Franciscus Machutus Spanjers
1884-1943
Oorlogsslachtoffer
Is 59 jaar geworden
Geboren op 28-04-1884 in Escharen Grave
Overleden op 15-07-1943 in Kota Radja, NOI
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
De ene Pastoor helpt de ander ...
Met het maken van de uitnodiging voor de donateursdag op de website schoot mij ineens de tekst: “De ene Pastoor helpt de ander…” te binnen. Dit verhaal brengt ons terug naar 2007. Toen werden er in enkele trances graven opgeknapt en werd voor het...
Lees meer
Met het maken van de uitnodiging voor de donateursdag op de website schoot mij ineens de tekst: “De ene Pastoor helpt de ander…” te binnen. Dit verhaal brengt ons terug naar 2007. Toen werden er in enkele trances graven opgeknapt en werd voor het graf van Pastoor Spanjers een sponsor/donateur gezocht. Het bestuurslid, en oud-commandant Bronbeek, dhr. Ger Pastoor bood daarop spontaan ter vergadering aan de kosten daarvan voor zijn rekening te nemen, onder het motto; Zo zorgt de ene Pastoor voor de andere Pastoor”. Kort na het opknappen van o.a dit graf bleek dat de stoffelijke resten van zeven personen, die tussen 10 mei 1940 en 15 augustus 1945 waren omgekomen of overleden door de Oorlogsgravenstichting te zijn overgebracht van Peutjut naar een van de Erevelden op Java. Een van deze graven was dus van Pater Marinus. Het lege, opgeknapte graf, bevindt zich nog op Peutjut. In het afgelopen jaar heb ik mijn wat verdiept in deze persoon en dat wil ik vandaag met u delen:
Mijn verhaal gaat over Franciscus Machutus Spanjers (later Pater Marinus). Hij werd op 28 april 1884 te Escharen geboren. Dit is een dorpje ten zuiden van het stadje Grave aan de Maas. Hij is de zoon van Hendrikus Spanjers en Johanna van der Burgt. Het gezin woonde in Escharen tegenover de kerk en had daar een winkel en herberg. Na de lagere school ging hij op 3 oktober 1898 naar Langeweg het klein seminarie, de opleiding waar leerlingen worden voorbereid op de eigenlijke priesteropleiding die in een (groot) seminarie plaats vindt. Het klein seminarie was vooral een opleiding voor jongens in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. In augustus 1902, op 18 jarige leeftijd, deed hij toelatingsexamen voor het noviciaat. Op 20 september 1902 is hij toegetreden tot de Orde van de Minderbroeders Kapucijnen, waarbij hij de kloosternaam Marinus ontving. Op 21 september 1903 legde hij zijn tijdelijke Professie af en op 21 september 1906 zijn eeuwige geloften. Op 18 december 1909 werd hij tot priester gewijd.
Hij was een begaafd en vurig predikant, maar vond in zijn prediking, hoe succesvol deze ook was, voor zijn eigen gevoel weinig voldoening. In de vergadering van het Definitorium (Provinciaal bestuur van de Kapucijnen), in december 1916, werd hij benoemd tot missionaris voor Sumatra. Ondanks dat de officiële benoeming tot missionaris werd gedagtekend op 31 januari 1917, vertrok pater Marinus pas op 9 oktober 1918. Het was waarschijnlijk de Eerste Wereldoorlog die zijn vertrek heeft uitgesteld. De lange reis ging dan ook via Amerika en Japan. Hij belandde op 13 of 14 januari 1919 in Medan. Dat werd ook zijn eerste standplaats. Medio 1921 werd hij benoemd tot pastoor te Tandjong Sakti. Tandjong Sakti is een plaats in het bestuurlijke gebied Lahat in de provincie Zuid-Sumatra.
Intussen werd hij op 11 april 1921 benoemd tot 2e discreet, een afgevaardigde van de orde in een bepaald gebied, van de Superoir Regularis en kort daarop tot Consiliarius, dit is een raadsheer, van de Apostolische Prefect. In 1924 werd hij herbenoemd tot 2e discreet en in 1927 tot 1e discreet, in welke functie hij iedere drie jaar werd herbenoemd tot zijn dood. Eveneens bleef hij al die jaren behoren tot de consilarii van de Apostolische Prefect later Apostolisch Vicaris en vanaf 1931 was hij ook Pro-Prefect en later Pro-Vicaris van de missie.
Toen wegens verdeling van de missie Tandjong Sakti andere missionarissen kreeg (Priesters van het H. Hart) bleef pater Marinus nog enige tijd bij hen om hen in te leiden, maar begin 1925 keerde hij voorgoed naar Padang, dit is Sumatra’s Westkust, terug, waar hij de bestemming kreeg de missie onder de Bataks te beginnen. Op dat ogenblik was er echter nog niet veel gelegenheid en in 1926 werd opgedragen de statie Tandjong Balei (oostkust Sumatra) te beginnen. Tandjong Balei ligt aan het Tobameer, waar President Soekarno gevangen werd gehouden na de succesvolle luchtlandingsoperatie tegen Djokjakarta op 19 december 1948. Hij bouwde er een goede pastorie. Een jaar later ging hij echter naar Medan om er onder de Bataks te werken.
In 1929 kwam hij met verlof naar Nederland en woonde hij tijdelijk in IJmuiden. Van daaruit volgde hij in Leiden lessen in de Batakse taal. Teruggekomen in Medan in juni 1930 hervatte hij zijn werk onder de Batakse bevolking. Hij richtte er een groot internaat op met flinke scholen onder leiding van de Zusters van Dongen. (AFB5) Op 16 december 1934 vierde hij zijn zilveren priester jubileum. In 1937 verhuisde pater Marinus naar Balige als Overste van het district en leider van de Batakmissie. In 1939 werd hij pastoor te Padang.In 1940 zou hij opnieuw met verlof naar Nederland gaan, maar in Suez keerde de boot terug en voer naar Indië. Het was mei 1940 en Nederland was onbereikbaar geworden. Het was een zeer moeilijke tijd voor de missie en pater Marinus werd belast met de organisatie van een priesterfonds tot onderhoud van de missionarissen. Na enige tijd werd hij pastoor te Koeta Radja. Daar werd hij in 1942 door de Japanners gevangen genomen. Hij kon de zware lasten en ontberingen niet verdragen, maar bleef bij al zijn ziekte en ellende, de vertrouwensman van heel het gevangenkamp. Na korte tijd in het kamp begonnen enkele symptomen van ziekte op te treden zoals vermoeidheid en pijn in de nierstreek. De dokter zag zijn toestand echter niet ernstig in.
Zo werd het december 1942. Kerstmis werd voor hem een zware dag van lichamelijke afmatting en geestelijke emoties. De vermoeidheid hield niet op de pijn verergerde. Een onderzoek wees uit dat de nieren niet in orde waren. Een van de nieren functioneerde niet meer en de andere nier was zo zwak dat deze niet langer verhinderde dat er vergiftigde stoffen in het bloed kwamen. Een langzaam vergiftingsproces. Bovendien waren er geen mogelijkheden om een noodzakelijke foto te maken, geen juiste medicijnen ontbraken en er was geen kans op een chirurgische behandeling bij gebrek aan chirurgen en instrumenten.
Zo werd het Hemelvaartsdag 1943. Pater Marinus was zwakker en zwakker geworden en had al enkele preekbeurten moeten overslaan. De dokter had echter geen bezwaar tegen een korte, niet vermoeiende Hemelvaartspreek. Het werd zowel een moedig afscheid als een roerend vaarwel.
Aanvankelijk liet het zich nog niet al te ernstig aanzien, maar op 5 juli werd hij naar het ziekenzaaltje gebracht met dysenterie. Maar spoedig bleek het ergste geleden en eigenlijk zou hij na 10 dagen de ziekenzaal mogen verlaten. Maar toen de datum van 15 juli aanbrak bleek ’s morgens zijn toestand plotseling verergerd. Na een slechte nacht was hij zeer moe, had vreselijke hoofdpijn en klaagde over hartkloppingen en benauwdheid. Daarna ontving hij de laatste Sacramenten. Hij stierf dezelfde dag nog. Pater Landelinus van Amsterdam was de enige medebroeder die erbij was en die ook de begrafenis bij gunst van de Japanners mocht bijwonen. Niettemin waren er enige honderden Chinese Katholieken op de begraafplaats. Deze waren niet geïnterneerd. Zij bewezen Broeder Martinus de laatste eer, doch zij moesten de dag daarop bij de Kempetai (Japanse Gestapo) op ’t matje komen…
Pater Marinus was een voorbeeldige, eenvoudige priester en religieus. Hij genoot het vertrouwen van zijn medebroeders. Als missionaris heeft hij grote verdiensten gehad voor Sumatra. Hij had een bijzondere devotie voor het H. Sacrament en besteedde daarom de grootste zorgen aan de voorbereidingen van de liturgische plechtigheden. Deze trokken door zijn toedoen dan ook een groot aantal gelovigen.
Het lichaam van Pastoor Marinus dat eerst op het kerkhof Peutjut te Koetaradja begraven werd, is op 21 maart 1959 herbegraven op de begraafplaats Menteng Pulo te Djakarta op het eiland Java. Een eiland waar hij bij leven nooit geweest is. Het feit van deze herbegrafenis was ons bestuur in 2007 niet bekend, toen het de opknapoperatie startte.Donateursdag van de Stichting Peutjut-Fonds op landgoed Bronbeek te Arnhem zondag 9 oktober 2016.
Sluiten
Bron: Richard van Arkel, bestuurslid Stichting Peutjut-Fonds
Geplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 08 oktober 2016
Voeg zelf een monument toe
Log in om een monument toe te voegenVoeg zelf een verhaal of document toe
Log in om een bijdrage toe te voegenNationaal archief
Bekijk persoonsdossierLeg bloemen op dit graf
Wilt u graag bloemen laten leggen op dit graf, dan verzorgen wij dit graag voor u.
Bestel bloemen