Hette Arie Constant Valentijn
1906-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 39 jaar geworden
Geboren op 05-09-1906 in Magelang, NOI
Overleden op 16-10-1945 in Plaboeanratoe
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Hette Arie Constant Valentijn, de moord op een onschuldig man
Hette Valentijn had niets op zijn geweten dat aanleiding kon geven om hem kwaad te doen. Als Nederlander werkte hij in 1945 op West-Java. In de Bersiaptijd, het begin van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, vonden sommige extremistische groepen dat voldoende om hem te vermoorden. Hette Valentijn had de ene oorlog overleefd, maar stierf in de volgende, op 16 oktober 1945. Hij was net 39 jaar oud en liet een weduwe en vijf kinderen na.
75 jaar later spreken wij zijn twee oudste zoons, Ralph (geboren in 1932) en Erik (geboren in 1938). Zij omschrijven hun vader als een rustige man. “Hij kon wel eens uit zijn slof schieten als je het echt bont maakte. Maar dat gebeurde zelden.”
Hette Valentijn was geboren in het voormalige Nederlands-Indië, was Nederlander en was getrouwd met Jacoba Geertruida Lapré. Het was een gelukkig gezin. Vader had een leidinggevende functie bij een waterkrachtcentrale ergens op het platteland van West-Java. Omdat daar in de buurt geen school was, zat Ralph in de grote stad op school en woonde hij bij een tante in huis. “Ik ben daar goed opgevoed, maar ik zag mijn ouders en de rest van ons gezin alleen in de vakanties. Verder hadden we het goed. Er waren vier bediendes in huis en vader had een auto en een motorfiets (een Harley Davidson).”
Van de dreigende oorlog merkten de kinderen maar weinig. “Ik zag dat mijn oom, die als KNIL-militair bij de Landstormers was ingedeeld, wel vaak op oefening moest. Maar de grote mensen vertelden niet zo veel.”
Omdat Hette Valentijn bij de waterkrachtcentrale werkte ontkwamen hij en zijn gezin aan de Japanse internering. Ze werden zoals dat heette ‘buitenkampers’. Toch was ook hun leven aan beperkingen onderhevig. Het water was afgesloten. De auto werd geconfisqueerd. De ruiten van het huis moesten worden afgeplakt. Er waren schuilkelders. “Vader wilde dat we rubbertjes om onze nek droegen”, herinnert Erik zich. “Als er een bombardement kwam, moest je daar dan op bijten. Zo voorkwam je gehoorschade.”
Het was een ongemakkelijke tijd, maar vergeleken met anderen rolde het gezin Valentijn redelijk door de Tweede Wereldoorlog. Maar zodra die voorbij was, begon de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, met daaraan voorafgaand de Bersiapperiode. Toen was er ineens minder te eten dan in de Japanse tijd. Er moest huisraad verkocht worden om aan eten te komen en moeder verkocht handwerken om bij te verdienen.
In de Bersiaptijd trokken op West-Java strijdgroepen rond, de pemoeda’s. Ze terroriseerden Nederlandse bedrijven (bijvoorbeeld koffie-, thee- en rubberplantages) en zaaiden dood en verderf. In de wijk Bronbeek in Bandoeng richten ze een massamoord aan. Hette Valentijn werkte nog steeds voor de waterkrachtcentrale. In de Japanse tijd had hem dat aan de goede kant van het geluk gebracht, nu zat hij aan de verkeerde kant. Hij was Nederlander en werkte voor een Nederlands bedrijf. Voor sommigen was dat voldoende om hem te vermoorden. Het was al onrustig in de regio, maar hij wilde zijn post niet verlaten.
De officiële versie van wat er gebeurd is, zegt dat Hette Valentijn door een strijdgroep is meegenomen en daarna is geëxecuteerd. Zijn zoon Erik heeft bij die versie bedenkingen. “De bende die hem heeft vermoord was vergelijkbaar met de bende die het bloedbad in Bandoeng aanrichtte. Zij vonden dat iedereen met bindingen met Nederland moest worden vermoord. Hun methodes waren niet zachtzinnig en zeker niet omslachtig. Dus is het logischer dat ze vader direct over de kling hebben gejaagd. Hem direct vermoorden paste beter in hun straatje. Wij hebben zijn graf bezocht, dat zich in Bandoeng bevindt. Maar ik sluit allerminst uit, dat hij direct is vermoord en nooit is meegenomen en dat zijn stoffelijke resten ergens in de oceaan of in een nabijgelegen rivier zijn gegooid.”
Toen Hette Valentijn werd vermoord, was hij 39 jaar oud. Zijn vrouw Jacoba was 36 jaar (ze zou 99 worden). Er waren vijf kinderen, waarvan de jongste (hun enige dochter) net was geboren. Hette heeft haar nooit gezien.
Dat alles overkwam de weduwe Jacoba Valentijn in hoogst onzekere omstandigheden en in een vijandige omgeving. Het was een kwestie van overleven. Hoe ze dat deed en hoe ze het verlies van haar man verwerkte, hebben de kinderen nooit geweten. Daar praatte ze niet over. Ralph vertelt hoe hij (als oudste man in huis, maar zelf nog puber) zijn moeder hielp bij het voorbereiden van de overtocht naar Nederland. Helpen met het verkrijgen van paspoorten, van hutkoffers en van wat al niet. Want de Valentijns moesten weg uit Indonesië. Ze waren paria’s geworden in eigen land, terwijl er in het naoorlogse Nederland ook niet naar hen werd uitgekeken. Zeventig jaar later beschreef Erik de overtocht. Bij een foto van zijn moeder schrijft hij “Bij het zien van mijn trotse moeder in Port Said kan ik wel emotioneel worden. Ik bedenk dan hoe zorgzaam, sterk, moedig en vastberaden ze was, en met haar al de moeders en weduwen die met ons meereisden. Zij hebben alles opgegeven voor hun kinderen of gezin, hebben doorgezet in moeilijke tijden, hebben armoe en ontberingen geleden….en daar kunnen we alleen maar enorme bewondering en respect voor hebben….”
In 1951 kwamen ze in Nederland terecht, in een pension in Kootwijk op de Veluwe. De kinderen gingen in Apeldoorn op school. In 1953 kreeg het gezin een woning in Ugchelen, vlakbij Apeldoorn. Daar bouwden ze zo goed en zo kwaad als dat ging een nieuw bestaan op. “Het was overleven, maar het was bij ons in huis niet triest. En omdat moeder pensioen ontving, hadden we het redelijk goed. We hebben ons aangepast, zijn geïntegreerd, kregen vrienden en vriendinnen en zijn zodanig opgeleid dat we later een goed leven konden opbouwen. We hebben het verwerkt al is de ene dag beter dan de andere.”
Als we aan de beide broers vragen, wat ze nog aan hun vader zouden willen zeggen als dat zou kunnen, krijgen we mooie antwoorden. Ralph zou zijn vader willen bedanken voor wat hij hem toch nog heeft kunnen geven. Ik heb hem zo lang mogen hebben, dat hij zijn normen en waarden aan mij heeft kunnen overdragen en daar ben ik dankbaar voor.” Erik zou zijn vader willen laten zien hoe mooi de familie zich heeft ontwikkeld. “Toen Ralph 90 werd, waren we als complete familie bij elkaar. Drie generaties in een goede sfeer en harmonie. Ik had hem dat graag willen laten zien. Hij zou er trots op zijn geweest.”
Geplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 09 november 2022
Omstandigheden waaronder Hette Valentijn en anderen werden vermoord in de Bersiap periode
Uit recent onderzoek blijkt dat Hette Adriaan Constant Valentijn en 8 personen in november 1945 door de P.T. Polisi Tentara (Militaire Politie) naar Soekaboemi zouden worden gebracht. Wegens acties tussen Japanners en de B.K.R. (Indonesisch leger) konden zij echter Soekaboemi niet bereiken,waarna zij naar Palaboehan Ratoe werden gebracht en aldaar door de P.T. Polisi Tentara in cellen werden opgesloten.
De gevangenen werden door de met slagwapens bewapende (lokale) bevolking opgeëist en vermoord.
Hij is begraven in een Verzamelgraf tezamen met Charles Simon Lambertus, Willem Frederik Ligtvoet en William Petrus Trieling.
In een ander Verzamelgraf "Plaboean Ratoe" liggen begraven: Willem Adriaan Boom, Willem Anton Brinck, Theo Broens, Willem Broens en H. Pottinga.
SluitenGeplaatst door Peter van den Broek op 07 augustus 2024
Mijn vader...
Vader was werktuigkundige, en werkzaam bij de WKW in Batavia. WKW stond voor WaterKrachtWerken, een bedrijf dat heel West Java van elektriciteit voorzag met door waterkracht aangedreven turbines. Die turbines stonden in waterkrachtcentrales die verspreid waren over heel West Java. Vanwege zijn functie als chef werd hij regelmatig te werk gesteld op verschillende locaties in de buitengewesten rondom de stad Buitenzorg.
Vanaf het jaar 1943 werkte hij op een waterkrachtcentrale in Oebroek, een gehucht tussen Tjibadak en Soekaboemi ten zuiden van Buitenzorg.
Omdat het oorlog was (Japanse bezetting) hoefden wij niet naar school, daarom woonden moeder en mijn drie broers daar bij vader.
Juli 1945, moeder was in verwachting en eind september uitgerekend, daarom moesten we naar Batavia. Op een ochtend, heel vroeg, vertrokken we in 2 sado's (tweewielige paarden taxi's) naar Tjibadak, waar we op de trein stapten en via Buitenzorg naar Batavia reisden. Vader zou een week in Batavia blijven om alles te regelen voor de geboorte van zijn vijfde kind waarvan hij hoopte dat het een meisje zou zijn. We waren in de grote stad en meteen werden we geconfronteerd met geruchten over een ophanden zijnde capitulatie van Japan. Maar er waren ook geruchten dat rondtrekkende Indonesische opstandelingen de Preanger (het zuidelijk gebied van West Java) onveilig maakten. Indonesië kwam in opstand en wilde onafhankelijk zijn!
23 september werd zusje geboren, vader was niet bij de geboorte aanwezig, want ondanks de vele waarschuwingen is hij toch terug gegaan naar zijn post, hij wilde zijn collega's niet in de steek laten. Helaas heeft hij dat met de dood moeten bekopen. Eind oktober kwam het bericht dat pemoeda's alle Indo-europeanen en Europeanen die werkzaam waren in centrales en op ondernemingen in die streek hadden vermoord.
Pas in april 1947 kreeg moeder officieel de schriftelijke bevestiging van de toenmalige Opsporingsdienst van Overledenen te Batavia dat vader in 1945 was omgebracht.
Na vier jongens was de wens van vader uitgekomen, hij heeft zijn dochter helaas nooit in zijn armen kunnen sluiten …. moeder bleef achter als weduwe van 36 jaar met vijf kinderen.
Erik Valentijn,
(Amersfoort januari 2022)
SluitenGeplaatst door Erik Valentijn op 18 januari 2022