Sjoerd Olderman
1916-1944
Oorlogsslachtoffer
Is 28 jaar geworden
Geboren op 11-06-1916 in Leeuwarden
Overleden op 14-12-1944 in Römhild, Landkreis Hildburghausen
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Concentratiekamp Sonneberg
Geplaatst door Cor Rijnvis op 11 oktober 2020
Fieseler Werke
Geplaatst door Cor Rijnvis op 18 september 2020
De bevrijding uit een onzekerheid
Geschreven herinnering van Sjoerd Olderman in 1995 over de bevrijding
Eén van de despoten uit de geschiedenis, Timoer Lenk, plunderde eind veertiende eeuw de stad Bagdad. Hij verwoestte nagenoeg alles, doodde de bevolking en liet als herinnering aan zijn heldendaad een piramide oprichten die uit negenduizend mensenschedels bestond.
Het is slechts een voetnoot in het boek over de mensheid. Tirannen kwamen en gingen. De tijd heelt zoals steeds alle wonden en de mens leeft voort in rampspoed, vrede en hoop op een betere wereld.
Toen Hitler, de twintigste-eeuwse Timoer Lenk, verslagen was liet in heel Europa ontelbare piramides van mensenschedels na.
Maar ook Nederland werd van hem bevrijd. In die meidagen van 1945 zullen velen dankbaar geweest zijn dat zij en hun dierbaren de dodendans ontsprongen zijn.
Natuurlijk geldt dat niet voor allen. Ik denk aan hen die op grond van hun ras vrijwel kansloos waren om de hel van een Timoer Lenk te overleven - en ik denk vooral aan de nabestaanden van de slachtoffers. Want uiteindelijk zijn zij het geweest die de bevrijding hebben meegemaakt.
In mei 1945 waren duizenden nog niet in staat de balans op te maken. Enerzijds was er vreugde en anderzijds had men bange gevoelens omtrent het lot van vrienden en familieleden die zich nog ergens in het voormalig oorlogsgebied moesten bevinden.
De maanden die volgden waren onzeker. De overlevenden uit de concentratiekampen en de dwangarbeiders kwamen, vaak na vele omzwervingen, naar huis. Ziek, vermagerd en meestal gekleed in afgedankte soldaten kledij.
Elke keer als er een trein uit Duitsland binnenkwam, stonden er groepen mensen in angstige spanning bij de stations in de hoop dat er een bekend gezicht tussen de nieuwe aangekomenen te ontdekken was. Het was veelal tevergeefs.
Mijn moeder was ook regelmatig bij de wachtenden. Zelf was ik toen te jong om me dat nu bewust te herinneren. Mijn vader was kort na mijn geboorte in 1942, gedwongen in Duitsland te gaan werken. Hij is toen in een fabriek in Kassel terecht gekomen. Wat daar precies is gebeurd valt moeilijk te achterhalen. Naar spaarzame berichten van getuigen heeft hij daar, fel anti nazigezind, gesaboteerd door zand in machines te strooien. Er volgde een arrestatie en hij verdween uit het gezichtsveld.
De onzekerheid is voor mijn moeder bijna ondraaglijk geweest. Toen Nederland was bevrijd , was er over mijn vader niets bekend. Pas na een half jaar kwam er een verklaring van de gemeente Den Haag dat hij was afgevoerd van het bevolkingsregister op grond van een ontvangen bericht dat Sjoerd Olderman op 14 december 1944 in Römhild was overleden. Mijn moeder, ik kan mij dat nog goed herinneren, heeft het jarenlang niet willen en kunnen aanvaarden.
Het gebeurde immers meer dan eens dat doodgewaanden toch nog opdoken. Het was een chaotische tijd en mijn vader was bovendien een jonge sterke man van 28 jaar! Het was voor haar eenvoudig niet voor te stellen dat hij niet meer in leven zou zijn.
Ik weet nog goed dat, als de tram niet ver van ons huis met veel geraas stopte, mijn moeder haast onbewust naar het raam liep om te kijken of hij zou uitstappen.
Ik heb mijn vader nooit gekend. Zijn vertrouwd portret kijkt mij nog steeds aan: een jonge man met een krachtig ernstig gezicht. Ik was slechts een paar maanden oud hij vertrok. Maar ook door de vele verhalen die ik over hem hoorde, is hij heel dichtbij voor me gebleven. Misschien komt dat door bepaalde karaktertrekken die wij ongetwijfeld gemeen hebben.
later op school zat ik met nog een paar kinderen in de klas wier vader de oorlog niet had
overleefd. Zij wisten wat er met hun vader was gebeurd: overleden na de bevrijding door ziekte en uitputting of doodgeschoten naar aanleiding van razzia.
Het enige wat mijn moeder en ik hadden vernomen , was dat mijn vader was gestorven in Römhild. Dat moest een dorpje zijn in Thüringen. Wat daar is gebeurd is mij vijftig jaar lang onbekend gebleven. Een dorpje in Zuid-Thüringen aan de Beierse grens: DDR-gebied – en bovendien een zogenaamd ‘Sperrgebiet’. Dat betekende dat het voor DDR-burgers al verboden was. Slechts de plaatselijke bewoners, veelal oude mensen, mochten er met een speciale toestemming wonen.
Toen ik vorige zomer op vakantie was in Duitsland kon ik het niet laten om naar intigerende Römhild te gaan.
De grens bestaat niet meer en het dorp is nu zonder moeite te bereiken. Ik ging er niet heen om een onderzoek in te stellen; ik wilde a;;en maar even op de plek vertoeven waar het gebeurd moest zijn. Om een soort bezinning dus. Zijn dood zal een incident geweest zijn, dacht ik. Römhild is niet bepaald de geschiedenis ingegaan als een gruweloord - dacht ik ook.
Het was een vriendelijk stadje van tweeduizend inwoners, gelegen in een mooie heuvelachtige omgeving, niet ver van Meiningen. Mijn reismakker en ik hadden een kleine wandeling gemaakt door het verlaten Römhild. Omdat het zo warm was, besloten wij ons niet druk te maken. We gingen, voordat we weer verder zouden reizen, behaaglijk aan de rand van het dorp bij brede sloot zitten, met uitzicht op volkstuintjes.
Ik moet zeggen dat, toen ik naar Römhild ging, ik het vage gevoel dat ik te weten zou komen wat er met mijn vader is gebeurd.
Dat toeval deed zich voor.
We zagen aan de overkant van de sloot een oude man naar zijn tuintje fietsen. Hij rommelde daar enige tijd rond en ging toen de planten water geven. Hij pompte het water uit een sloot met behulp van een zeer lawaaiig motortje waaraan de slang was bevestigd. Na verloop van tijd was de man klaar en stapte weer op zijn fiets.
Na een kleine omweg passeerde hij ons, stopte en verontschuldigde zich voor het lawaai dat hij veroorzaakt had. Hij bleek een gezellige kletser te zijn. Op een gegeven moment zei ik dat mijn vader in de oorlog in Römhild was overleden.
Het gesprek kreeg opeens een heel ander karakter.
In Römhild was een zogenaamd buitenkamp gevestigd geweest van het concentratiekamp Buchenwald. In de streek waren steengroeven waar in de gevangenen en stierven – het waren de zwaarste en beruchtste commando’s. Gevangenen die bij de naderende bevrijding toch nog in leven waren, zijn toen door de trawanten van de moderne Timoer Lenk levend in de steengroeve begraven.
Enige jaren na de oorlog vond men die slachtoffers. De man ried mij aan naar het kerkhof van Römhild te gaan.
Toen ik er was, zag ik dat het mooie kleine kerkhof gesplitst was in een gewoon en een oorlogs-kerkhof dat vier massagraven telde. Alle namen van de slachtoffers stonden vermeld op de uitstekend onderhouden gedenkstenen. Vele namen uit Rusland, uit Polen, uit Frankrijk, ietsminder uit Italië en België. En ook namen uit Nederland – het waren er zeven.
‘Aus den Niedlanden: Dirk van den Berg, Gerrit Gerritse, Sjoerd Olderman, Hendrikus Hubertus op het Broek, Dirk Johannes Rijnvis, Theodorus Witteman, Arend Zeiler’.
Ik heb het mijn moeder niet meer kunnen vertellen, zij was ruim drie jaar geleden gestorven. Mijn verhaal over de bevrijding heeft dus een vervolg gekregen. Ik kan niet anders zeggen dat ik ontroerd en dankbaar ben dat ik vijftig jaar later na de dood van mijn vader antwoord kreeg op vragen die niet te beantwoorden leken.
SluitenGeplaatst door Cor Rijnvis op 12 februari 2020
Monument gemeentelijke begraafplaats Römhild
Geplaatst door Cor Rijnvis op 06 februari 2020