'Den Haag (13 mei 1940). Nadat een burger gemeld had dat in een woning in de Haagse wijk Marlot zich Duitse parachutisten zouden ophouden, besloot een res. ritmeester ter plaatse een onderzoek in te stellen; hij liet zich daarbij vergezellen door enkele passerende militairen onder bevel van een dienstplichtig wachtmeester. In het aangewezen perceel werd niets verdachts geconstateerd, waarna een aangrenzende woning werd omsingeld om daar huiszoeking te verrichten. Nadat was aangebeld, zou de bewoner die opendeed niet spoedig genoeg aan het bevel de handen omhoog te steken hebben gehoorzaamd, waarna eerst de wachtmeester en vervolgens de ritmeester op hem hebben geschoten. Het slachtoffer - een gepensioneerd officier van het KNIL - bezweek de volgende dag aan zijn verwondingen. De Krijgsraad voor de Landmacht te 's-Gravenhage heeft de ritmeester op 7 augustus 1940 veroordeeld tot een maand gevangenisstraf terzake van mishandeling. De wachtmeester werd door de Krijgsraad bij vonnis van diezelfde datum vrijgesproken van zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbend. Deze uitspraken zijn door het Hoog Militair Gerechtshof bevestigd bij sententies van 17 september 1940.' Sluiten