Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Elisabeth Sara van de Rhoer-Böttigheimer
Voor Siegfried Hellmann was het vertrek naar Meppel de tweede tegenslag voor hem in korte tijd. Tijdens het bombardement van Rotterdam in 1940 werd de woning van Siegfried Hellmann volledig verwoest en verloor hij al zijn bezittingen. Hij woonde...
Lees meer
Voor Siegfried Hellmann was het vertrek naar Meppel de tweede tegenslag voor hem in korte tijd. Tijdens het bombardement van Rotterdam in 1940 werd de woning van Siegfried Hellmann volledig verwoest en verloor hij al zijn bezittingen. Hij woonde aan de Aert van Nesstraat waar hij een kamer huurde voor ƒ 2,75 per week. Op 16 oktober 1940 kwam hij naar Meppel. Ook zijn zuster Emma met haar dochter Elisabeth vertrokken van Rotterdam naar Meppel.
Geheel berooid klopte Siegfried bij het Joodse Vluchtelingencomité aan die hem eerst in de Touwstraat onderbrachten en daarna een kamer aan de Steenwijkerstraatweg voor hem regelde en betaalde. Voor ƒ 7,- per week genoot hij daar volledig pension en daarnaast ontving hij ƒ 0,75 zakgeld per week.
Voor zijn vertrek naar Meppel had hij van de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon te Rotterdam nog wat kleren gekregen, maar met de winter voor de deur was dat beslist te weinig. In een ontroerende brief schrijft hij op 8 november 1940 aan Maatschappelijk Hulpbetoon in Meppel:Ich befinde mich jetzt in eine sehr bedauerliches Lage und da ich keine Geldmittel bezitze und mir keine Gelegenkeit gegeben ist Geld aus England zu erhalten, bitte ich folgende gegenstände zu bewilligen: 1 Anzug, 1 Oberhemd, 1 Pyama.’Gelukkig deed Maatschappelijk Hulpbetoon haar naam eer aan en gaf Siegfried in januari 1941 een aantal kledingstukken waaronder: een kostuum, pyjama, sokken, borstrokken, onderbroeken, pull-over, overhemden en schoenen.
In hetzelfde jaar nog verhuisde Siegfried Hellmann van de Steenwijkerstraatweg naar de Heerengracht 53. Toen de winter van 1941 aanstaande was, had hij opnieuw dringend behoefte aan wat kleren. Nu kreeg hij onder anderen een winterjas, shawl, eenpersoons deken en een paar overhemden. Uit de antwoorden op de inmiddels in het Nederlands gestelde verzoeken blijkt dat Benjamin Kroon – waarschijnlijk namens de joodse gemeenschap in Meppel – de belangen van Siegfried behartigde en zijn brieven in het Nederlands vertaalde. Toen bleek ook zijn dramatische situatie.
Hellmann had Duitsland in de jaren dertig verlaten om naar Australië te vluchten maar mocht geen geld meenemen. Daarom had hij zijn gehele kapitaal ‘verzilverd’ in kleding, sieraden en koffers. In totaal bezat hij voor ƒ 2451,- aan goederen. Al deze zaken waren tijdens het Rotterdamse bombardement verloren gegaan. Ondanks het feit dat hij een schadeclaim indiende heeft hij nooit een vergoeding voor geleden schade ontvangen. Berooid en verlaten bivakkeerde hij in Meppel, maar het zou nog erger worden. Op 5 mei 1942 werd de 63-jarige Siegfried door de SS uit zijn huis aan de Heerengracht gehaald en door agent Veldhuis naar Assen gebracht. Nog diezelfde dag kwam hij in Westerbork aan. De reden van dit plotselinge vertrek? Onbekend. Hij was de eerste jood die op last van de Duitsers Meppel moest verlaten. Op zijn persoonskaart staat: ‘Strafgevangene sinds mei 1942.’
Op 30 september 1942 werd hij in Auschwitz vermoord.
Waarschijnlijk omdat haar broer Siegfried vertrokken was, verliet ook Emma Meppel en ging naar Amsterdam. Op 17 juni 1942 kreeg de gemeente Meppel een brief van de Hoofdcommissaris van Politie uit Amsterdam, waaruit bleek dat mevrouw Hellmann zich daar bij de politie had gemeld echter zonder in het bezit te zijn van de zogenaamde afmeldingsstaat. Dat was verplicht volgens de ‘Vreemdelingencirculaire nr. 4, paragraaf 39’. In bovengenoemd schrijven werd gevraagd naar het bewuste afmeldingsformulier. Prompt werd dat opgestuurd met daarbij een excuus van Hoofdinspecteur Breedveld: mevrouw had zich op 26 mei 1942 alleen bij de afdeling Bevolking van de Secretarie naar Amsterdam laten uitschrijven, maar niet bij de politie. Breedveld snapte dan ook niet wie haar een ‘Reisepass’ had verstrekt. Emma bleef niet lang in Amsterdam; zij overleed op 19 februari 1943 in Auschwitz.
Emma was samen met haar dochter, de in 1914 in het Duitse Bamberg geboren Elisabeth Böttigheimer, vanuit Rotterdam naar Meppel gekomen. Ze werden onder andere aan de 2e Hoofdstraat, de Steenwijkerstraatweg en de Keizersgracht ingekwartierd. Moeder bleef aan de Keizersgracht wonen, maar dochter verhuisde nogmaals. Dit keer naar de Woldstraat. Op 22 oktober 1941 trouwde ze met de eveneens in de Woldstraat wonende Samuel van de Rhoer om vervolgens bij zijn ouders in huis te gaan wonen op huisnummer 58.
Reeds snel na het huwelijk met Samuel raakte Elisabeth in verwachting. Alles leek op rolletjes te lopen, tot bleek dat Samuel op 17 augustus moest vertrekken naar het werkkamp in Linde. Nu stond zij er helemaal alleen voor … en de bevalling was aanstaande. De kleine Levi Leopold werd op 13 september geboren, doch het ging niet goed met hem: het jongetje overleed op 2 oktober. Het laatste begrafenisbericht van koster Benjamin Kroon aan grafdelver Holterman betrof dan ook ‘(…) het maken van een kindergraf voor een kind van 3 weken, n.l. zoontje van de heer S. van de Rhoer.’
Vader Samuel was inmiddels door de Duitsers vanuit Linde naar Kamp Westerbork gebracht en zou zijn vrouw daar pas weerzien. Elisabeth moest dus niet alleen het verlies helemaal in haar eentje dragen, ze moest ook de begrafenis regelen. Die was oorspronkelijk gepland op zondag 4 oktober om 13.00 uur.
Waarschijnlijk is het baby’tje reeds zaterdagochtend begraven in de zogenaamde kinderrij op de joodse begraafplaats. Elisabeth was daar als enig familielid bij want zij had toestemming gekregen om tot na de begrafenis in Meppel te blijven terwijl de meeste Meppeler joden in de nacht van vrijdag op zaterdag uit hun huizen werden gehaald. Na de begrafenis werd ze echter zonder pardon door agent Roelof Veldhuis naar het station gebracht, vanwaar ze om 15.00 uur met een bus naar Westerbork zou vertrekken.
Op het Stationsplein kwam ze een paar bekenden tegen die zeiden: ‘Veldhuis, kijk nou even de andere kant op, dan zorgen wij dat Elisabeth een veilige schuilplaats krijgt.’ Veldhuis ging niet op dit voorstel in en dus werd ze op de bus gezet die haar naar Westerbork zou brengen, met alle gevolgen van dien. Zij overleed op 3 september 1943, haar man op 31 maart 1944.
Sluiten
Bron: Joods Monument Meppel.
Geplaatst door b.h.a. van der woude op 07 augustus 2016