Arie Heijkoop Rietveld
1892-1946
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Arie Heijkoop Rietveld, verzetsslachtoffer na de oorlog
Nee, Arie Rietveld had het niet slecht gedaan in zijn leven. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak had hij een lieve vrouw, vier lieve dochters en een goed draaiend accountantskantoor in Enschede. Weliswaar had hij in de crisisjaren economisch gezien moeten inleveren, maar toch stond hij er relatief goed voor. Gelovig als hij was zal hij daar Gods zegen in hebben gezien.
Arie Heijkoop Rietveld was op 5 mei 1892 in Enschede geboren als oudste van een gezin van zes kinderen. Hij kreeg de kans om door te leren. In 1906 (hij was nog geen 14 jaar) was hij in dienst getreden bij het betonijzerbedrijf Van Waning, later de N.V. Koninklijke Rotterdamse Betonijzer Maatschappij. Waarschijnlijk was het een vorm van werkend leren.
Arie’s tweede voornaam, Heijkoop, was eigenlijk helemaal geen voornaam. De familie Rietveld gebruikte de naam Heijkoop in hun dubbele achternaam. Maar een niet al te snuggere ambtenaar van de burgerlijke stand had de boel een keer door de war gegooid en zo was Arie’s eerste achternaam zijn tweede voornaam geworden.
Bij Van Waning kwam Arie bij de administratie te werken. Verder hielp hij projecten voor te bereiden. Hij was daar goed in en werd zeer gewaardeerd. In Rotterdam leerde hij zijn vrouw kennen, Woutje Lutje Berenbroek. Ook zij was een Twentse, maar toen zij haar beide ouders verloren had, was zij als dienstmeisje in Rotterdam terecht gekomen. Zij was tien jaar jonger dan Arie, maar daaraan had de vonk die liefde heet geen boodschap. Ze zouden innig van elkaar houden tot de dood hen scheidde. Het huwelijk werd gezegend met vier dochters.
Arie maakte bij Van Waning carrière. Het gezin kwam tot een zekere welstand maar toen kwam de crisis van de dertiger jaren. Veel economische activiteit verdampte. Ook het bedrijf van Arie ontkwam daar niet aan. In 1932 werd hem ontslag aangezegd. Arie had snel weer een andere baan op de administratie van een cementfabriek in Vorden in de Achterhoek. Maar hij ging er financieel wel op achteruit. Voor een dienstmeisje (dat er altijd was geweest) was nu geen geld meer en Woutje zette een manufacturenwinkel op om bij te dragen aan het gezinsinkomen. Dat was in het gereformeerde milieu van de jaren dertig geen geringe stap, maar ze was praktisch en had al jong geleerd hoe verantwoordelijkheid te nemen. Het gezin verhuisde van Enschede naar Vorden.
In 1938 nam Arie ontslag in Vorden, mogelijk omdat er dingen in het bedrijf gebeurden die hem niet aanstonden. Hij zette een eigen accountantskantoor op in Enschede en dat was al vrij snel redelijk succesvol.
Het gezin was gereformeerd maar Arie bekeek de kerk met een kritische distantie. Zijn dochter Ineke getuigde later over hem: ‘Mijn vader was een kleine man met grijze ogen, verzorgd uiterlijk, witte hemden en een boord. De boekenkast stond vol met geschiedenisboeken; literatuur, geologie en natuur hadden zijn belangstelling. Hij hield van kunst, schilderijen, literatuur, klassieke muziek. Speelde orgel. Hield van sport en was medeoprichter van de turnclub SSS Juliana 1917. Hij was zorgzaam en streng tegelijk en strikt eerlijk. Bekeek de kerk met een kritisch oog. Een romantische, warme man en harde werker, maar erg onpraktisch, wist amper wat een spijker was.’
Van Ineke is ook het verhaal dat ze op zondagmorgen met vader het bos in ging om te wandelen. “Dan zei hij: ‘Moeder zit voor ons in de kerk en God is ook in het bos, dus dat kan wel’ Hij was een nuchtere man, wars van plichtplegingen. Daar had hij het altijd te druk voor.”
Uiteraard had die intelligente, erudiete, principiële man snel door, dat de nazi-ideologie die in Duitsland de heersende was geworden, niet deugde. Voor de oorlog al wist hij wat hij kon verwachten. Tijdens de oorlog nam hij de consequenties van die overtuiging. Hij kwam in verzet. Voor hem zal dat niet alleen de consequentie van zijn intellectuele overtuiging zijn geweest, maar ook van zijn geloofsovertuiging. Het nazidom kwam niet van God, daarvan zal hij zeker zijn geweest.
Inmiddels hielden perikelen in zijn gezin hem bezig. De oudste dochter van Arie en Woutje, Betty, kreeg tbc en werd opgenomen in een sanatorium in Renkum. Daar werd ze elke twee weken door haar ouders bezocht. Vanwege de schaarste der tijden kwam er een moestuin, die vader beteelde en die groente en fruit opleverde die moeder inmaakte voor de winter.
Ondertussen ging het werk in het accountantskantoor door, maar tijdens de oorlog kwam er veel verzetswerk bij. Het kantoor van Arie beschikte over een grote stencilmachine, die onder het woonhuis stond, in de kruipruimte. Al snel werd de stencilmachine gebruikt voor het drukken van de lokale editie van het toen Illegale blad Trouw (dat nog steeds bestaat als Dagblad Trouw) en waarschijnlijk ook voor het drukken van vervalste distributiebonnen. Dat gebeurde ’s nachts en Arie werd meestal geholpen door onderduikers (in de omgeving waren er regelmatig onderduikers).
Hoewel op het drukken van illegale bladen en vervalste bonnen absoluut de doodstraf stond en de Duitsers tuk waren op het oprollen van illegale drukkerijen is Arie nooit gepakt. Het drukken gebeurde in de woonkamer, maar pal daaronder was de kruipruimte en daar konden alle spullen in geval van nood spoorslags heen worden verplaatst. Dus als de Duitsers kwamen controleren vonden ze slechts een heer op een divan.
Inmiddels gebeurde er binnen het gezin ook het nodige. Op 6 juni 1944 (D-Day) mocht Betty weer naar huis. Ze kon verder aansterken in een huisje in de tuin. De twee jongste meiden waren al eens bij een familie in Emmer Compascuum geweest omdat het in Enschede niet veilig was.
Kortom, de tijden waren voor het gezin Rietveld hectisch en dat gold eens te meer voor Arie, die al een paar jaar dag en nacht in touw was.
Toen de Bevrijding kwam was hij aan het eind van zijn latijn. Arie werd ziek, lag moe en ondervoed in de voorkamer. Zijn oudste dochter was nog niet helemaal genezen van haar tbc en in het najaar was de jongste er zo slecht aan toe, dat ze voor herstel via het Rode Kruis naar Zwitserland moest.
Arie Rietveld zou niet meer herstellen. De oorlogsjaren hadden zijn lichaam volledig gesloopt. Op 19 januari overleed hij in een ziekenhuis in Enschede. Hij was pas 53 jaar oud. Voor zijn vrouw Woutje en de vier dochters braken moeilijke tijden aan. Hun inkomen was weggevallen met Arie’s dood. Er kwam wel een uitkering van de Stichting 1940-1945 en familieleden staken regelmatig een helpende hand toe. Bovendien kon Woutje Rietveld bovengemiddeld goed overweg met de naaimachine. Zo hield zij het hoofd boven water tot zij in 1956 stierf. Ook zij was toen pas 53 jaar. Toen haar man stierf was ze pas 43 jaar oud.
Arie was de liefde van haar leven geweest. Ze werd na haar dood begraven in een apart graf op de Enschedese Oosterbegraafplaats. Toen de Oorlogsgravenstichting jaren later vroeg of Arie’s lichaam mocht worden herbegraven in het Ereveld Loenen gaf de familie toestemming op een voorwaarde: moeders lichaam moest mee. En zo is het ook gebeurd, samen liggen ze nu in Loenen. Alleen staat Woutjes naam niet op de steen.
Met de bevrijding was de oorlog voor veel mensen niet voorbij. Veel mensen waren in die tijd ernstig verzwakt geraakt. Ze beleefden de Bevrijding wel, maar werden nooit echt bevrijd. Het kampregime had te veel van hen gevergd, lichamelijk of geestelijk. Of het verzetswerk was uiteindelijk te zwaar geworden. Zoals bij Arie Heijkoop Rietveld, een man die zijn leven gaf voor zijn vaderland en voor zijn innige overtuigingen. Mensen als hij verdienen het om blijvend te worden herdacht.
Geplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 02 mei 2024