Adriaan Johannes Voorsmit
1900-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 44 jaar geworden
Geboren op 17-09-1900 in Groningen
Overleden op 18-02-1945 in Bergen-Belsen
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Op een dag kwam de ijscoman langs...
Op 17 september 1900 werd Adriaan Johannes Voorsmit in Groningen geboren.
Voorsmit werd voorwerker bij de Nederlandsche Spoorwegen en kwam als zodanig in Tuindorp in Haren te wonen, in een van de huizen van de spoorwegen, Tuindorp 4, thans Spoorlaan 29.
Adriaan Voorsmit en zijn vrouw boden Joden een onderduikadres. Omdat de onderduikers voor hun verblijf betaalden, zette verzetsman Klaas Boonstra, die in Onnen woonde, later een vraagteken bij de motieven van Voorsmit. Anderen zijn van mening dat de familie Voorsmit oprechte bedoelingen had. Het was overigens niet ongebruikelijk dat onderduikers voor hun verblijf betaalden. En het getuigt van veel moed om in 1944 Joodse mensen te herbergen.
Onder dit verhaal volgen de oorlogsherinneringen van de zoon van Adriaan Voorsmit. Hij zet hier en daar kanttekeningen en heeft veel aanvullende informatie.
Jaap Bakker was veertien jaar toen het fout ging bij Voorsmit. Bakker: “Bij de familie Voorsmit in Tuindorp zaten drie Joodse onderduikers. Op een dag kwam de ijsboer langs en mevrouw Voorsmit nam daar vijf ijsjes in plaats van twee. Dat viel een Duitsgezinde buur op en die heeft Voorsmit aangegeven. Hij is dus verraden.” Op 16 juni 1944 verscheen er een Duitse overvalwagen in Tuindorp. Egbert Vos was een schooljongen in die periode. Hij herinnert zich: “Met enkele vriendjes was ik – op afstand - ooggetuige van de wijze waarop de heer Voorsmit, samen met enkele andere mensen, een Duitse overvalwagen werd ingeladen. Laadklep open, laadklep dicht. Alsof er goederen of dieren werden ingeladen.”
Adriaan Voorsmit werd naar het Scholtenhuis gebracht, vervolgens naar het huis van bewaring en vandaar naar kamp Vught. Vanuit Vught is hij naar concentratiekamp Bergen-Belsen gestuurd. Daar is zijn overlijden geregistreerd op 18 februari 1945. Adriaan Voorsmit is 44 jaar geworden.
Op 25 maart 1948 werd in de hal van het toenmalige stationsgebouw in Haren een plaquette onthuld ter nagedachtenis aan Adriaan Voorsmit.
Gedenkplaat in de hal van het toenmalige stationsgebouw Haren
De oorlogsherinneringen van zoon George Voorsmit:
Rond de jaarwisseling 2011-2012 kwam George Voorsmit op het internet de oproep van mei 2009 tegen om informatie over de Harense oorlogsslachtoffers. Zijn vader, spoorwegman Adriaan Voorsmit, is één van hen. Helaas was het boek ‘Van kwaad tot onvoorstelbaar erger’ inmiddels al bijna een jaar klaar, met het verhaal over zijn vader. George wil graag zijn eigen oorlogsherinneringen aan de gebeurtenissen die zijn vader het leven kostten, onder uw aandacht brengen. Omdat het toch net iets anders is gegaan dan anderen zich herinneren.
Joodse onderduikers
Ergens halverwege de oorlog kwam vader Voorsmit in contact met R. die onderduikplaatsen voor Joden zocht. R. bracht op verscheidene adressen Joden onder en hij beheerde de bezittingen van een aantal Joodse families. De familie Voorsmit, wonend in Tuindorp, was bereid een heel Joods gezin op te nemen. Dat was nogal wat: in 1943 waren de meeste Joden al weggevoerd en degenen die er nog waren, werden gezocht. Het verbergen van Joden was een riskante onderneming, die met de zwaarste straffen ontmoedigd werd.
Op een dag bracht R. de Groninger familie Frank, uit de Jozef Israëlsstraat: vader Simon, moeder Betje en de 23-jarige Aron, die voor de veiligheid Fred genoemd werd. Zij verbleven zo ongezien mogelijk in de woning en lieten zich nimmer buiten zien. In de woonkamer was een schuilplaats gemaakt onder de vloer, waar de drie onderduikers zich zo nodig konden verbergen. Een keer per week werd een oefening gehouden, waarbij iedereen een taak had: theemeubel aan de kant, zeil oprollen, luik open, instappen en op de matras gaan liggen, luik dicht, zeil terugleggen, theemeubel op z’n plaats.
De familie Voorsmit had twee Duitse herders; een ervan werd in de kamer gelaten en de andere buiten. Bij een echte razzia – en die kwam wel eens voor – bewees dat z’n nut: de Duitsers waren gek met deze honden en werden er in hun serieuze zoekwerk aardig door afgeleid.
Op een avond moest Simon Frank nodig naar de tandarts. Er werd een afspraak gemaakt voor ’s avonds laat. George en zijn moeder gingen voorop, Frank volgde op afstand en terug net zo. Alles ging gelukkig goed.
Het verraad
De familie Frank betaalde aan R. een onkostenvergoeding, onder andere voor bonkaarten, die R. verzorgde. Een verzetsman uit Tuindorp sprak tegen Voorsmit zijn verontwaardiging uit over het feit dat Frank moest betalen voor bonkaarten, want die kostten niets. De bonkaarten werden door de brievenbus afgeleverd. Voorsmit mocht niet weten wie dat deed, zoals hij ook nooit heeft geweten wie de waarschuwingskaarten in de bus deed bij onraad: rood als de landwacht in aantocht was, groen wanneer de Grüne Polizei in de buurt was.
In de loop van 1944 was het geld waarover de familie Frank kon beschikken op en kon R. niet meer betaald worden voor zijn diensten. Korte tijd later stond het arrestatieteam voor de deur, naar moeder Voorsmit en George later hoorden, ook bij andere Joden, die door R. waren ondergebracht. George is er dan ook van overtuigd dat R. de boel verraden heeft.
De arrestatie
Op 16 juni 1944, om een uur of zes ’s avonds, verscheen er een luxe auto, een Citroën, bij Voorsmit voor de deur. Een collega van vader, Van Dalfsem, was net bezoek; hij kwam melk brengen. Vier mannen in burger dwongen bij iedereen de handen omhoog. Na bemiddeling door moeder mocht Van Dalfsem vertrekken.
Eerst werd de familie Frank afgevoerd en korte tijd later verscheen de auto opnieuw om vader Voorsmit naar het huis van bewaring te brengen. Daar zat hij negen weken. Contact met zijn familie was uitgesloten, wel konden er via een bewaker brieven worden uitgewisseld en voedselpakketjes doorgegeven worden.
Na negen weken werd hij naar het Scholtenhuis gebracht voor verhoor. De Duitser die het verhoor afnam suggereerde dat de Joden met hun geld ‘de kleine man weer eens hadden misbruikt’. Voorsmit speelde daarop in door te zeggen dat hij zijn enige zoon graag wilde laten doorleren. Daar had de Duitser begrip voor, maar een half jaar concentratiekamp Vught leek hem toch een gepaste straf.
De reis naar Vught
Van een bewaker hoorde moeder Voorsmit dat haar man op een maandag met de trein naar Vught zou worden gebracht. Op die maandag stonden moeder en George en veel andere familieleden op het perron in Groningen. Vader werd met andere gevangenen in een open overvalwagen gebracht. Nadat de overvalwagen weg was, mocht de familie afscheid nemen en de commandant gaf George en zijn moeder toestemming met de trein mee te reizen tot Den Bosch. Moeder had veel lekkere hapjes in haar tas en daar werd dankbaar gebruik van gemaakt door de gevangenen. In Den Bosch volgde het afscheid. Voor altijd, al wisten ze dat toen nog niet.
Vanuit Vught werd Adriaan Voorsmit doorgevoerd naar Neuengamme en vandaar naar Sachsenhausen en Bergen Belsen. Daar is hij op 18 februari 1945 overleden.
Ook de familie Frank is omgekomen in Bergen-Belsen, Simon en Aron in maart en Betje eind mei 1945.
In 1950 werd het overlijden van Adriaan Voorsmit in Haren geregistreerd
Terug in Tuindorp
Terwijl vader in het kamp zat, bood moeder Voorsmit onderdak aan twee jongens uit Usquert en later aan twee mannen uit Den Haag, die voor de Organisation Todt werkten. Tegen het einde van de oorlog zaten er twee Russen, Stefan en Paultje, ondergedoken. In heel Tuindorp zaten toen Russen, die op transport naar Duitsland wachtten, ondergedoken. Het is frustrerend voor George dat de indruk is ontstaan dat zijn ouders de Joden vanwege het geld lieten onderduiken. Op de verzetskaart in het OVCG staat dat de Joden weg moesten toen het geld op was. Dat sloeg op R. die geld ontving van de Joden die hij had ondergebracht en die de adressen heeft verraden!
Na de oorlog heeft R. een tijdje vastgezeten, maar er was onvoldoende bewijs – niet één van de verraden Joden keerde terug – om hem te veroordelen.
Wij kunnen niet anders dan constateren dat Voorsmit zichzelf niet verraden zal hebben. Het getuigt trouwens van heldenmoed om na 1943 Joodse mensen onderdak te verlenen. Dat deed je met gevaar voor eigen leven. En dat heeft de familie Voorsmit helaas aan den lijve ondervonden.
Geplaatst door Wil Legemaat op 15 april 2019