Wilhelmus Antonius de Rooij

1897-1942

0

Oorlogsslachtoffer

Is 44 jaar geworden

Geboren op 29-11-1897 in Alkmaar 

Overleden op 30-07-1942 in Langgoer, Kei-eilanden 



Bijdragen

De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:

de moord op Antoon de Rooij en zijn medebroeders op 30-07-1942

Op 29 Januari 1995 overleed Lies de Rooij-Al, geboren op 10 Maart 1906, in het bijzijn van mij, Gemma Molenkamp, haar kleinzoon ( mijn man) Pim de Rooij en haar zoon Ad en dochter Lya de Rooij. Zij was de weduwe van Piet ( Petrus de Rooij, geboren... Lees meer

Op 29 Januari 1995 overleed Lies de Rooij-Al, geboren op 10 Maart 1906, in het bijzijn van mij, Gemma Molenkamp, haar kleinzoon ( mijn man) Pim de Rooij en haar zoon Ad en dochter Lya de Rooij. Zij was de weduwe van Piet ( Petrus de Rooij, geboren op 15 Oktober 1900 en overleden in 1977). Zoon Ad en zij hebben na het overlijden van Piet samen in het huis aan de Oude Gracht in Alkmaar gewoond. Toen Ad overleed in het jaar 2000 hebben wij, Pim en ik, de papieren gekregen die bij haar thuis lagen, samen met wat foto’s. Hier vond ik het verhaal over Antoon, de oom van mijn schoonvader, Martien de Rooij ( geboren 25-10-1930 en overleden op 24-12-2017). En dus ook de oom van Ad en Lya de Rooij. Lya vertelde mij dat het groot feest was als een van de Heerooms langskwamen. ( de broer van Antoon, Jan, was ook missionaris). Het biljart werd op tafel gelegd, de borreltjes werden tevoorschijn gehaald en er werd flink wat afgepaft met de beste sigaren die in huis waren. De voorkamer stond er helemaal blauw van.De dood van Antoon kwam dan ook binnen als een bom. Toen ik Lya sprak, was die er nog steeds emotioneel onder.

Bij de papieren die ik vond, was een brief van zuster Geraldine aan Pater Berns, geschreven op 14-09-1945. In deze brief vertelde zij over deze indrukwekkende moord.

Hieronder dus de brief over Antoon de Rooij geboren Alkmaar op 29-11-1897, meedogenloos vermoord te Langgoer, kei-eilanden op 30-07-1942

Antoon de Rooij

Makasar, 14 september 1945

Op 30 Juli 1942 viel het Japanse leger Langgo binnen. Het paters en zustershuis werd s’morgens om 4 uur al door soldaten bezet. Het was dus nog donker. Ze moeten zo gauw mogelijk samenkomen op het plein voor de internaatskapel. Daar begon een zogenaamd verhoor. Of beter gezegd: beschuldiging, want er was geen gelegenheid om een woord ter rechtvaardiging te spreken. Onder het verhoor kwam er nog een man ( mohamdaan) met een vod van een brief, waarop nog nieuwe beschuldigingen waren aangebracht: De priesters hitsten het volk op tegen Japan en mishandelde de menschen enzovoorts.
Toen Gerrit opstond om die lasterpraatjes te weerleggen, kreeg hij een tik met de bajonet en moest weer gaan hurken voor de hooge heren. Kort daarna konden de zusters naar huis gaan om zich klaar te maken voor het vertrek en gingen Monseigneur , paters en broeders in de richting van hun huis.
Angstig gingen ze uit elkaar want er was gezegd dat ze allen de doodstraf hadden verdiend ,als het waar was wat er in die bief stond. Aller gedachten waren dus of het zou gebeuren of niet. Een definitief vonnis werd niet uitgesproken. Toen de zusters goed en wel thuis waren , hoorden ze enkele schoten, maar niemand kon geloven dat Monseigneur en al de Paters en broeders ( 13 samen) die thuis waren, daar hun vonnis ondergingen.
Zekerheid hiervan hadden we pas toen er twee paters van Klein Key die op een bijstatie waren, op 25 Oktober 1942 in ons interneringskamp te Ambon werden gebracht. Zij hadden van de bevolking gehoord dat de paters even naar binnen waren geweest, daar waren geblinddoekt en daarna voor hun huis waren geplaatst. Op het laatste moment was Monseigneur Aerts nog neergeknield om allen de zegen te geven en terwijl Gerrit luide riep: Oentoek Christus Radja Kita ( god onze koning), kreeg hij een schot door zijn mond en stierf hij als een edele held voor Christus en zijn kerk.

Het is niet mogelijk om alles al in regelmatige volgorde te vertellen, ik hoop dit in de loopt van de tijd nog te doen. Er waren enkele zusters die alles hadden opgetekend maar door verschillende bombardementen, is alles verbrand. Misschien komt er nog ooit eens gelegenheid om alles mondeling te vertellen en als ik het zelf niet doen kan, zal een van de Paters het wel in mijn plaats doen.

Nadat het doodvonnis voltrokken was, moesten de jongens van de ambachtsschool komen om de lijken van hun missionarissen in zee te sleuren. Het was hun op straffe van de doodstraf verboden er verder naar om te zien. Ondanks dat verbod waren er toch telkens, als het eb was, mannen of vrouwen die de lijken weer goed legden, hun kleren weer goed deden enz. Eindelijk konden ze het niet langer uithouden en hebben ze s’zaterdagsavond eerst Monseigneur en de volgende ochtend de Pastors en broeders begraven. De Radja had ondertusschen aan de Nippo verlof aangevraagd dit te mogen doen. Maar toen die toezegging kwam waren allen reeds begraven.

Nu nog iets over onze lotgevallen. Donderdag 29 Januari 1942 werden wij geëvacueerd. S ’avonds tegen half tien kwam Pastor Schuur ons zeggen dat de vloot Ambonwaarts ging. We moesten ons dus gereed maken voor het evacuatiekamp. De drie zusters die zich hiervoor opgegeven hadden pakten hun zaakjes bij elkaar wij, met ons zessen, meenden met ons werk als Rode Kruis verpleegster te kunnen beginnen. Toch kregen we ongeveer een uur later bericht dat we eerst naar het evacuatiekamp moesten gaan, dan zouden we de volgende morgen wel nadere bevelen ontvangen. Tegen middernacht gingen ook wij in de richting van het kamp. Het was ongeveer een half uur lopen. Wat we maar enigszins konden dragen hadden we meegenomen. Maar een kapitein van het leger stelde ons gerust, dat we ons maar niet zenuwachtig moesten maken: de volgende dag kregen we wel de gelegenheid om de rest van onze spullen op te halen….Die dag moet nog komen want sinds die dag hebben we gevangen gezeten en zijn we van het eene kamp naar het andere verhuisd….

Eerst was daar de evacuatie in het bos, wat we al gauw betitelden met “het boskamp”. Omdat die loodsen niet bestand waren tegen de regen, vertrokken we 26 Februari naar een school ( stovil) tot opleiding van Inlands ambtenaar. Daar was het de eerste tijd heel slecht maar na enkele weken begonnen ze kans te zien om het een en ander binnen te smokkelen. En op het laatst nam die smokkelpartij zo toe, dat niemand er zich meer iets van aantrok dat men van het kamp bijna niets kreeg dan wat droge rijst.
Maar ook hier kwam een eind aan: Alles werd ontdekt en zwaar bestraft. Bijna iedereen, mannen zowel als vrouwen, maakten kennis met de knuppel van de Jap. Het smokkelen werd streng verboden, de wacht verdrievoudigd, maar de Jappen zouden er voor zorgen dat het eten voortaan wat beter was.
In Stovil bleven we tot 28 December 1942. Toen moesten we ineens weer naar een andere plaats. We waren natuurlijk erg benieuwd waard de vrachtauto ons zou afladen. We kwam terecht in een groote loods die nog niet half klaar was. En wat erger was: tegenover die loods was een grote opslagplaats voor bommen… Toch hadden we er niet de minste erg in dat wij zelf een groot gevaar liepen als de Amerikanen enz zouden komen bombarderen… totdat op maandag 15 Februari 1943 die bommenloodsen het mikpunt werden van de vliegtuigen. Binnen enkele minuten lag ook onze loods tegen de vlakte.. Er waren 30 doden en zeer veel gewonden. Pastoor Klerks en Pastoor Thien, die direct kwamen met het heilig olie, werden beide een slachtoffer van deze ramp. Ook 5 van onze zusters werden getroffen: zuster Prisca, zuster Norberta, zuster Felicitas en zuster Jozefs waren direct dood. Zuster Xaviera heeft nog precies 4 uur geleefd… Daags voor wij van Ambon zouden vertrekken, stierf zij.

Vanaf maart 1943 hebben we in kamp gezeten op Makassar. 1650 vrouwen en kinderen.. De commandant was vrij streng maar hij heeft er altijd voor gezorgd dat er voldoende voeding was. Nu we de toestand horen van mannen uit andere kampen, blijkt wel dat we niet te klagen hebben. We zitten nu in Makassar onze bevrijding af te wachten. Bijna dagelijks gooien vliegtuigen medicijnen en levensmiddelen uit. We zijn dan ook al heel wat opgeknapt en zien verlangend uit naar het moment dat we ons werk weer kunnen hervatten. Ik hoop ook gauw van jelui te horen.

Was getekend: zr. M. Gerardine.

Hierbij vond ik ook een brief die gericht was aan zuster Gerardine. Door wie deze brief is geschreven weet ik niet, maar het verhaal gaat hier over het herdenken van de moord waarover zuster Gerardine zo uitgebreid geschreven heeft. Deze brief gaf mij kippevel..

Langgoer, 23 augsutus 1946

Eerwaarde zuster Gerardine,

Toen ik op de Kei aankwam, ben ik onmiddellijk naar Langgoer gaan kijken. Langgoer was nog een grote eenzaamheid: de mensen waren er nog niet teruggekeerd. Op het overwoekerde missieterrein woonden, in een schamele hut van wat bladeren, Broeder Ambrosius Lefaan en Broeder van Haren. Zij zaten daar om het missieterrein wat op te knappen en langzamerhand te denken aan de vervulling van de opdrachten van Mrg. Grent: opbouw van een (voorlopig) centraal huis, opbouw van een ( voorlopig) jongensinternaat, opbouw van een ( voorlopig) school tot opleiding van de Goeroes.

Ze zaten daar zonder enig gereedschap, zonder enige bouwmaterialen, zonder mensen (want de inlanders woonden allen nog in de bossen) te midden van hun voedseltuinen.
Op het strand laten in een voorlopig graf het gebeente van de 12 missionarissen. Verder in de tuin van het zusterklooster lag Mgr. Aerts begraven.
Ik heb daar gebeden en de plekken bezocht die alle een herinnering droegen aan hetgeen er op 30 Juli 1942 was gebeurd.

Mgr. Grent schijnt de zaak van het opgraven van het gebeente onzer missionarissen met het HPB te hebben besproken, want Broeder van Haren kreeg al spoedig opdracht van Mgr. Om te zorgen voor een kist waarin al het gebeente van onze medebroeders zou worden verzameld. Broeder van Haren werd echter ziek en het duurde weken voor hij was hersteld. Bij zijn terugkeer te Langgoer vond Broeder van Haren de kist klaar. In een eenvoudige plechtigheid is toen het gebeente van onze medebroeders verzameld en in een graf neergelaten, vlak naast dat van Mgr Aerts, waar alles nu wacht op de dag dat onze missionarissen kunnen worden bijgezet in een kapel of in een grote grafkelder. Opgericht ergens op een mooie plaats, als blijvende en waardige herinnering aan hen, die stierven op het strand van Langgoer en met hun bloed de genade hebben afgekocht, waardoor het geloof en de goede zeden bewaard bleven onder de mensen, die bijna vier jaar verstoken moesten blijven van alle priesterlijke en sacramentele hulp.

Op een grote wijze heeft katholiek Kei de henrinnering gevierd van de dag dat Mgr en de 12 zijn gedood. Met duizenden zijn de mensen naar de hoofdstatie Langgoer gekomen. Zij kwamen van uren en uren ver. Vanaf het zuiden, het oosten en het westen. Hun tocht was als een bedetocht : wij hadden gevraagd de weg al biddend af te leggen.
s’Morgens, 30 Juli, werd er om 8 uur een Heilige mis gelezen op het graf van onze geloofshelden. Buiten in de open lucht..Er was vlak achter de beide graven een vluchtig altaar gebouwd. De mensen stonden in halve kringen rond het graf van Mgr. en de 12, zodat hun graven lagen tussen de priesters en de mensen.
Pastoor Eusebius Jamco las de reqiummis; hij als eerste Keiese priester. Pastoor Goossens en ik assisteerden als diaken en subdiaken. Pastoor van Lith leidden de gezangen die door duizenden mensen werden gezongen. Pastor Munster had de leiding van alles op zich genomen.
Na het Evangelie heeft pastoor Jamco gepreekt en memoreerde hoe onze regering per radio, enige maanden na de moord, het bericht had rondgegegeven en sedert dien gezwegen had… maar dat wij nu gekomen zijn om op plechtigen wijze de mannen te huldigen die vermoord werden… Waarom?.... en achter elkaar vielen de weldaden uit de mond van onze eerste Keiese Priester: de weldaden die Mgr. met zijn pastoors en broeders gebracht hadden aan het volk van Kei. Menselijkerwijze hadden zij allen een ander sterven verdiend, doch god besliste dat hun bloed, vermengd met het water van de zee waarin hun lichamen waren neergeworpen, zou stromen langs de kusten van de Kei-eilanden, als symbool van de zegeningen die zij vanuit de Hemel zouden neerstrooien over het volk dat vier jaar lang beproefd zou worden op zijn geloof en zijn zeden. Hun bloed is zegenrijk geweest voor het volk van Kei, dat geestelijk gelouterd is opgestaan en nu, vandaag, van heinde en ver is gekomen om openlijk en groots hun dankbaarheid te manifesteren en zijn belofte plechtig uit te spreken rond het hoge kruis dat opgericht zal worden op de plaats van de terechtstelling.

Om 11 uur verzamelden allen zich op het kerkplein van de verwoeste kathedraal, een s de glorie van Langgoer. Tegen de voeten van de grote kerktrap lag het kruis… Voor de ogen van duizenden werd het kruis plechtig gezegend en vereerd. Toen namen de hoofden van het dorp het grote kruis op hun schouders en terwijl de duizenden baden en het geluid van biddende stemmen opklonk langs de wegen, zijn wel allen naar het strand gegaan…. Een prachtige stoet van duizenden en duizenden biddende mensen. En achter hen aan kwam het kruis, gedragen door tientallen mannen ( ’t kruis is 8 meter hoog en 4 meter breed).

Het kruis werd verheven met het gezicht naar de zee, die de lichamen in zich opnam en telkens de lichamen weer terugbracht naar het strand als smeekte ze in die droevige dagen dan haar kostbare last zou worden opgenomen door de mensen… Nu staat daar het kruis, met het gezicht naar de zee. De voorkant bedekt met aluminium, zodat van heel ver het lichtende kruis te zien is… Aan de voet van het kruis heeft ieder die tegenwoordig was, een steen neergelegd, meegebracht uit zijn eigen kampong. Als symbool dat Mgr. en de zijnen gestorven zijn voor heel Kei. En terwijl mensen stenen aandroegen, klonken hun gezangen, zoals die gezongen worden wanneer op het kerkhof de katholieke Keiezen hun doden begraven.

Toen zijn er vrouwen gekomen en geknield rond het kruis hebben zij haar weeklachten gezonden zoals de vrouwen dat gewoon zijn wanneer doden in haar midden is: vrouwen van Doellah, vrouwen van Roemaat, vrouwen van Satheen… En wij luisteren met tranen in de ogen…

S’avonds toen het donker was, zijn we allen met lichtende lampen en toortsen weer naar het kruis gegaan en hebben we met duizenden gezongen en gebeden. Ook nu waren er weer die hun weeklachten zongen… Nog zie ik voor me die twee heel oude mannen van Satheen die een prachtige elegie uitvoerden met hun sombere, donkere stemmen, afgewisseld door het zachte wenen van enkele vrouwen, die diep neergezonken lagen aan de voet van het kruis. Dat was geen pose maar een diep doorleefd geloof en heel groot lijden dat zich nu vrijelijk naar buiten mocht openbaren..

30 Juli 1946 is een prachtige dag geweest en aan de voet van het kruis hebben de mensen beloofd , elk jaar te zullen terugkomen bij datzelfden kruis, opdat de gedachten aan Mgr. en de twaalf levendig zullen blijven onderhen.

Zuster Gerardine, laat dit je een troost zijn en wacht op de dag dat wij in staat zullen zijn om voor Mgr en zijn twaalf een heerlijke rustplaats te kunnen bezorgen.
Bidden we voor elkaar. Gerard zegent ons vanuit de Hemel. Wij zetten zijn werk hier voort.


Sluiten
Bron: een brief van zuster Gerardine en een brief aan zuster Gerardine

Geplaatst door Gemma de Rooij-Molenkamp op 20 april 2020

In memorium - kaartje van antoon de rooy.

Hai, dit was de broer van mijn oma...groeten Louise Wessels

Geplaatst door Louise Wessels op 29 april 2016

D86687a25ed038bfe54f3aef58962d51 v1

Voeg zelf een monument toe

Log in om een monument toe te voegen

Voeg zelf een verhaal of document toe

Log in om een bijdrage toe te voegen
Menu