Szaja Reiner
1897-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 47 jaar geworden
Geboren op 20-06-1897 in Krakow, PL
Overleden op 07-02-1945 in Hollandscheveld
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Het onderduikgezin van Jo Reiner
In juni 1943 bracht Johannes Post onderduikers bij Jan van der Helm en zijn vrouw Johanna Moes. Het waren Szaya Reiner en zijn gezin. Szaya (Jo genaamd) was op 20 juni 1897 in Krakau geboren als zoon van Ephraim en Rachel Reiner, en kwam in 1928 naar Nederland. Hij was getrouwd met de Poolse Lea Goldberg, een dochter van Avraham en Sarah Goldberg. Ze vestigden zich te Amsterdam en woonden in het pand Daniël Willinkplein 13-3. De koopman bouwde in Amsterdam een zaak op. Samen met zijn zwager (J.M. Obstfeld, getrouwd met een zuster van Szaya) leidde hij een pantoffelfabriekje, zo wist men zich later te herinneren. Het was de firma Rynco. Szaya en Lea hadden twee zonen, Avraham (Ab) en Marco, en door omstandigheden een pleegzoon: Sal Kimel.
Op de achtergrond Jo Reiner en zijn vrouw Lea. Daarvoor de kinderen Marco en Ab Reiner. Rechts Sal Kimel en zijn moeder.
Jo Reiner was naar Nederland gekomen om het antisemitisme in zijn land te ontvluchten. Na de bezetting van Nederland kon hij echter geen kant meer op. Toen duidelijk werd dat de Nederlandse joden één voor één opgepakt werden, dook hij onder met zijn gezin. De mogelijkheid tot onderduiken werd verkregen door ingrijpen van hun Amsterdamse buurman, dokter De Clerq Zubli. Deze was tot 1937 huisarts in Dedemsvaart geweest, en was in Amsterdam zijdelings betrokken bij het verzet. Hij is bekend geworden als behandelende geneesheer van de bekende verzetsman Gerrit van der Veen, nadat die in een vuurgevecht zwaargewond werd. Tijdens een bezoek aan Gerrit van der Veen werd de arts gearresteerd. Hij overleefde het concentratiekamp Sachsenhausen.
Hoewel niet exact duidelijk werd hoe de relatie tussen dokter De Clerq Zubli en Johannes Post tot stand is gekomen, is het het meest waarschijnlijk dat dit ging via oude contacten in Dedemsvaart, die tijdens de oorlog weer werden opgepakt. De arts zocht een plaats voor Joodse vrienden en bekenden en zijn Dedemsvaartse contacten, die onder meer weer in contact stonden met Arnold Douwes, de rechterhand van Johannes Post, zorgden voor connecties met Johannes Post zelf. Het had niet veel gescheeld of het gezin Reiner was afgevoerd naar een vernietigingskamp. Ab Reiner: “Dr. Zubli intervenieerde enkele minuten voordat wij uit ons huis gehaald zouden worden in de ingang van de huisdeur. Hij verklaarde dat mijn broer Marco roodvonk had.” Door deze mededeling lieten de Duitsers en hun Nederlandse handlangers het gezin even met rust. Lang genoeg om weg te kunnen komen. Johannes Post zorgde voor plaats in Hollandscheveld, in zijn ouderlijke woning, bij Jan en Jo van der Helm.
Jo van der Helm-Moes vertelde over haar onderduikers, toen er na de oorlog vanuit Israël onderzoek naar werd gedaan: “De familie Reiner hield zich vanaf midden juni 1943 tot februari 1945 voortdurend in de haar toegewezen kamer in ons huis verborgen, zonder gedurende deze tijd de straat te kunnen betreden. In de kamer bevonden zich twee bedden, waarin het echtpaar Reiner respectievelijk de beide zonen sliepen. De zonen van de familie Reiner konden geen school bezoeken en ook het echtpaar zelf was van elke verbinding met de buitenwereld afgesloten. Herhaaldelijk moest de familie Reiner bij dreigend gevaar in het hooi slapen, respectievelijk een schuilplaats in de kelder opzoeken, waarin geen licht brandde en die bovendien vochtig en zo laag was, dat men daarin slechts kon zitten of liggen.
Op 7 februari 1945 ging Jo op de fiets naar Hoogeveen om distributiebonnen op te halen. Jan was op zijn land aan het werk en had zijn oudste zoontje van vier bij zich. Op het moment dat Jo naar Hoogeveen was en Jan met paard en wagen op het land aan het werk was, kwamen er twee landwachters op de boerderij. Er was blijkbaar al wantrouwen, want ze hadden Jo weg zien gaan en wisten dat Jan op het land was. Onder de landwachters was ook een buurman van Jan en Jo. Toen men aan de deur rammelde en 'volluk' riep, bleek de boel op slot te zitten, maar men hoorde wel dat er iemand in huis liep.
De landwachters liepen naar het land en Jan vertrouwde het niet en stuurde zijn zoontje Arend naar zijn schoonouders, die er vlakbij woonden. De landwachters kwamen zogenaamd om het paardentuig te vorderen en informeerden meteen wat dat toch was bij hem in huis... deur op slot, terwijl er toch mensen in huis waren? Op dat moment zette Jan het op een lopen. Op de vlucht werd hij neergeschoten. Om 10.00 's morgens viel Jan, die nog een eind gekomen was op een plek tussen waar nu de panden Wijdewijk 15 en 17 te Hollandscheveld staan. Van het Joodse echtpaar Reiner, dat bij hen ondergedoken zat, werd vader Szaja doodgeknuppeld, moeder Lea, de beide zoons Ab en Marco en pleegzoon Sal Kimel werden naar Westerbork afgevoerd. Zij allen overleefden de oorlog.
SluitenGeplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 20 juli 2018
Voeg zelf een monument toe
Log in om een monument toe te voegenVoeg zelf een verhaal of document toe
Log in om een bijdrage toe te voegenNed. Isr. Begraafplaats te Muiderberg
Vak/rij/nummer E3836