Cornelis Adriaan van Rijsbergen
1904-1944
Oorlogsslachtoffer
Is 39 jaar geworden
Geboren op 05-11-1904 in Hooge en Lage Zwaluwe
Overleden op 17-09-1944 in Klundert
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Van kamp naar kamp naar kamp
Geplaatst door Reinoutje Kaas op 18 april 2020
Lid van de Albrechtgroep en Posthuum drager van het Verzetsherdenkingskruis.
In 1940 woonden wij in Klundert. Mijn vader was koerier in militaire dienst bij de Koninklijke Luchtmacht en gelegerd in de Peel. Bij het uitbreken van de oorlog kwam hij naar huis en werd hij waterbouwkundig opzichter bij het waterschap.
Destijds was ik tien jaar en mocht vaak met mijn vader mee als hij in de polder naar een gemaal ging. Ik mocht dan op de fiets van mijn moeder. Ik was altijd wel bang omdat daar Duitsers waren. Mijn vader was nooit bang. Hij zei altijd dat er niets zou gebeuren.
Regelmatig mocht ik ook met hem mee naar bepaalde adressen in Klundert, o.a. in de Verlaatstraat en de Molenstraat.. Dat gebeurde altijd ’s-avonds. Ik vond dat niet erg want dan mocht ik ook later naar bed. Hij nam dan altijd een bruine aktetas mee. Pas na de oorlog heeft mijn moeder mij verteld dat er in die tas etensbonnen zaten voor mensen die onderduikers in huis hadden. Die bonnen waren gestolen uit het gemeentehuis.
In de Molenstraat ging mijn vader altijd met een meneer naar een andere kamer, daar mocht ik niet bij blijven.
Er waren nog wel een paar adressen waar wij kwamen maar die weet ik niet meer. Wel weet ik me te herinneren dat ik met mijn moeder een keer in een straat liep en bij een bepaalde woning tegen haar zei dat ik daar wel eens binnen was geweest. Mijn moeder verbaasde zich daar over maar stelde verder geen vragen. Sommige woningen waar ik met mijn vader kwam, maakten wel een bepaalde indruk op me. Zo lag er bij Dr. De Ruijter een marmeren vloer in de gang, dat zie ik nog zo voor me.
Thuis moest ik regelmatig op het stoepje bij de voordeur gaan zitten omdat mijn vader naar de radio wilde luisteren. Ik had opdracht om 2x op het belletje te drukken als er Duitsers aankwamen.
Ook moest ik altijd op het stoepje gaan zitten om een ‘oom’ op te vangen. Toen dat vaker gebeurde zei ik tegen hem: “je klets me nog meer met je ooms, het is niet waar, ik denk dat het onderduikers zijn”.
In de voorkamer heeft mijn vader toen uitgelegd wat onderduikers waren.
Bovendien heeft hij mij toen gezegd dat hij ‘ergens’ bij zat om te helpen maar dat ik er met geen mens over mocht praten. Toen pas werd mij duidelijk dat hij bij het verzet zat.
De onderduikers mocht ik pas binnenlaten als zij een bepaald woord hadden gezegd. Zij sliepen in de achterkamer boven. Ik moest daarom bij mijn broer Bert slapen. Als er onraad was dan moesten de onderduikers langs de balkondeur naar buiten de polder in en ik had de opdracht dan in hun bed te gaan liggen.
Er is wel eens een Duitser binnen geweest om te controleren maar deze ging onmiddellijk de deur weer uit toen hij op de slaapkamerdeur het bordje “DIFTERIE “ of “TB” zag.
Bij mijn weten is er bij ons nooit een onderduiker gepakt.
Wel was er een Duitser met een motor de bocht uitgevlogen en in de sloot bij ons huis terecht gekomen. Toen mijn vader er naar toe ging kreeg hij te horen “Help, help me anders schiet ik je dood”. Mijn vader antwoordde: “Geef je geweer maar, dan zal ik je helpen.” Hij kreeg het geweer. Na de hulp nam de Duitser het geweer weer mee en is weggegaan.
Zondag 17 september
Toen mijn vader die ochtend beneden kwam en vertelde hij dat hij weg moest, zal ik niet gemakkelijk vergeten. Mijn ouders hadden ruzie over het feit dat hij nooit meer meeging naar de kerk. Hij antwoordde dat hij wel andere dingen aan het hoofd had en daar viel verder met hem niet over te praten.
Mijn moeder ging naar de kerk en ik vroeg aan mijn vader of ik met hem mee mocht. Maar dit keer mocht ik niet mee. Hij vertelde dat hij tekeningen naar de Moerdijkbrug moest brengen. Hij stapte op de fiets en ging weg.
Op de terugweg naar huis is hij tussen Moerdijk en Klundert op de Langeweg nabij een boerderij door een granaat gewond geraakt.
Dr. Kramer was als eerste bij het ongeval.
Een onderduiker heeft mij, met mijn zondagse roze jurk aan, op de fiets naar die boerderij gebracht. Ik weet nog dat er een rijtuig op het erf stond. Mijn moeder is na de kerkdienst opgehaald en daar ook naar toegebracht.
Allereerst wilde mijn vader de mensen van het verzet spreken. Deze kregen van hem de opdracht om alles thuis weg te halen voordat mijn moeder met de kinderen thuis zou komen. Daarmee doelde hij waarschijnlijk ook op de tekeningen die onder de dakpannen waren verstopt. Na de oorlog heeft één van de verzetsmensen dit verteld.
Mijn vader was zwaar gewond. Hij had een arm en een been verloren. Ik vond dat heel erg om te zien. Alle aanwezigen voelden dat dit niet goed zou aflopen. Ook mijn vader, want hij gaf aan te hopen dat hij thuis mocht overlijden.
Op die boerderij heb ik afscheid van mijn vader genomen.
Hij werd thuis gebracht en werd in de achterkamer gelegd. Ik ben nog één keer bij hem geweest en heb toen opnieuw afscheid van hem genomen.
Om 13.00 uur is hij overleden. Ik was zo overstuur dat ze mij niet tot bedaren konden brengen en hebben ze mij bij de buren hebben gebracht.
Na zijn overlijden wilde mijn moeder geen onderduikers meer in huis houden en zijn de twee die er nog waren, weggegaan.
Opa en Oma Van Rijsbergen zijn toen uit Hooge Zwaluwe naar Klundert gekomen en tot na de bevrijding gebleven.
Woensdag 20 september
Op deze dag is mijn vader begraven. Ik kan mij nog herinneren dat er een vliegtuig over de gehele begrafenisstoet vloog. Niemand weet of dit wel of geen toeval was, maar ik was heel bang.
Bombardement
Nog vóór het bombardement van Klundert kregen wij bericht dat wij weg moesten. Tijdens deze vlucht liepen we de verkeerde kant op, namelijk in de richting van de vuurlinie. Wij hebben met ons drieën nog in een eenmansputje gezeten. In de Stadhuisring in Klundert kwamen bij terecht bij de familie ’t Jong. Hij was politieagent, ik weet nog dat we daar geschuild hebben in een politiecel.
Albrechtgroep
Mijn vader heeft mij altijd verteld dat hij “ergens” bij zat om mensen te helpen maar dat ik er beslist helemaal met niemand over mocht praten. Toen werd mij duidelijk dat hij bij het verzet zat.
Eerst na de oorlog is gebleken dat mijn vader deel uitmaakte van de Albrechtgroep en opereerde onder de schuilnaam “Michiel de Ruiter”.
In het oude gemeentehuis van Roosendaal hangt een plaquette met foto van drie leden van de Albrechtgroep, waaronder mijn vader.
SluitenGeplaatst door Wil Van Eck - van Rijsbergen op 18 november 2016