Gerhard Walter Wander
1903-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 41 jaar geworden
Geboren op 16-07-1903 in Escherninken, D
Overleden op 22-01-1945 in Amsterdam
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Een Duitser begraven op het ereveld Loenen
De Rijksduitser dr. Gerhard Wander vestigde zich op 19 februari 1941 in Amsterdam als zogenaamde ariseringsadvocaat. Zijn echtgenote en hun dochter bleven achter in Duitsland. Het werkwoord ariseren is afgeleid van het bijvoeglijke naamwoord arisch, en kreeg in Nederland de betekenis 'niet-joods maken.' Eind 1940 moesten de joodse landgenoten een vragenformulier invullen waarop men kon aangeven arisch dan wel joods te zijn. Dit formulier staat bekend als de Ariërverklaring. Joods was men indien twee of meer grootouders joods waren en indien men lid was van een joods kerkgenootschap. Aan de hand van deze registratie kon de bezetter verstrekkende maatregelen tegen joden nemen. Vanwege deze discriminerende maatregelen vroegen vele joden zich af of zij die verklaring destijds wel juist hadden ingevuld. De dreigende deportatie naar kampen in het Oosten maakte het waard dit nader te onderzoeken. Velen dienden daarom bij het Generalkommissariat für Verwaltung und Justiz in Nederland een rekest in waaruit moest blijken dat zij niet of niet helemaal als jood konden worden aangemerkt. De beoordeling van deze rekesten kwam bij het Ministerialreferat terecht. Speciaal hiervoor was dr. H.G. Calmeyer aangesteld, een advocaat uit Osnabrück, die tijdens de oorlog als militair in Nederland was gelegerd.
Aanvankelijk hield dr. Wander zich op het adres Leidsegracht 114 zelfstandig bezig met het geven van adviezen in ariseringsaangelegenheden. Later kwam hij als assistent van Calmeyer in een pand aan de Waldeck Pyrmontlaan in Amsterdam terecht. In deze functies verrichtte dr. Wander voor vele joodse Nederlanders belangrijk werk. De ingediende rekesten behelsden verzoeken van joden, waarvan de stamboom niet of niet duidelijk geregistreerd was, om als Ariër aangemerkt te worden. Via het bureau van Calmeyer werd uitgezocht of de verzoekers terecht een verzoek hadden ingediend en dus niet verplicht waren een davidsster te dragen of naar kamp Westerbork gestuurd konden worden. Op het bureau van Calmeyer wist dr. Wander langs slinkse wegen gunstige beslissingen te verkrijgen voor vele joden en hen op die manier voor deportatie te behoeden. Als secretaresse werkte bij hem Jacoba Hanneman, met wie hij een tijdlang een intieme relatie onderhield. Uit deze relatie is op 20 januari 1943 een zoon Gerhard Jacobus Hanneman geboren. Na de oorlog zijn mevrouw Hanneman en haar zoon geëmigreerd naar Amerika.
Op den duur kregen de Duitse instanties argwaan. Toen hij niet langer het vertrouwen van zijn superieuren genoot, kreeg hij last met de Beauftragte des Reichskommissars für die Stadt Amsterdam. Dat leidde weer tot ontbieding bij de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des Sicherheitsdienst aldaar, Willi Lages. Deze bestempelde hem als 'Judenfreund'. Omdat Wander een gevaar voor de bezettingsautoriteiten was geworden en mede door toedoen van Lages kreeg hij een oproep voor militaire dienst in zijn geboorteland. Officieel werd zijn bureau opgeheven, maar illegaal bleef het functioneren. Diverse malen keerde Wander in het geheim maar wel in uniform terug naar ons land en kreeg contacten met verschillende belangrijke figuren uit de Nederlandse illegaliteit. Omdat hij zich niet op het bureau kon vertonen, zette mevrouw Hanneman zijn werk voort. Tijdens een verlof begin september 1944 deserteerde Wander uit het Duitse leger. Hij dook onder bij mevrouw Hanneman aan de Zuider Amstelllaan in Amsterdam en bleef ondergronds werk doen. Hij werkte onder andere samen met de latere minister-president dr. Willem Drees en de latere minister van Buitenlandse Zaken mr. Dirk Upko Stikker.
Op 14 december 1944 deed de Sicherheitspolizei (Sipo) een inval in de woning van zijn vriendin. Wander zag echter kans te ontsnappen, dook onder bij zijn 'schoonvader' en nog weer later bij de familie Groothuis. Op 22 januari 1945 kwam het einde. Die dag bezocht mevrouw Hanneman dr. Wander op zijn onderduikadres. Korte tijd nadat ze de woning had betreden, werd een inval gedaan. De gehele buurt rondom het huis was hermetisch afgezet. Wander probeerde te ontkomen, maar werd meteen neergeschoten en dodelijk getroffen.
Bij toeval kwam Miep van Cleeff, wier familie door toedoen van dr. Wander de oorlog heeft overleefd, erachter dat hij op Loenen begraven ligt. Op 4 mei 1996 zag zij een tv-opname van de 4 mei herdenking op het ereveld in Loenen. De toenmalige minister van defensie, Joris Voorhoeve, wees er in zijn toespraak op dat hier ruim 3500 Nederlanders begraven liggen, die voor onze vrijheid gevallen zijn. Hierop werd ingezoomd op het graf van dr. Wander. Als gevolg van de oorlog was de tendens: Alle Duitsers zijn rotmoffen. Volgens Miep van Cleeff zijn het juist mensen als dr. Wander die ons erop hebben gewezen dat deze generalisering absoluut onjuist is.
Wander werd aanvankelijk in Amsterdam begraven. Na de oorlog is zijn stoffelijk overschot overgebracht naar de Duitse begraafplaats in Ysselsteyn. Tijdens een bezoek aan Nederland merkte mevrouw Hanneman op dat hij daar ten onrechte begraven lag. Op grond van zijn verdiensten voor de Nederlandse zaak achtte het bestuur van de Oorlogsgravenstichting het in 1962 juist dat Wander op het ereveld in Loenen werd bijgezet. Daar rust hij in vak C grafnummer 167.
SluitenGeplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 04 november 2014