De pas gehuwde Pieter Schoemaker voer met zijn vrouw Catharina Johanna op 21 april 1921 met het stoomschip de s.s. Lombok vanuit Amsterdam, Tandjong Priok, de haven van Batavia binnen. Hier in de hoofdstad van Nederlands-Indië begon Pieter zijn carrière bij de Indische politie. Vanaf december 1921 kwam Schoemaker bij de veldpolitie in Trenggalek, Oost-Java terecht. Daar werd op 2 maart 1922 zijn zoon Hermanus Jasper geboren. Vijf jaar later werd het gezin Schoemaker uitgebreid met dochter Catharina Johanna. Op 27 juli 1933 volgde Schoemaker’s volwaardige benoeming tot inspecteur van politie der 2e klasse. Het gezin Schoemaker vertrok op 2 april 1935 na lange tijd voor acht maanden verlof terug naar Holland. Op 3 december 1935 vestigden ze zich in de residentie Bangka en onderhorigheden. Op 8 december 1941 verklaarde de Nederlands-Indische regering Japan de oorlog, nadat de Amerikaanse vlootbasis Pearl Harbour op Hawaii door een Japanse verassingsaanval deels was vernietigd. Door het uitbreken van de oorlog met Japan werd ook Schoemakers’ negentien jarige zoon Hermanus Jasper onder de wapenen geroepen en gelegerd te Tjimahi, Java. Door de oorlogsontwikkelingen zou de rest van het gezin hem niet meer in levende lijve terug zien. Hermanus Jasper werd op 8 maart 1942 te Bandoeng Krijgsgevangen gemaakt en op Java geïnterneerd. In het krijgsgevangenkamp op Java kreeg Hermanus Jasper een ontsteking aan zijn darmen waarvan hij op 18 februari 1943 uit het hospitaal werd ontslagen. Inmiddels werd hij via een zeetransport naar Japan vervoerd waar hij enkele maanden later in het Fukuoka krijgsgevangenkamp aan kwam. Deze transporten van krijgsgevangenen moeten verschrikkelijk zijn geweest. Weken opeengepakt met andere gevangenen in bloedhete ruimen, nauwelijks eten, geen hygiëne en gevaar voor geallieerde onderzeeërs en vliegtuigen. Vanuit het Fukuoka kamp stuurde Hermanus zijn ouders en zuster in 1943 een laatste teken van leven: ‘Dearest parents and sister, I am healthy. Hope you the same. Am in Japan working. Happy New-year. Heartily greetings,Your loving son, H.J. Schoemaker’. Begin december 1944 werd hij in de Futase kolenmijn te werk gesteld. Deze mijn was een onderdeel van de Nittetsu Mining Company en was gelegen in Futase-machi Kaho-gun in de Fukuoka-ken Prefectuur. Op 11 december 1944 kwam hij in de mijntunnel lelijk ten val waarbij hij overleed. Zijn as werd op 20 september 1945 aan de Amerikaanse kapitein Rosco Price overgedragen. Sluiten