Andries Gerrit Wagenaar
1924-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 20 jaar geworden
Geboren op 28-11-1924 in Bergum
Overleden op 11-03-1945 in Kdo. Meppen-Versen, Neuengamme
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Hoezo heroïek?
De meeste mensen weten wel dat oorlog niet goed is. Veel mensen denken echter dat oorlog heroïsch is, groots en meeslepend. Maar voor veel Nederlanders, ook voor oorlogsslachtoffers, was de Tweede Wereldoorlog helemaal niet heroïsch, laat staan groots of meeslepend. Vaak lezen hun verhalen als een noodlot symfonie van alledaagse gebeurtenissen. Zoals het verhaal van Dries (Andries Gerrit) Wagenaar.
Er is een stapeltje brieven overgebleven aan zijn ouders en zijn broers. De eerste is gedateerd 6 februari 1944, de laatste 15 september 1944. In die tussentijd vinden we hem op verschillende plaatsen in Nederland. Tilburg, Amsterdam, Nijmegen, Bruinisse en nog meer plaatsen.
Een Friese politieman
Dries Wagenaar werd op 28 november 1924 geboren in het Friese Bergum. Hij overleed op 11 maart 1945. Hij was de oudste zoon van Andries Wagenaar en Geertje Soldaat. Later kreeg hij vier broers, waarvan een tweeling. Zijn jeugd was onbezorgd. Hij was graag met vrienden in de weilanden, hield van zeilen, deed mee aan de fietsversierwedstrijden in het dorp, voetbalde en was lid van de jongelingsvereniging. Hij kon goed leren en ging na de lagere school door naar de MULO.
Toen hij van school kwam werd hij leerling-typograaf, het vak van zijn vader. Toen was het al oorlog en als jonge vent hing hem de Arbeitseinsatz boven het hoofd. Zijn ouders vonden hem te jong om onder te duiken, maar naar Duitsland gaan was nog minder aantrekkelijk. Dus deed hij in 1942 de politie opleiding in de Westenberg kazerne in Schalkhaar. Als je daar na zes maanden mee klaar was, werd je vrijgesteld voor de Arbeitseinsatz. Maar dat bleek niet te kloppen. In feite bleef je aan die opleiding ‘hangen’. De Duitsers waren er aanvankelijk nog al trots op geweest, maar veel cursisten gebruikten hem om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen en de opleiding zelfs te saboteren. Dries waarschijnlijk dat ook, maar daar hield hij zich stil over om zijn familie niet in gevaar te brengen.
Feitelijk waren Dries en zijn collega-cursisten gevangenen van de Duitsers. Ze werden van hot naar her door het land gesleept. Omdat Dries weigerde om als politieman joden te arresteren werd hij aangehouden. Uiteindelijk kwam hij terecht in het Kdo Meppen-Versen, een concentratiekamp een kilometer of vijftien ten oosten van Emmen. Kdo Meppen-Versen was een buitenkamp van het veel grotere (meer beruchte) concentratiekamp Neuengamme, niet ver van Hamburg. Daar overleed hij op 11 maart 1945 aan ontbering, nog geen twee maanden voor het einde van de oorlog.
Dries Wagenaar werd aanvankelijk begraven in het dorp Versen, maar op 29 oktober 1953 werd zijn stoffelijk overschot herbegraven op de gemeentelijke begraafplaats van het Friese Burgum. In Den Haag is nog een gedenksteen van hem te vinden.
Nuchtere moed
Het moet eind 1943 of begin 1944 geweest zijn, dat Dries met zijn weigering om joden te arresteren voor de draad kwam. Voor die weigering was moed nodig. Dries was toen een jaar of 19, een jongen nog. Naarmate de oorlog vorderde raakten de Duitsers aan de verliezende hand en traden zij steeds meedogenlozer op. In zijn brieven aan thuis vertelt hij herhaaldelijk dat hem en zijn lotgenoten werd gevraagd om op welke manier dan ook het Duitse regime te ondersteunen. Dat weigert hij telkens. Hij vertelt er nuchter over en hij droeg er de consequenties van.
In die brieven zit behalve nuchterheid ook een soort van berusting. Het gaat in zijn leven niet allemaal zoals hij dat zou willen. Hij is onvrij. De relatie met zijn meisje gaat niet lekker. Hij wordt van hot naar her door Nederland gesleept. Hij lijdt ontberingen. Maar veel klachten komen niet over zijn lippen. Misschien was het niet slim om al te nadrukkelijk te klagen. Misschien wilde hij zijn ouders en broers niet ongerust maken.
Hij vertelt over dagelijkse gebeurtenissen. Wachtlopen. Mensen en voertuigen controleren. Op verplaatsing. Wel verlof, maar vaker geen verlof. Vragen om geld en bonnen of juist het naar huis sturen daarvan. Maar ook collega’s die ontvluchten uit de kazerne waar hij gelegerd is. Soms een aanslag (bijvoorbeeld op een trein tijdens een verplaatsing). Een zelfmoord van een collega die de spanning niet meer aankon. En heel veel verveling, wat voorstelbaar is als je een grote groep mensen bij elkaar zet en er niets gebeurt.
En dan opeens emotie
Dan opeens, op 7 september 1944, knalt de emotie uit zijn pen. “Innig geliefde ouders en broers”, schrijft hij uit Amsterdam. “Gisteren is het dan gebeurd. Gistermiddag zijn we door de Groene Politie gevangen genomen. Ze hebben de karabijnen meegenomen en een paar achtergelaten voor de wacht. Daarna moesten we aantreden en er werd gevraagd of we voor honderd procent achter hun stonden of niet. Een heeft gezegd van niet. Wij hebben allemaal gezegd van wel. Wat moesten we anders. Maar vannacht zijn we uit bed gehaald. Daarna werd gevraagd of we ook tegen geallieerde patrouilles wilden vechten. Toen moesten we maar zeggen van nee, want als we dat zouden doen zijn we ‘franc-tireurs’. Nu moeten we maar afwachten wat er met ons gebeurt maar leuk zal het wel niet zijn. Ik wil er het beste van hopen maar het lijkt me hopeloos.” Een jongen, nog geen twintig jaar oud, moet afscheid nemen van zijn familie en (zo moet hij ongetwijfeld hebben gedacht) van het leven. De volgende dag blijkt dat iets te voorbarig te zijn geweest en treedt de situatie van afwachten weer in, maar doet van zijn angst niets af.
Het einde
Op 15 september 1944 schrijft hij zijn familie dat hem en zijn maten weer is gevraagd of ze voor honderd procent dienst willen doen. Dus inclusief joden arresteren, het Duitse regime op andere manieren ondersteunen en zelfs zich met de Duitsers terugtrekken Duitsland in. Op hun weigering worden hun wapens ingenomen (ze waren immers bij de politie).
Het is de laatste brief die we van hem hebben. “Nu zitten we al een uur of drie in een lokaal. Af te wachten wat ze met ons doen. Waarschijnlijk zullen we wel weggebracht worden. In ieder geval valt nu de beslissing. Voorlopig zal ik wel niet meer thuis komen. Dus zullen we maar zeggen tot na de oorlog.”
Toen de oorlog eindigde was Dries Wagenaar al overleden. Hij stierf zonder heroïek, maar hij stond voor zijn zaak.
SluitenGeplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 26 september 2019
Geplaatst door andries wagenaar op 14 november 2013