Marius Cornelis Carel de Vreede
1911-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 34 jaar geworden
Geboren op 01-04-1911 in Rotterdam
Overleden op 18-04-1945 in Allenbach, Landkreis Siegen
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Toedracht overlijden Marius Cornelis Carel de Vreede
De toedracht van het overlijden van Marius Cornelis Carel de Vreede op 18 april 1945.
Onderstaand verhaal is ter plaatse bij navraag bij meerdere personen, door mijn vader opgetekend, bij een bezoek op 30 en 31 augustus 1951. (zie lijst van namen)
Daar veel Nederlanders in WO II te werk gesteld werden in Duitsland, kwam mijn oom M.C.C. de Vreede met een transport met meerdere personen vermoedelijk op 20 of 21 september 1944 aan op het stationnetje Allenbach om van hier te voet enkele kilometers verder doorgevoerd te worden naar het kleine plaatsje Dahlbruch.
Hier werd hij verplicht te werk gesteld en als timmerman bij de fa E.Vogel ingezet.
Op het terrein van de fabriek was een loods, waar hij met meerdere personen zijn huisvesting had.
Allenbach ligt evenals Dahlbruch aan dezelfde weg, ongeveer anderhalve kilometer van elkaar.
In Allenbach is een staalindustrie, n.l. het maaken van o.a. zware assen voor machines van schepen, locomotieven enz. Tijdens de oorlog zijn daar ook onderdelen van pantsers gemaakt.
Een zwaar bombardement heeft Allenbach niet gekend.
Wel, en vooral in de laatste weken van de oorlog, grote bedrijvigheid van duikbommenwerpers, die op een gegeven moment dagelijks in de avonduren overkwamen.(getuige heer Burk)
Daar Marius zich vrij rustig opstelde en niet klaagde volgens getuigen, was hij ook een gezien persoon die zijn vak bovendien zeer goed verstond. Hij maakte ook o.a. speelgoed voor medewerkers en dit is destijds nog op foto's vastgelegd.
De namen van personen waar Marius mee te maken kreeg en die mijn vader gesproken heeft:
Heer Schwarz, één van de leidinggevend kantoorpersoneel bij fa E. Vogel, deze heeft ook nog naar gegevens gezocht (pasfoto, werkstaatje enz), kon hem zich nog goed herinneren.
Juffrouw Annelise Heimer (Schimmelpenninck), op administratie bij E. Vogel, trouwde later en werd tevens ingezet als verpleegster, in het tijdelijk ingerichte hulpziekenhuis (meisjes lyceum), waar Marius naar toe werd gebracht toen hij gewond raakte in de nacht van 25 op 26 februari te Stift-Keppel. Zij heeft hem in die periode daar ook mede verzorgd.
Heer Reinhard Burk, employé bij de fa E.Vogel.
Het kontakt met Marius was kennelijk zo goed, dat hij ook wel bij hem thuis te eten gevraagd werd.
Hij wist ook wie zijn behandelend arts was en raadde aan, hem te bezoeken.
Ook werd Marius wel uitgenodigd bij familie Hermann Rompf, ook medewerker bij fa E. Vogel.
Voor zijn dochter, had hij een poppenhuis vervaardigd en mevr Hermann Rompf herstelde zijn kleding. Zij vonden hem een fijne kameraad en een rustig betrouwbare kerel.
Wanneer wij in de buurt zouden komen, dan bent u 100% welkom.
Heer Rudolf Solms, werkmeester bij de fa. E. Vogel.
Hij was getuige, dat in de nacht van 25 op 26 februari een laagvlieger, na al meerdere avonden overgevlogen te zijn geweest, twee bommen afgooiden, die vlak achter zijn huis terecht kwamen. Keerde toen om en gaf toen machine geweervuur af, op de hallen van de fabriek en de barak waar Marius toen was. Hij herinnerde dit zich alsof het gisteren gebeurd was.
Hij kreeg een schot in het bovenbeen en Marius moest toen naar het hulpziekenhuis in Stif-Keppel anderhalve kilometer verderop.
De arts die Marius geopereerd/ behandeld heeft tot zijn sterven is Dr.med.F. Drouvé.
Ook hem stond nog duidelijk voor ogen, wie Marius was en twijfelde niet om het verhaal te vertellen. Zowel het bovenbeen als het onderbeen was gewond geraakt en er was een schotkanaal van ongeveer 20 cm, wonderlijk was dat het bot niet geraakt was, maar wel een enorme spierverwoesting.
Hoogst waarschijnlijk zijn er kledingdeeltjes in zijn been gekomen, waardoor hij een bloedvergiftiging opgelopen had en hij deze, met de middelen die voorhanden waren niet geholpen kon worden. Zijn middelen waren; protosyl en elendron, meer had hij niet.
Ook hij vertelde, dat Marius een rustig persoon was en nooit klaagde.
De verplegende zusters waren allen uit het Maria Krankenhaus uit Siegen en waren hier in Stif-Keppel ingezet: Martha Besse, Elisabeth Ley en een R.K.orde zuster Christophine.
De laatste kon zich ook nog alles zeer goed herinneren.
Zij werden 's-nachts gewekt, daar hij toen binnen gebracht werd.
Hij was nog in goede conditie en vol in het gezicht, maar achteraf bleek, dat de bloedvergiftiging hem snel achteruit deed gaan en zelfs extra voeding niet hielp.
Na weken verpleging ging de conditie achteruit en werd hij erg zwak.
Uiteindelijk overleed hij 18 april 1945.
Negen dagen heeft hij vermoedelijk geweten, dat de Amerikanen op 9 april in Allenbach en Dahlbruch binnen waren gemarcheerd.
Hij is begraven op de begraafplaats te Allenbach.
Bij een verzoek van de burgemeester destijds, is aan alle bewoners gevraagd of ieder voor een graf wilde zorgdragen.
Ook hier heeft mevr Schimmelpenninck (Annelise) zich voor opgegeven en dringend verzocht of hij hier ook in Allenbach mocht blijven.
Op een voor mij onbekend tijdstip in de tijd, is Marius toch herbegraven op het Stoffeler Friedhof te Dusseldorf, vak C, rij 5 en nummer 46.
De Oorlogsgravenstichting stelt zich ten taak, mede zorg te dragen, om o.a. dit ereveld in stand te houden. Nadien zijn ook diverse keren bloemen in opdracht, door de OGS gelegd.
Dit verhaal is door mij, kort samengevat, uit een geschrift, welke mijn vader samengesteld heeft na het bezoek in Allenbach en omgeving.
Opgemaakt door:
Marius Martinus Offringa (zoon van O.D. Offringa en L.de Vreede) en ben dus vernoemd naar de broer van mijn moeder, die op 34 jarige leeftijd ,door oorlogsgeweld zijn leven moest geven.
SluitenGeplaatst door Marius Martinus Offringa op 18 mei 2020