem verraden had. De tijd die ze daar met elkaar samen geweest waren vertelde hij ook over zijn dierbare vrouw en lieve kinderen en leefde hij in het volste vertrouwen hen spoedig weer te zien.
Een andere schreef; dat hij op de avond van 30 juli 1944 om 20.00 uur bij de boekhouder gebracht werd om daar zijn afgenomen spullen weer in ontvangst te nemen. Daar werd hem meegedeeld dat hij de volgende dag “wegging”. Vader dacht dat hij naar huis mocht, maar bij het naar bed gaan kreeg hij de waarschuwing; “Morgenochtend vroeg opstaan voor vertrek met de eerste trein naar onbekende bestemming”. Dit moet een bittere teleurstelling voor hem geweest zijn.
Op maandag 31 juli 1944 ’s morgens om 06.00 uur werd vader, onder geleide van de heer J. Meijer rechercheur van politie te Middelburg, met de trein overgebracht naar Kamp Amersfoort. Met dit transport werd ook Jan de Visser uit Vrouwenpolder meegenomen. Hij was ook gearresteerd in verband met verzetsactiviteiten en ook bij hem werd een radio gevonden bij huiszoeking. De Visser werd op 25 juli 1944 gevangen gezet in het Huis van Bewaring waar ook vader gevangen zat. Het bijzondere van dit transport was dat de vrouw van Jan de Visser, Marie Wondergem, hen mocht vergezellen tot aan Rilland-Bath. Daar aangekomen gaf de heer Meijer het advies om hun persoonlijke spullen aan haar mee terug te geven. Waarschijnlijk moesten die ingeleverd worden en zouden dan verloren kunnen gaan. Bij Rilland-Bath nam zij afscheid van haar man en mijn vader.
De vrouw van Jan de Visser nam de trouwring, horloge, vulpen etc. van vader mee terug en bracht deze bescheiden naar moeder. Tot de dood hen scheidde, bleven ze met elkaar in contact en noemden wij haar tante Marie. Het lot van hun mannen bleef met elkaar verbonden. In Kamp Amersfoort werd vader ingeschreven onder nummer 3970 en Jan de Visser onder nummer 3971. Vanuit Amersfoort werden de kleren van vader teruggestuurd naar zijn woonadres. In zijn zakken was kantinegeld uit kamp Amersfoort achtergebleven. Wij hebben dat altijd bewaard.
Volgens brieven van medegevangenen uit kamp Amersfoort, die moeder na haar oproep ontving, kon vader zich in Kamp Amersfoort goed aanpassen en zou hij bij zijn vertrek uit Amersfoort nog goed gezond geweest zijn. In het kamp was hij aangesteld als ‘Nachtwacht’. De juiste omschrijving van Nachtwacht heb ik nog niet kunnen achterhalen. Vermoedelijk heeft hij daar voedsel kunnen vinden om zijn lichaam op krachten te kunnen houden. Op 11-10-1944 werd vader gedeporteerd naar concentratiekamp Neuengamme in Duitsland, met nog ruim 1400 anderen, waaronder ook Jan de Visser en de groep Puttenaren. De groep gevangenen ging lopend op weg naar het station, op het Vondelplein in Amersfoort. Daar is nog een foto van de groep gemaakt. De kleine man met pet tweede van links in de rij achter de soldaten is mijn vader Bram de Muijnck.
Na een reis die drie dagen duurde kwam de groep op 14 oktober 1944 aan in het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg. Mijn vader werd daar ingeschreven onder nummer 56109. Veel van de gevangenen werden overgeplaatst naar een van de ruim 80 buitenkampen van Neuengamme, waaronder Husum, Ladelund, Wöbbelin etc. Ook mijn vader is toen tewerkgesteld. Waar precies is in de nog aanwezige documenten niet te achterhalen. Zieken werden uiteindelijk teruggebracht naar het hoofdkamp Neuengamme. Volgens het dodenboek overleed mijn vader daar op 26 december 1944 om 2 uur ‘s nachts in de ziekenbarak. Als oorzaak van overlijden werd ‘enterocolitis’ aangegeven, een vorm van darmontsteking. De gegevens van zijn overlijden en doodsoorzaak zijn onbetrouwbaar. Hoewel de omstandigheden in het kamp onmenselijk waren, zal hij waarschijnlijk in een bed zijn overleden, omringd door de zorg van medegevangenen. Zijn lichaam werd gecremeerd. Een dag na vader overleed ook Jan de Visser in de ziekenbarak.
Over de arrestatie en het overlijden van mijn vader werd door moeder en overige familie weinig verteld. Wat ik van hen hoorde was: ‘Je vader had zijn radio niet ingeleverd en deze is bij huiszoeking gevonden. Daarvoor is hij gearresteerd. Door zijn slechte gezondheid en omdat hij hard moest werken in het concentratiekamp is hij overleden’. Zelfs de datum van zijn overlijden was mij niet bekend.
In 2002 kon ik vervroegd stoppen met mijn werk. Nu ik vrije tijd had ben ik op zoek gegaan naar meer informatie over mijn vader. Daarvoor heb ik me ook aangesloten bij de Stichting Vriendenkring Neuengamme. In 2006 heb ik voor het eerst, met een herdenkingsreis van deze Stichting, de Gedenkstätte KZ-Neuengamme bezocht. Tijdens dit bezoek kreeg ik van de archivaris informatie over mijn vader die tot dan voor mij nog volkomen onbekend was. Op mijn verzoek heb ik ook uitgebreide informatie ontvangen uit de archieven van het Rode Kruis, Stichting 1940-1945, Archief Eemland en de ITS in Bad Arolsen. Met deze informatie heb ik een vrij goed beeld gekregen hoe het leven van mijn vader die laatste maanden is verlopen. In bovenstaand verhaal heb ik dat vastgelegd.
Op 1 november 2014 −70 jaar na de bevrijding van Kamperland− is een monument onthuld voor de elf burgerslachtoffers WOII van Kamperland. Na 70 jaar is de naam van mijn vader weer zichtbaar terug op Kamperland. De tekst op de gedenkplaat met de namen van slachtoffers is: “Opdat wij niet vergeten”.
SluitenGeplaatst door Jan de Muijnck op 06 september 2016