Franciscus Theodore Pieter Maria van Spaendonck
1920-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 25 jaar geworden
Geboren op 11-02-1920 in Tilburg
Overleden op 04-03-1945 in Buchenwald
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Hoopvol tot het eind
Het leven lijkt Frans toe te lachen. De student Economie geniet van het studentenleven, heeft een mooie bijbaan bij de textielfabriek van zijn ouders en maakt met zijn grote liefde Céline serieuze plannen om binnenkort te trouwen. Toch zegt hij zijn veilige wereldje vaarwel. Het is oorlog en hij moet iets doen.
In 1943 krijgt Frans, net als zijn medestudenten, een loyaliteitsverklaring voorgelegd van de Duitse bezetter. Wie niet tekent, moet zich op 6 mei melden voor de Arbeitseinsatz, de gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Samen met zijn verloofde Céline spoort hij vele studenten aan hier geen gehoor aan te geven. Maar uiteindelijk is het Frans zelf die zich aanmeldt. Uit angst voor represailles zet zijn familie hem onder grote druk. Hij zwicht en komt in een werkkamp in Ommen. Céline zoekt hem op, door het prikkeldaad praten ze met elkaar. Na drie dagen mag Frans weer terug naar zijn woonplaats Tilburg. Zijn broer Charles had de Duitsers overtuigd dat ze hem onmogelijk konden missen in de fabriek, die ook goederen leverde aan de Duitsers. Frans voelt zich zéér onbehagelijk door de situatie. Eerst roepen ‘niet tekenen’, vervolgens het zelf wel doen en door een bevoorrechte positie er toch onder uitkomen. Hij moet iets doen. Met Céline besluit hij zich aan te melden bij Trouw, een van de grootste christelijke verzetsbladen met een landelijke verzetsgroep.
Enerverende tijd
In september 1943 trouwen Frans en Céline. Ze verhuizen naar de Dennenheuvel, een vrijstaand huis in de bossen. Ideaal voor het onderbrengen van onderduikers en gezochte personen. Een enerverende tijd breekt aan voor het kersverse echtpaar. Allebei brengen ze het illegale blad Trouw rond. Céline bezorgt ook bonkaarten voor levensmiddelen aan ondergedoken personen. Frans doet gevaarlijker werk zoals het ophalen en onderbrengen van Engelse piloten naar vertrouwde adressen. Het stel biedt zelf onderdak aan ontvluchte Franse krijgsgevangenen. Regelmatig komen Engelsen op bezoek, hun wapens verstoppen ze in de kelder. De Dennenheuvel is af en toe een vergaderplek voor Trouw. De bevrijding van medeverzetslid Kees Streef wordt er gepland. Céline kon nog na de oorlog vertellen hoe het er aan toe ging: “Kees lag met een schotwond in het ziekenhuis in Den Bosch op de bovenste verdieping. Het plan was om een hoge ladder tegen zijn raam te zetten, hem er uit te tillen en met een auto weg te voeren. Het leek een waanzinnig plan, dat geen kans van slagen zou hebben. Maar midden in de nacht werd een vrij zieke man binnengebracht: Kees. De Duitsers waren woedend, want hij betekende veel in het verzet. Grote zoektochten werden uitgezet, ook in de omgeving van Tilburg.”
Sterke kerel
Wanneer het aantal arrestaties onder de Trouw-leden toeneemt, moet Frans onderduiken. Céline blijft achter, vijf maanden zwanger. Waarschijnlijk door verraad is Frans gevonden. Céline heeft nog de hoop dat hij terug zal komen. Frans is immers een sterke kerel. “Maar men had toen geen idee wat er in die kampen gebeurde", zei ze achteraf. Frans wordt na een anoniem telefoontje op 10 mei 1944 opgepakt door de gehate NSB-politieman Piet Gerrits. Cynisch genoeg dezelfde agent die een paar maanden eerder ontsnapte aan een aanslag door een andere verzetsgroep waar Frans’ broer Rob (link naar verhaal van Rob van Spaendonck) deel van uit maakte. Zij werden in mei in de duinen gefusilleerd.
Boodschap
Frans komt na een kort verblijf in kamp Haaren in de beruchte bunker van kamp Vught terecht met nog 24 andere leden van Trouw. Vanwege een gebrek aan bewijs krijgt hij als enige niet de doodstraf, maar levenslang. Dankzij een binnengesmokkelde krant leest hij het geboortebericht van zijn dochter Marie-Colette. Twee dagen later weet hij een briefje uit het kamp te smokkelen: “Het is zo eigenaardig voor me, ik ben er niet bij. Maar ik mag ontzettend dankbaar zijn dat ik nog leef …”
Uitgeput, maar hoopvol
In september 1944 komt Van Spaendonck terecht in concentratiekamp Sachsenhausen bij Berlijn. Hij verricht zwaar werk bij Klinkerwerk Oranienburg, een buitencommando vier á vijf kilometer verderop waar handgranaten en vliegtuigonderdelen geproduceerd worden. Journalist en verzetsman Édouard de Nève verblijft dezelfde periode in Sachsenhausen. In zijn boek, dat na de oorlog verscheen, beschrijft hij zijn korte ontmoeting met Van Spaendonck. “Frans heb ik zien vertrekken naar Klinker, fors, stevig, moedig. Nu is hij teruggekomen, zwaar ziek, uitgeput, stil. Hij ziet eruit als een verlopen man, zo armzalig gekleed, dat men het zich niet voorstellen kan. (…) Gelukkig heb ik de vorige dag juist een pakket uit Denemarken ontvangen. lk geef hem spek en worst en boter. En een groot stuk brood. “Spek!”, zegt Frans en zijn grote ogen staren vol verwondering naar het pakje, dat ik hem geef. “Laat het niet stelen”, zeg ik hem. “En worst!”, herhaalt hij ongelovig. En dan ineens: “Zeg, ik woon vlak naast je neef Emile (Verbunt) in Tilburg. Wanneer je ooit daar komt, dan kom je bij mij toch zeker een glas wijn drinken.” (…) Vóór hij vertrok naar Buchenwald, sprak hij mij over zijn kind, dat hij niet kende, dat tijdens zijn gevangenschap geboren was. Hij had haast zijn vrouw en zijn kind weer te vinden. Deze hoop en de weinige levensmiddelen, die ik hem kon meegeven, waren zijn enige bagage op zijn reis naar Buchenwald. lk ben nooit het aangeboden glas wijn bij hem gaan drinken. lk heb slechts aan zijn vrouw kunnen vertellen hoe flink en moedig hij was geweest en welke hoop hij koesterde, toen hij de laatste etappe van zijn leven begon.”
Zichtbaar
Op 4 maart 1945 overlijdt de 25-jarige Frans in de ziekenbarak van kamp Buchenwald als gevolg van een zware longontsteking. Hij heeft zijn dochter Marie-Colette nooit kunnen ontmoeten. Marie-Colette vertelt in een interview met het Brabants Dagblad dat ze weinig over haar vader wist, want haar moeder vertelde nauwelijks iets. Door onderzoek leerde ze hem beter kennen. De laatste jaren bracht ze zijn verhaal meer naar buiten. In 2017 was ze aanwezig bij de onthulling van een gedenkplaat op de campus van Tilburg University. Hierop staan de namen van studenten die zijn omgekomen tussen 1940 en 1946. En beter laat dan nooit, haar vader kreeg in 2018 een straatnaam. Of beter gezegd: een pleinnaam. Marie-Colette was erg blij met de bekendmaking van het Frans van Spaendonckplein in Tilburg. “Eindelijk wordt zijn naam in het openbaar zichtbaar!
SluitenGeplaatst door M. van Randwijk - OGS op 26 juni 2019