Johannes Daniel van Spanje

1918-1945

001-John-in-uniform-koopvaardij.jpeg

Oorlogsslachtoffer

Is 26 jaar geworden

Geboren op 19-09-1918 in Heemstede 

Overleden op 02-05-1945 in Buchenwald 


Afbeeldingen

0

Bijdragen

De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:

John van Spanje

Johannes Daniël van Spanje (roepnaam John) ziet het levenslicht in Heemstede (NL) op 19 september 1918. Zijn vader is van beroep leraar, reisleider en reservekapitein in het Nederlandse leger, zijn moeder is huisvrouw. John is de oudste broer van... Lees meer

Johannes Daniël van Spanje (roepnaam John) ziet het levenslicht in Heemstede (NL) op 19 september 1918. Zijn vader is van beroep leraar, reisleider en reservekapitein in het Nederlandse leger, zijn moeder is huisvrouw. John is de oudste broer van twee veel jongere zusjes, waarvan de oudste in 1929 op 3-jarige leeftijd overlijdt. Dit heeft zo’n impact op het gezin, dat John een tijdje bij zijn grootouders Van Spanje woont. Uit verhalen van mensen en zijn brieven komt John naar voren als intelligent, innemend, bijzonder. Hij blijkt ook een vrijbuiter, die zijn eigen plan trekt: als 19-jarige reist hij al met vrienden naar Duitsland en hij kiest voor een opleiding aan de Zeevaartschool Abel Tasman in Delfzijl, terwijl er maar een enkele zeeman en geen fervente zeilers in de familie zijn. Na zijn afstuderen in 1938, maakt John drie reizen als stuurman, die hem volgens zijn zus ook naar Nederlands Indië brengen, waar familie (Van Spanje) woont. Tijdens zijn derde zeereis ontdekt hij dat hij kleurenblind is, wat het einde betekent van zijn nog maar net begonnen loopbaan als stuurman. Hij moet een nieuwe toekomst vinden.

MOBILISATIE
Op 11 december 1939 wordt John als dienstplichtige opgeroepen voor het leger. Hij komt terecht bij het 2e Regiment luchtdoelartillerie, lichting 1940 IV-144 en is gelegerd in Alkmaar. Voor zover bekend heeft hij in mei 1940 geen strijd geleverd. Zijn vader, die (reserve)kapitein in het leger is, ligt dan vlak onder Rotterdam en is getuige van het bombardement op die stad. Een half jaar later, in juni 1940 gaat John met groot verlof uit het leger. Hij gaat een opleiding Chemie volgen aan de Middelbaar Technische School in Alkmaar of Amsterdam en verhuist daarvoor naar Heiloo. Hij woont daar in bij de familie Kloosterboer en heeft een relatie met de dochter des huizes, die hij voorheen in Nederlands Indië heeft ontmoet. In 1942 komt er een einde aan deze relatie. Onduidelijk is of John zijn studie Chemie heeft beëindigd, dat zou hebben betekend dat hij zich moest melden bij het Gemeentelijk Arbeidsbureau voor werk. De gehele maand september 1942 is hij als Zivilarbeiter werkzaam bij de Fa. Eisenwerk Geweke R.& C.R. Lange in Hagen-Haspe. In deze maand ontmoet hij in Hagen-Haspe de Duitse Ingrid Mattner en haar familie, die een klein jaar later een grote rol in zijn leven zullen spelen.

OP WEG NAAR … ENGELAND
Tussen oktober 1942 en februari 1943 is er een gat in de informatie. John was niet bij zijn ouders in Amersfoort. In deze periode maakt hij samen met zijn vriend Frits Schenkel plannen voor een reis naar Engeland (Engelandvaart). Het is goed mogelijk dat hij in deze periode Charles Bouvy ontmoet. Deze Charles zou voor een Nederlands bedrijf in Noord-Frankrijk werken en John zou reispapieren hebben verkregen om bij dit bedrijf te gaan werken. Met deze officiële papieren konden ze legaal door België en Noord-Frankrijk reizen om vandaar door te reizen naar de Pyreneeën voor een oversteek naar Spanje. Frits haakt vlak voor de reis af omdat, zoals later zal blijken, hij gaat trouwen. Volgens John waren de ouders van Frits verloofde fel gekant tegen de reis. In een ongedateerde brief aan zijn ouders schrijft John: “Frits en ik zijn als twee vrienden op stap gegaan met een gemeenschappelijk doel voor ogen. […] Het schijnt dat Frits het met zijn eergevoel overeen kan komen [red. om niet te gaan]. Ik kan het niet.[…] In ieder geval Mams, ik ben weer geheel de oude, weet wat ik doen ga en weet dat het lukt.” Na de oorlog geeft John’s vader bij de Nederlandse Oorlogsgravenstichting aan dat John naar Spanje vertrok om naar Engeland te gaan.

ARRESTATIE
Op 3 maart 1943 wordt John in Bayonne, vlak bij de Spaanse grens, gearresteerd. De reden is dat hij reist: “Ohne Dokumente für Grenzgebiet Bayonne”. Na gevangenschap in Bayonne komt hij terecht in de gevangenis (Prison de la Caserne Boudet) in Bordeaux. Hij gaat twee maanden later naar het interneringskamp Compiègne bij Parijs en belandt daar met allerlei gezondheidsklachten in het kamphospitaal. In Compiègne heeft hij nummer 14160. De eerste post d.d. 22 juni 1943 bereikt zijn ouders in Nederland. Daarin vertelt hij wat er is gebeurd en vraagt hij of ze hem eten en kleren kunnen sturen. Hij denkt dat hij, na een snelle afhandeling van zijn zaak, weer snel thuis zal zijn: want hij heeft immers papieren voor Frankrijk. “Hoop op behandeling van mijn zaak en op gelukkig weerzien. Heel lang kan het niet meer duren. […] Ben in Bayonne ‘Verhaftet’ toen ik daar voor de firma was. Heb niets meer van Charles Bouvy gehoord. […] Hoop en bid voor spoedige en goede tijdingen. Maak je niet bezorgd om mij en blijft allen gezond. Ik vind veel kracht in gedachten aan jullie.” Het tegendeel is echter waar. Aktion Meerschaum treedt namelijk in januari 1943 in werking. Deze maatregel van Himmler bepaalt dat diegenen die zich tegen de bezetting verzetten, zonder vorm van proces overgebracht worden naar concentratiekampen in Duitsland. Vanaf dat moment wordt voormalig Frontstalag 122 Royailleu te Compiègne (Oise) het verzamelpunt voor politieke gevangenen[1]. Het kan niet anders: de overplaatsing naar een concentratiekamp moet een grote schok zijn geweest. John dacht dat hij snel weer naar huis zou kunnen en die hoop blijft hij uitspreken in zijn brieven.

AANKOMST IN HET CONCENTRATIEKAMP BUCHENWALD
John gaat op 25 juni 1943, samen met 63 andere Nederlanders vanuit Frankrijk op transport naar het Konzentrationslager (KL) Buchenwald bij Weimar. In zijn brieven noemt hij Hessel Louws Groeneveld, een arts die veel voor John gedaan heeft, Leo van Lamsweerde uit Nijmegen, marinier Peter (roepnaam Piet) van Loon uit Zwitserland (Lausanne, en Bernardus Warmerdam, zoon van in brief genoemde melkhandelaar, uit Aerdenhout. Het treintransport met in totaal 962 gevangenen komt daar op 27 juni aan, waar John het concentratiekampnummer 14.364 krijgt. Na het inleveren van zijn persoonlijke bezittingen en de gebruikelijke onmenselijke ontharing en ontluizing krijgt hij zijn gestreepte blauwe/grijze canvas kampkleding met rode driehoek. Zijn kampnummer moet hij zelf op zijn jasje naaien. De groep uit Compiègne wordt eerst in het quarantainekamp (Kleines Lager) geplaatst. Dit bevindt zich geheel achterin, gescheiden van het eigenlijke gevangenenkamp. Het quarantainekamp bestaat uit paardenstallen en de hygiënische situatie is catastrofaal. Na een aantal weken wordt John overgeplaatst naar Block 51. Uit de kampdocumenten, die bewaard gebleven zijn, blijkt dat hij op 20 juli wordt overgeplaatst naar het Nederlandse Block 49. Vermoedelijk hangt dit samen met een wisseling van een ‘Arbeitskommando’ of is hij door vrienden geholpen.
John verlaat het kamp Buchenwald voor het laatst in februari 1945 als hij op transport gaat naar de Adlerwerke in Frankfurt, een sub-kamp (Aussenkommando, Kdo.) van het concentratiekamp Natzweiler in de Vogezen. Het hoofdkamp KL. Natzweiler is in deze fase van de oorlog inmiddels bevrijd. De administratie van het kamp is door de SS vlak voor de bevrijding van het hoofdkamp door de geallieerde troepen verhuisd naar het Duitse Rijk.

LEREN (OVER)LEVEN IN EEN CONCENTRATIEKAMP
Op John’s Häftlings-Personal-Karte staat dat hij Nederlands, Frans, Engels en Maleisisch spreekt. Desondanks schrijft hij zijn brieven in het Duits grotendeels zelf. Niet perfect, maar goed genoeg om de Prüfung (censuur) van het kamp te doorstaan. Er staan in zijn brieven hier en daar zaken, waarvan je niet zou verwachten dat die door de censuur zouden komen. John probeert verwoed in contact te komen met zijn familie en vrienden, voor nieuws, eten en kleren. De eerste die hij schrijft is de Duitse Ingrid Mattner uit Hagen-Haspe. Op deze manier hoopt hij snel antwoord en hulp te krijgen. Zij stuurt hem zijn eerste geld, brieven en de eerste pakketten. John vraagt haar ook contact op te nemen met zijn ouders.
Brief van 18 juli 1943: “Lieve Ingrid, Telegrafeer alsjeblieft meteen mijn ouders en vraag mijn vader om zo snel als mogelijk is naar jouw huis te komen. Hij moet van alles meenemen, levensmiddelen, rookwaren en geld. Onderkleding, schoenen, sokken en een pullover met mouwen. Van mijn oom Johann (red. landbouwer) kan hij suikerbieten meenemen. (Acht uur koken totdat het water eruit is) enzovoort. Jullie krijgen natuurlijk allemaal de hartelijke groeten. Ben heel blij dat ik schrijven kan en dat mijn ouders van mij zullen horen, maar kan mijn gedachten nog niet goed op een rijtje krijgen. […] Misschien heeft mijn vader mijn papieren van de vrijwillige tewerkstelling nog. Mijn excuses voor mijn nerveuze stijl, dat zal in de volgende brief beter zijn. Ik mag één keer per maand schrijven en brieven ontvangen.“

In totaal zijn er 22 berichten bewaard gebleven, van elk ongeveer een A4-tje. Beschreven aan voor- en achterkant. Aan het begin van de oorlog zit er een envelop bij, die verdwijnt later. Dan zit de postzegel en staat het adres onder de rode tekst. Pas in september 1943, zeven maanden na zijn arrestatie, heeft de naar berichten hunkerende John weer contact met zijn familie. John ontdekt dat hij Ingrid als contactadres heeft opgegeven en dat is mogelijk de reden dat er geen brieven naar zijn ouders gaan.

Opm. John stuurt op 1 augustus 1943 een brief naar zijn oom en tante Laméris in Hengelo omdat hij al die tijd geen antwoord krijgt op zijn brieven aan het thuisfront. Hij maakt zich zorgen dat hun iets is overkomen. Dan, op 6 september 1943, stuurt hij een brief naar Ingrid, waarin hij vertelt dat hij inmiddels (voor het eerst na een half jaar) een schrijven van háár in goede orde heeft ontvangen. Ingrid is dan net terug van een vakantie aan de Ostsee. De kans is groot dat de brieven van John naar het ouderlijk huis niet zijn aangekomen, mogelijk omdat John het adres in Amersfoort niet als correspondentieadres had opgegeven. De brief aan oom en tante komt wel aan, misschien met speciale toestemming. Vanaf november 1943 komen de brieven aan het thuisfront wel aan.

In zijn brief van 3 oktober aan Ingrid schrijft hij: “Lieve Ingrid, je brief ontvangen, net als een brief van mijn ouders. Gelukkig is alles thuis nog steeds gezond en optimistisch. Mijn moeder schrijft me een brief vol met vragen. Ze weten toch dat het is voorgeschreven wat men wel en niet mag schrijven? Als mijn ouders precies de omstandigheden willen weten (red. waarin ik me bevind), hoeven ze alleen maar de berg over te gaan.” Dit zou een verwijzing kunnen zijn naar Kamp Amersfoort, waar zijn ouders vlakbij wonen. Een kleine groep mensen, onder wie Ingrid, Frits en zijn familie, komt geregeld in John’s brieven terug. Hij vraagt ze voortdurend om meer nieuws en om zaken, waarvan hij hoopt dat zij ze zullen sturen: gedroogd eten zoals bonen, erwten en suikerbieten; sigaretten en kleding zoals schoenen en een oude regenjas. Hij vraagt ook om zijn ‘Arbeitspapieren’ uit Hagen. Al heel snel geeft hij aan dat geld sturen geen zin heeft. Keer op keer benadrukt hij dat ze de pakketten goed dicht moeten maken.

Brief van 6 februari 1944: “Als antwoord op uw vragen over de pakketten, moet ik u eerlijk zeggen dat het huilen me nader staat dan het lachen. Hoe vaak heb ik gevraagd en geschreven om het beter in te pakken! U spaart van het weinige nog wat boter enzovoort uit en ik krijg het pakket hier half leeg, zonder boter, appelen en koek. Dat brood van Mams komt altijd goed aan. In 99% van de gevallen worden alle pakketten hier in goede orde ontvangen, ik ben de enige uitzondering. Enige gevallen verder die onderzocht zijn, ging het om diefstal door een helper of iemand anders, nog vóór de grens en vóór het versturen. Wanneer u een sterk papier om de kartonnen doos doet en het papier lakt en goed [stuk uitgeknipt] komt hij zeker goed [stuk uitgeknipt] bonen kook ik zelf [stuk uitgeknipt] met al het eetbare.”

De pakketten worden in Buchenwald opengemaakt, waar de ontvanger bij is. Het zou dus goed moeten gaan. Het lijkt erop dat er eerder dingen uit de pakketten gehaald worden. In de brief van 10 mei 1944 laat hij iets zien van de impact die de pakketten van thuis hebben: “We moeten egoïstisch zijn en nu alleen maar aan onszelf denken. Maakt u over mij maar niet veel zorgen. Ik red me meestal. […]Weer moet ik u zeer bedanken voor de pakketten. […] Tabak is hier meer waard dan geld. Die koek(jes) van tante Katrien hebben goed gesmaakt, net als de appels van mevrouw Hoffmanns. […]
Dan de tandpasta, geweldig! Smaakt goed en heel vreemd na 15 maanden. ”En in de brief van 4 juni 1944: “Mams, u heeft geen idee hoeveel ik van het wekelijks pakket geniet, dat met grote regelmaat aankomt. Met grote dank.”

WERKZAAMHEDEN
John werkt tijdens zijn verblijf in Buchenwald op meerdere plekken. Vlak na aankomst verblijft hij eerst bijna twee weken in de ziekenbarak (2- 15 juli 1943)[2]. Vanaf 16 juli wordt John voor werkzaamheden bij de Gustloff Werke II (Halle 3) (88) ingedeeld. Van 2 december 1943 tot en met 6 maart 1944 wordt hij bij de Deutsche Ausrüstingswerke (DAW) in de Tischlerei tewerkgesteld. Op 27 maart van dat jaar wordt hij door de kamparts gekeurd, en mag alleen werkzaamheden binnen Buchenwald verrichten. Drie dagen later wordt hij bij Baukommando I ingedeeld, en verricht daar tot 6 juni 1944 werkzaamheden.
In de brief van waarschijnlijk april 1944 staat: “Heb licht werk en goede landgenoten, hier veel waard. Ik werk momenteel met een bekende advocaat-schrijver en een Legation Councellor (een vertegenwoordiger van de ambassade). Zeer interessante gesprekken. Deze tijd is niet helemaal nutteloos geweest. Dus, lieve ouders, we zijn vol goede moed.”

Op 15 juni wordt John opnieuw door de kamparts gekeurd. Dan wordt vastgesteld dat John de eerstkomende vier weken nog niet naar een buitenkommando mag worden overgebracht. Op 30 juli 1944 gaat John uiteindelijk op transport naar de vliegtuigfabriek Siebel Flugzeugwerke in Halle-Saale. Hij gaat daar werken op de karthotheek. Blijkbaar dringen daar berichten door over D-Day en de landing van de geallieerden in Normandië. Zijn brieven van 10 en 27 augustus laten een montere John zien, die verwacht dat hij over twee maanden weer thuis zal zijn. Hij maakt plannen voor de toekomst en bedenkt hoe hij zijn nieuw verworven ervaring kan gebruiken. In een hele bijzondere Nederlandstalige briefkaart van 9 augustus 1944, die illegaal uit de fabriek gesmokkeld is, schrijft John: “Ik leef in hoop, en hoop doet leven. Ben gezond maar arm, en alleen nog wat last van mijn benen. Niet erg! Mams, het duurt geen twee maandjes meer, misschien nog veel korter, dus geen zorgen en alleen denken aan de gelukkige vredige toekomst. […] Alles komt mooier terecht als men zou denken. De schoft is ontmaskerd.” De brief van 27 augustus komt volgens het normale ritme: “De omstandigheden zijn [xxx] hier (red.Halle) niet zo moeilijk meer voor mij, en mijn werk is nu heel geschikt voor mij. Mijn studies en ervaring komen een beetje in de praktijk. Ik kan niets verder uitleggen, […]. Lieve ouders en zus, stop met het verzenden van pakjes, hooguit sigaretten of tabak. Goed inpakken!! Het is voor jullie te moeilijk om het een en ander bij elkaar te brengen, en het is de vraag of ik het hier goed zal ontvangen. Het hele kamp is te onveilig en voor het paar = 2 maanden redt is mezelf hopelijk.”

Op 13 november 1944 is John echter terug in Buchenwald. In de laatste korte brief van 3 december moet hij de ruimte in de brief delen met een ander. De toon is ingetogen, filosofisch bijna. “Liefste ouders, deze kans om u nogmaals schrijven te kunnen was me veel waard. Hopelijk dat deze brief zijn bestemming bereikt. Ik ben gezond en ik hoop hetzelfde voor u, momenteel mijn enige wens. We moeten volhouden, lieve moeder. We hebben het niet voor het zeggen. Voor jou is nog zo veel onbegrijpelijk. En dan, zo vaak zonder te weten en te denken, het leven gewaagd. Veel dom gedaan, altijd goed gemeend en met hetzelfde doel voor ogen, hebben we elkaar verkeerd begrepen. Vele anderen zijn gevallen. En toch uiteindelijk nog te leven en gezond te zijn. Ik kan alleen maar danken, hopen en voor jullie bidden! John.”

OP TRANSPORT NAAR DE ADLERWERKE IN FRANKFURT AM MAIN
Begin 1945 gebeuren er een aantal dingen achter elkaar. John wordt op 26 januari afgekeurd voor het werk dat hij heeft bij Werkstatt Fichtenhain (67). Op 27 januari verklaart een kamparts hem ‘Arbeits- und Transportfähig’ en op 30 januari 1945 staat John op de transportlijst voor overplaatsing naar het Aussenkommando Adlerwerke van KL. Natzweiler, met bestemming Frankfurt am Main. Het bijzondere is dat John de enige Nederlander is op dit transport van 5 februari 1945. De anderen zijn voornamelijk Polen, die gevangen genomen zijn tijdens de opstand in Warschau. Vanaf dit punt zijn er voor nu geen documenten meer waar John’s naam op staat. Het is echter een feit dat hij op de transportlijst staat en in Buchenwald is de administratie op dat moment nog op orde. In dagrapporten van de Adlerwerke zijn vermeldingen van zes Russische gevangenen uit dit transport te vinden, die in februari de benen hebben genomen.

De Adlerwerke is een voormalige autofabrikant in Frankfurt am Main, die op dat moment alleen nog maar oorlogsmaterieel produceert. Van de Alderwerke is bekend dat de omstandigheden er, op zijn zachtst gezegd, miserabel waren. Ze moesten zich letterlijk doodwerken, voorzieningen waren er niet of nauwelijks, mensen sliepen in de vrieskou op de stenen vloeren met een enkele deken van een fabriek die kapotgeschoten was. De eigenaren en aandeelhouders van de Adlerwerke waren welgestelde Duitsers, die goed verdiend hebben aan de oorlogsactiviteiten van de fabriek. Ze hebben na de oorlog nooit verantwoording af hoeven leggen over hun daden. De fabriek in Frankfurt wordt op 28 maart bevrijd, Buchenwald op 28 april, maar John keert niet terug naar Nederland.

DE LAATSTE DAGEN
Uit de naoorlogse onderzoeken blijkt dat de Adlerwerke enkele weken voor de capitulatie van Duitsland is geëvacueerd. John kan zich hebben aangesloten bij de mars (later bekend geworden als een van de vele ‘Todesmärschen’) van 24-29 maart 1945 van Frankfurt naar Hünfeld, om daar per trein terug te gaan naar het KL. Buchenwald. Voor gevangenen was dit de meest veilige optie. Van de 350 gevangenen die deze dodenmars liepen, bereiken er 280 Hünfeld. De rest is onderweg doodgeschoten, omdat ze niet verder konden. De doden zijn langs de weg achtergelaten en provisorisch begraven. Maar 50 van de 280 gevangenen die de trein in Hünfeld halen, overleven de oorlog. Als John bij de lopers was, is hij tijdens de mars overleden. Er zijn geen lijsten van de mensen die uit Frankfurt zijn vertrokken. Lijsten zijn er wel van de overlevenden van deze lange reis. Zij zijn bij aankomst op 30 maart in Buchenwald keurig geregistreerd en John staat niet op de lijst van binnenkomers. Ook mensen die in de trein overleden, zijn in Buchenwald geregistreerd.
John kan ook op 13 maart per trein vanuit Frankfurt naar Bergen-Belsen zijn gestuurd. Deze trein is door de geallieerden gebombardeerd en heeft dagen afgesloten, zonder eten en drinken op een rangeerterrein gestaan. Van de 874 mensen die in deze trein zaten, hebben er maar 11 Bergen-Belsen levend bereikt, acht daarvan hebben de oorlog overleefd. John zat niet bij deze overlevenden.

ONDERZOEK NA DE OORLOG
John’s ouders krijgen op 13 juni 1945 te horen dat hij officieel als vermist te boek staat. Zijn ouders en zusje krijgen bezoek van een aantal overlevenden. Het eerste officiële onderzoek vindt plaats in 1951. Op 18 juli 1966 verschijnt er een bericht van de minister van Justitie in de Staatscourant over de aangifte van John’s overlijden. Met dit bericht is John officieel (juridisch) doodverklaard. Ook latere onderzoeken door het Rode Kruis en ITS Arolsen in 1957 en 1993 leveren geen nieuwe aanwijzingen op. In 2020 start er een laatste onderzoek met onder meer dit levensverhaal tot gevolg. Vier dingen komen dan bij elkaar. Veel van de Arolsen-archieven zijn inmiddels digitaal beschikbaar, zodat we zelf kunnen zoeken. De brieven die John uit Buchenwald schreef, komen boven tafel. Twee Nederlandse onderzoekers, Marco van der Sluijs en Jeroen van der Zijderveld van Stichting WO2 Sporen specialiseren zich in de geschiedenis van de Nederlandse gevangenen van Buchenwald, waardoor zij meer (context)informatie hebben of kunnen vinden.

OPVALLEND
Buchenwald-onderzoekers Marco van der Sluijs en Jeroen van Zijderveld kunnen John en
zijn gedrag vergelijken met dat van de andere gevangenen in Buchenwald. Wat hen opvalt is, dat John, anders dan de andere gevangenen, niet alleen maar bezig was met overleven. Hij blijft naar de toekomst kijken. Zij hebben de indruk dat hij aan ontsnappen dacht en die ook gericht voorbereidde door ervoor te zorgen dat hij geld had, papieren en andere kleren dan zijn gestreepte uniform. Hij vraagt zijn ouders om hem deze zaken te sturen. Ook is de brief die hij 10 augustus vanuit Halle naar zijn ouders stuurt bijzonder. Deze in het Nederlands geschreven brief valt buiten de vastgestelde structuur en controle, bovendien staat er als afzender de naam van Jan van Spanje boven.

Tijdlijn vanaf arrestatie
3 maart 1943 Arrestatie in Bayonne, gevangenis Bordeaux
22 juni 1943 Post uit Durchgangslager Compiègne, Oise
27 juni 1943 Transport vanuit Compiègne, komt aan in Buchenwald
20 juli 1943 Overplaatsing van Block 51 naar het Nederlandse Block 49
6 september 1943 Eerste post en geld van Duitse vriendin Ingrid Mattner
3 oktober 1943 Melding eerste post van thuis

30 juli 1944 Overplaatsing naar Aussenkommando (Kdo) Halle-Saale Juncker Werke
13 november 1944 Terug in Buchenwald

27 januari 1945 Arbeits- und Transportfähig verklaard
30 januari 1945 KZ. Natzweiler/Aussenkommando Adlerwerke Frankfurt
5 februari 1945 Uitschrijving in KZ. Buchenwald, inschrijving KZ. Natzweiler

13 juni 1945 Ouders krijgen bericht van vermissing van de Voorl. Commissie Ex. Politieke Gevangenen.

3 november 1951 Het Rode Kruis voert een eerste diepgaand onderzoek naar de vermissing van John.

18 juli 1966 In de Staatscourant staat een bericht van de minister van Justitie: hij doet aangifte van John’s overlijden.

18 november 1988 John’s moeder overlijdt. Familie vindt brieven van John, 22 stukken blijken uit Buchenwald e.d. afkomstig.

Najaar 2020 Start definitief onderzoek, samen met Stichting WO2 Sporen.

Sluiten
Bron: ITS Bad Arolsen, Familie van Spanje

Geplaatst door Stichting WO2 Sporen JvZ op 10 december 2022

Johannes Daniel Spanje staat ook op:

Voeg zelf een monument toe

Log in om een monument toe te voegen

Voeg zelf een bijdrage toe

Log in om een bijdrage toe te voegen
Menu