Op 22 februari 1941 vertrekt het vrachtschip Texelstroom (kapitein A.J.E. Lefering) uit Reykjavik (IJsland) naar de Britse haven Grimsby. Het schip vaart zonder escorte en volgt gedurende de dag de zuidkust van IJsland. Later die avond wordt de Texelstroom gedetecteerd door de Duitse onderzeeboot U-108 (Kapitän leutnant Klaus Scholtz). De U-boot vuurt een torpedo af die de Texelstroom raakt onder de achtermast, maar Scholtz ziet geen effect. Het schip vermindert geen vaart, draait richting de kust en begint lichtsignalen af te geven. Een paar minuten later wordt een tweede torpedo afgeschoten op het schip, maar die ontploft te vroeg door een mechanisch defect. De derde torpedo functioneert ook niet goed, de diepte instelling faalt waardoor de torpedo aan de oppervlakte blijft lopen. Toch wordt de Texelstroom geraakt, deze maal in de boeg. Scholtz ziet dat het schip nu wel stopt en na enkele minuten wegzinkt. Door hevige sneeuwval in het gebied is het zicht slecht, maar de onderzeeboot rapporteert reddingboten in het water rond de zinkende Texelstroom te hebben gezien, met verlichting. De U-108 verlaat daarna het gebied, zonder contact te leggen met de overlevenden. Ondanks dat de kust van IJsland dichtbij is, blijkt later dat er geen overlevenden zijn. Alle 25 opvarenden van de Texelstroom, waaronder kok Betlem, komen bij de aanval om. Sluiten