Pieter Roelf Roelfsema
1898-1944
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
'In 't harrenas gestorven': Pieter Roelfsema
Pieter Roelf Roelfsema kwam ter wereld in Groningen op 1 maart 1898. Roelfsema was directeur van de kalkzandsteenfabriek Albino in Hoogersmilde. Hij trouwde met Albertina Lucretia Schaafsma. Het paar woonde met hun drie kinderen, Tineke, Ruud en Liesbeth, in Groningen aan de Goeman Borgesiuslaan 11.
De Roelfsema’s waren liefhebbers van kunst en cultuur en natuur. Zij hadden een fraaie collectie Ploeg-schilderijen. In hun huis traden in de oorlog onder anderen de toneelspelers Albert van Dalsum en Jo Stern op en de zangeres Jo Vincent.
Het kantoor van de steenfabriek was gevestigd in de Trompstraat in Groningen; in het bijbehorende woonhuis woonde Roelfsema’s moeder. Zij verleende daar onderdak aan onderduikers, onder anderen aan de verzetsman Iman van den Bosch, schuilnaam Pa van den Berg, die overigens in hetzelfde pand een reguliere werkplek had. Van den Bosch was het plaatselijk hoofd van het Nationaal Steun Fonds (NSF).
Ook de boekhouder van Roelfsema, Ipe Nieborg, woonde in een deel van het grote pand, waar eveneens het kantoor van de fabriek was. In dat kantoor was achter een schilderij een radio verborgen. Daar werd gezamenlijk naar de berichten van Radio Oranje geluisterd. Wanneer het Wilhelmus gespeeld werd, sprong Iman van den Bosch, die militair geweest was, prompt in de houding, zo herinnert dochter Tineke Roelfsema zich.
Pieter Roelfsema werd in de jaren dertig secretaris van de Groninger afdeling van de Nederlandsche Beweging voor Eenheid Door Democratie (EDD), een politieke beweging die zich afzette tegen nationaalsocialisme en communisme. Enkele maanden na de Duitse inval, in september 1940, werd Roelfsema gearresteerd en naar Osnabruck gebracht, waar hij in de gevangenis alle secretarissen en penningmeesters van de EDD-afdelingen trof. Hij was daarmee de eerste politieke gevangene van Groningen. Na enige tijd werd hij weer vrijgelaten.
Na zijn vrijlating ontplooide Roelfsema allerlei verzetsactiviteiten. Hij gaf onderduikers onderdak, steunde het NSF, bracht bonkaarten rond en verrichtte hand- en spandiensten voor andere verzetsmensen. Kunstenaars, die in moeilijke omstandigheden verkeerden omdat zij zich uit principe niet wilden aanmelden bij de Kultuurkamer, konden op steun van Roelfsema rekenen.
Roelfsema was een zachtaardige, hartelijke man die iedereen hielp, zonder te letten op godsdienst of politieke achtergrond. Hij stond in contact met de Harense verzetsman Willem Vasbinder en met boekhandelaar Godert Walter.
De boekhouder Ipe Nieborg kreeg begin oktober 1944 van Iman van den Bosch het verzoek een kistje met papieren van de NSF te verbergen. Zonder zijn werkgever in te lichten, verborg Nieborg het kistje in de tuinwal langs het kanaal in de tuin van het kantoorgebouw aan de Trompstraat.
Korte tijd later, op 18 oktober, werd Van den Bosch gearresteerd en tien dagen later gefusilleerd in Westerbork. Na de arrestatie van Van den Bosch dook het gezin van Roelfsema ogenblikkelijk onder. Aanvankelijk in ‘de villa’, het huisje bij de kalkzandsteenfabriek in Hoogersmilde. Na een waarschuwing door verzetsmensen trok het gezin naar de Volkshogeschool Allartsoog in Bakkeveen.
Vader Roelfsema fietste met zijn vrouw en kinderen mee, maar vlak voor Bakkeveen nam hij afscheid en fietste alleen naar een ander adres, naar later bleek in Roden. Zijn gezin heeft hem nooit weer teruggezien.
In de Trompstraat werden de moeder van Roelfsema en werknemer Ipe Nieborg gearresteerd en naar het Scholtenhuis gebracht. Uiteraard onderzochten de SD’ers het bedrijf en de tuin aan de Trompstraat. In de tuinwal vonden zij het kistje dat daar, buiten medeweten van Roelfsema, verstopt was door Nieborg. In het kistje zat een lijst met namen van verzetsmensen. De vondst had een golf van arrestaties tot gevolg.
Een van de gearresteerden was Hendrik Jan Droppers.
Toen de SD het woonhuis van de familie Roelfsema aan de Goeman Borgesiuslaan leeg aantrof, gaven zij een Duitsgezinde evacué uit Den Haag, Johanna Spiegelberg-Saarloos, toestemming daar te gaan wonen. Johanna moest een groot verlies verwerken, haar zoon Willem was op 19-jarige leeftijd omgekomen aan het oostfront, op 12 mei 1944. Johanna Spiegelberg en haar man hadden een overlijdensadvertentie geplaatst in het NSB-blad Volk en Vaderland. Of het haar Duitsgezindheid was, of een rancuneuze houding door het overlijden van haar zoon, of misschien geldzucht: Johanna Spiegelberg verraadde aan de SD het adres van een goede bekende van de familie Roelfsema: de huisnaaister juffrouw Woltman. Dat adres had zij waarschijnlijk in de persoonlijke bezittingen van de Roelfsema’s aangetroffen.
Liesbeth, de jongste dochter van Roelfsema, dertien jaar oud, speelde graag en goed piano. Zij wilde de pianolessen bij Molenaar in Groningen graag blijven volgen en zo fietste zij op een novemberdag vanuit Bakkeveen naar Groningen. Onderweg ging zij even aan bij de naaister, juffrouw Woltman. Daar werd zij opgewacht door de Nederlandse politieman Abraham Kaper, gelieerd aan de SD. Kaper nam het jonge meisje mee naar het Scholtenhuis, waar zij werd geconfronteerd met haar grootmoeder en met Ipe Nieborg. Na uitgebreid verhoor nam Kaper Liesbeth in de auto mee naar Bakkeveen. Door haar met de dood te bedreigen, kreeg hij haar moeder zo ver de schuilplaats van haar man, Pieter Roelfsema, door te geven.
Op 8 november 1944 werd Roelfsema gearresteerd en naar het Scholtenhuis gebracht. De Duitsers brachten hem ten onrechte in verband met het verzetswerk van Iman van den Bosch en zij vermoedden dat hij veel informatie kon verstrekken. In het Scholtenhuis werd Roelfsema twee dagen achtereen zo ernstig mishandeld door Kaper en de SD’er Robert Lehnhof dat hij aan de gevolgen ervan bezweek.
Op 9 november 1944 overleed Pieter Roelf Roelfsema, 46 jaar oud.
Lehnhof gaf opdracht het lichaam van Roelfsema ergens buiten Groningen te begraven. Door vijf mannen werd het lichaam van Roelfsema in een auto geladen. De Nederlandse SD’er Harm Bouman wees een plek aan: een droge sloot in de Appèlbergen.
Bij de bevrijding werden veel SD’ers en hun Nederlandse handlangers gevangen genomen en berecht. Lehnhof werd onder andere de dood van Roelfsema ten laste gelegd. In juni 1945 wees Harm Bouman de plaats aan waar het lichaam van Roelfsema was achtergelaten.
In juni 1945 werd het overlijden van Pieter Roelfsema in Haren geregistreerd
Het stoffelijk overschot van Pieter Roelfsema werd herbegraven op De Eshof in Haren. Het grafmonument is ontworpen door de beeldhouwer en huisvriend van de Roelfsema’s Willem Valk. Op de steen de tekst: ‘In t harrenas gestorven’.
Tineke en Ruud Roelfsema, de twee oudste kinderen, werden in Bakkeveen gewaarschuwd toen de SD met Liesbeth arriveerde. Zij vluchtten op de fiets weg. In de bossen rond Beilen en Appelscha hielden zij zich tot de bevrijding schuil,aanvankelijk bij boeren in huis, later in een boshut. Toen Tineke en Ruud na de bevrijding thuiskwamen in de Goeman Borgesiuslaan, werden zij verwelkomd door Johanna Spiegelberg-Saarloos. Het huis was geheel leeggeroofd: de meeste kostbare schilderijen zijn nooit terug gevonden. Na enkele dagen werden er Canadezen ingekwartierd.
Johanna Spiegelberg-Saarloos werd opgepakt en tot zestien jaar veroordeeld. Kaper en Lehnhoff kregen de doodstraf. Bij zijn arrestatie was Lehnhoff in het bezit van de trouwring van Roelfsema.
Geplaatst door Wil Legemaat op 16 april 2019