Johannes Berlijn
1892-1944
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Op 2 november 1927 trouwde hij met Geertruida Schuring (geboren 18.04.1888 te Groningen), het echtpaar gaat wonen in de Tidorestraat 26K te Amsterdam. Uit het huwelijk worden twee jongens geboren, Johan in 1929 en Albert in 1931. Jan Berlijn was vermoedelijk voor 1940 al lid van de communistische partij Nederland en was goed op de hoogte van de repressie die in Duitsland tegen de communisten werd gevoerd.Na de Duitse bezetting in mei 1940 sluit Jan Berlijn zich aan bij het communistisch verzet in Amsterdam. Hij zorgt voor de verspreiding van de illegale krant “De Waarheid”. De Duitsers treden zeer hard op tegen de communistische groepen en kort na de bezetting worden dan ook de eerste Nederlandse communisten opgepakt en opgesloten in het kamp Schoorl. Op 2 december 1942 wordt Jan om 4.00 uur in de morgen van zijn bed gelicht door de Grüne Polizei en voor verhoor overgebracht naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans te Amsterdam. Na de nodige verhoren, onbekend is of daardoor ook andere communistische verzetsmensen zijn gearresteerd, wordt hij op 31 maart 1943 op transport gesteld naar het concentratiekamp Vught. De Duitsers gebruiken de naam “Konzentrationslager Herzogenbusch”. Het kamp valt direct onder de Schutzstaffel (SS). Het is het enige concentratiekamp in Nederland wat onder de directe verantwoordelijkheid valt van het SS-Wirtschafs- und Verwaltungshauptamt (WVHA), Unter den Eichen 135 Berlin.
Op 29 juni 1944 vertrekt een treintransport uit Vught naar het concentratiekamp KZ Buchenwald bij Weimar in Thüringen. In opdracht van de Sicherheitsdienst Den Haag Abteilung II wordt Jan Berlijn op 30 juni in Buchenwald geregistreerd (zie Karteikarte Buchenwald). Alle gevangenen moeten bij binnenkomst bij de ‘Politische Abteilung’ een ‘Zugangsbogen’ invullen. Na registratie volgt het ontluizen en het afscheren van alle haren over het gehele lichaam. Ze moeten hun kleren en persoonlijke bezittingen inleveren bij de ‘Bekleidungskammer’ achter in het kamp, krijgen hun kampkleding en zijn een nummer geworden in het kampsysteem. Jan Berlijn krijgt het kampnummer 22018 en wordt geregistreerd als ‘Politische Häftling’. Hij wordt ondergebracht in Block 49C, in Buchenwald bekend als het Holländerblock. In het Block krijgt hij een plek aan tafel 4 en maakt kennis met zijn kampgenoten.
Het leven in het kamp is zeer hard, zonder de nodige contacten is overleven in een concentratiekamp in het jaar 1944 nauwelijks mogelijk. Het kamp heeft verschillende communistische gevangenen die belangrijke posities bekleden in de kamporganisatie. Door zijn politieke overtuiging en gebruik makend van zijn politieke vrienden kan hij in de loop van de tijd zijn positie in het kamp verbeteren. Hij is 52 jaar oud, heeft ernstige eczeem aan handen en benen. Noodzaak is in een Arbeitskommando te komen met licht werk. Zijn medegevangenen noemen hem al gauw “Ouwe Jan”. Als het huidprobleem te groot wordt meldt hij zich bij de ‘Krankenrevier’ om zijn handen te laten verbinden met papier. (Normaal verband werd in het kamp niet beschikbaar gesteld). Jan had in het kamp ‘Schonung’, dit betekende vrijgesteld van zwaar werk. In die tijd discussieerde hij met andere gevangenen in de barak over politiek.
In de laatste twee jaar was de toestroom van gevangenen in de Duitse kampen groot. In 1941/42 vindt er een grote verandering plaats in het SS-kampsysteem, door een tekort aan arbeidskrachten worden de gevangenen veelvuldig buiten de concentratiekampen ingezet o.a. in de oorlogsindustrie. Stammlager Buchenwald wordt uitgebreid met meer dan honderd sub-kampen de ‘Aussenkommandos”. Jan Berlijn wordt eind september 1944 getipt binnen de kamporganisatie dat hij op een transportlijst staat. Hij probeert via zijn politieke vrienden van de lijst te worden gehaald wat helaas mislukt.
Op 4 oktober 1944 gaat het eerste transport met een paar honderd gevangenen vanuit Buchenwald naar station Weimar, geëscorteerd door vier SS-mannen, twee Oberscharführer, een Unterscharführer en een SS-man. Voor de verdere bewaking worden zestig tot zeventig Wehrmacht-soldaten ingezet. Onder de soldaten zijn twee Feldwebel en twee onderofficieren. De soldaten, onder hen zijn Oekraïners en Roemenen, maken over het algemeen niet de indruk erg gemotiveerd te zijn met hun opdracht. De goederentrein gaat naar Jena-Göschwitz om te rangeren op het goederenemplacement. De groep gaat van daaruit verder naar het kamp RAW Jena. De gevangenen stammen over het algemeen uit Oost-Europa, Frankrijk en Italië. Onder hen bevindt zich een kleine groep Nederlanders & Belgen, Op deze 4 oktober 1944 zitten de volgende Nederlanders uit, Block 49 in Buchenwald in het transport: Cees Tukker, Johan Linders, Jan Berlijn, Arie Hess, Christiaan Stern en Martin Reulings. De gevangenen worden ondergebracht in een klein barakkenkamp van de Reichsbahnausbesserungswerke Jena aan de Löbstädterstrasse 50 te Jena (Aussenkommando RAW Jena).
Wieczyslaw Stefanski ( kampnr.91103) beschrijft het kamp als volgt: “Tegenover de werkplaatsen van de RAW aan de andere kant van de straat bevindt zich een klein kamp bestaande uit twee barakken, andere barakken zijn nog niet afgebouwd. Het kamp is vierkant, omgeven door een hekwerk van prikkeldraad wat onder stroom gezet is en op iedere hoek staat een wachttoren. Grenzend aan het kamp is een kleine broodfabriek die afgescheiden wordt door een hoge houten schutting met op de bovenrand prikkeldraad. Het kamp is voorzien van een poort met een gebouwtje voor de wacht. Op het kampterrein bevindt zich ook een barak voor de kampcommandant (SS-Oberscharführer Alfred Zenker) en de administratie, tevens is er een barak die dienst doet als keuken en vier barakken voor dwangarbeiders. Citaat: “Wij werken in ploegendiensten van 12 uur, het werk is zeer zwaar en wordt begeleid door personeel in dienst van de RAW. Onder het civiel-personeel zitten waarlijk boosaardige mensen die melding doen bij de dienstdoende wacht wanneer ze ons betrappen bij het dragen van werkhandschoenen. De betrokken persoon wordt bestraft door slaag of overplaatsing naar een ‘Arbeitskommando’ die in de stad blindgangers of puin moet ruimen”.
De voormalige gevangene Stefan Luczak verteld in zijn verklaring na de oorlog dat de arbeidsomstandigheden slecht waren. Luczak: ”De fabriek was niet verwarmd, er was onvoldoende kleding en wij stonden onder toezicht van de militairen (SS) die bij het minste of geringste op ons insloegen. Op zelfgebouwde kookplaten, met gebruik van haringblikjes die we vonden in de wagons, probeerden we resten voedsel die we vonden in de wagons te koken in de kelders van de fabriek”. De voormalige gevangene A.A. Drosdow uit Kiew beschrijft hoe bij het ochtendappel de gevangenen werden geteld, op hetzelfde moment grenzend aan het kamp bij de broodfabriek het brood naar buiten werd gebracht en de lucht van fris gebakken brood zich verspreidde over de appelplaats: “Dan hoorde je de vloeken in alle talen van Europa over de appelplaats gaan!”.
In het archief van de Gedenkstätte Buchenwald staat geregistreerd in de documenten dat regelmatig gevangenen werden teruggestuurd in het kader van strafmaatregelen of gevangenen die niet geschikt waren voor het specialistische werk aan de wagons en locomotieven, de ontbrekende gevangenen werden aangevuld met nieuwe uit het hoofdkamp. Wat na de oorlog bij de mensen in het geheugen gegrift staat is het ophangen van twee Sovjet officieren, twee weken voor kerst 1944. Zij hadden een vluchtpoging ondernomen uit de RAW en waren bij de stad Camburg door de politie opgepakt wegens diefstal van een konijn en kip. De beide Russen zijn eerst teruggebracht naar Buchenwald en als bestraffing opgehangen in het RAW-kamp als voorbeeld voor de rest. De gevangenen werden gedwongen toe te kijken bij de executie door een speciaal uit Buchenwald overgekomen beul.Enkele dagen voor het laatste bombardement op de stad Jena op 9 april 1945 worden de gevangenen van de RAW Jena geëvacueerd. Op het station ‘Saalbahnhof’ staat een goederentrein klaar voor vertrek. Het Aussenkommando RAW Jena vertrekt op 3 april om 16.00 uur richting kamp Buchenwald, daar wordt de trein gekoppeld aan een transport dat over Jena-Camburg-Weissenfels, via Leipzig met als einddoel Colditz vertrekken zal. De Amerikanen zijn in het zuidelijke deel van het Thüringerwald doorgedrongen. De evacuatie in alleen nog mogelijk via het oosten. De avond voor het vertrek uit Jena hebben Russische gevangenen methylalcohol in het kamp gesmokkeld en daarvan gedronken, om te vieren dat de bevrijding nabij is. De methylalcohol is afgetapt van een tankwagon die ter reparatie in de fabriekshal stond. Tijdens de treinreis, na eerst blind te zijn geworden, sterven meer dan dertig Russen door de giftige alcohol. Bij aankomst in Colditz (Sachsen) worden de Russen na dagenlang gelegen te hebben op het werkterrein begraven op het kerkhof in Colditz.
Kort voor de stad Weissenfels moet de trein om 22.00 uur in een bosgebied stoppen voor een bomaanval van de Amerikanen op de stad. Tijdens deze pauze worden de gevangenen gesommeerd in de trein te blijven. Als de aanval steeds sterker wordt proberen verschillende te vluchten in de greppels langs het spoortraject. In deze chaotische situatie zijn verschillende gevangenen doodgeschoten, ongeveer zestig gevangen zijn volgens naoorlogse verklaringen gevlucht in de bossen. De Duitse gevangenen die bekend zijn met de omgeving en contacten hebben onder de bevolking hebben de meeste kans te ontkomen. Het vermoeden bestaat dat Arie Hess bij deze vluchtpoging doodgeschoten wordt. Sinds april 1945 is Arie vermist.
Op het moment van aankomst in Colditz verblijven op het bedrijfsterrein van de HASAG Colditz in totaal 718 gevangenen uit Buchenwald. Het zijn voornamelijk Hongaarse Joden die in Colditz zijn ingezet bij de fabricage van pantservuisten. Samen met de groep van ongeveer 900 gevangenen uit de RAW-Jena gaat de groep op 14 april 1945 op transport richting Tsjechië. Uit verder onderzoek blijkt dat de grootste groep te voet (dodenmars) gaat naar Litoměřice (Leitmeritz). De vrouwen worden voortgedreven naar Ravensbrück, de Joodse mannen naar Terezin (Theresiënstadt). Onderweg worden velen met een nekschot vermoord omdat ze door uitputting niet meer verder konden.
Jan Berlijn is waarschijnlijk met andere verzwakte gevangenen per trein over Zwickau naar Leitmeritz gevoerd. Vermoedelijk is hij bij aankomst in Leitmeritz (Tsjechië) of op verder transport in het noorden van Tsjechië overleden.
Uit de documenten die beschikbaar gesteld zijn door het Rode Kruis in Den Haag is op te maken dat het spoor naar Buchenwald, loopt. De eerste vijf jaar na de oorlog is er onderzoek gedaan om het lot van Johannes Berlijn te achterhalen. Verschillende getuigen melden zijn verblijf in Buchenwald, toch heeft zeventig jaar lang bij de Nederlandse Oorlogsgravenstichting en in de dodenboeken van Auschwitz vermeld gestaan dat Jan Berlijn vermoord is in Auschwitz.
Onderzoek verricht door Marco van der Sluijs & Jeroen van Zijderveld 2014
Wij willen graag de volgende instellingen & personen bedanken die ons met raad & daad terzijde hebben gestaan in Nederland & Duitsland bij onze zoektocht naar Arie Hess & Johannes Berlijn.
Nederlandse Oorlogsgravenstichting, Johan Teeuwisse
Genootschap Engelandvaarders
Nederlands Rode Kruis, Raymund Schutz
Gedenkstätte Buchenwald, Sabine Stein
Ost-Thüringer-Zeitung (OTZ), Frank Döbert
Stadtsarchiv Jena, Thüringen
Wolfgang Heidrich, Sachsen-Anhalt
en vele anderen...............
SluitenGeplaatst door Stichting WO2 Sporen JvZ op 29 december 2014