Jolande Withuis– 19 februari 2011Een bundeltje gedichten van drie verzetsmannen in een concentratiekamp leek verloren. Historica Jolande Withuis vond het onlangs terug – het tastbare bewijs van het onmogelijke: ware vriendschap in het kamp.
U...
Lees meer
Jolande Withuis– 19 februari 2011Een bundeltje gedichten van drie verzetsmannen in een concentratiekamp leek verloren. Historica Jolande Withuis vond het onlangs terug – het tastbare bewijs van het onmogelijke: ware vriendschap in het kamp.
U krijgt 5 artikelen van Trouw cadeau. Dit is nummer 3 .
Onbeperkt onze artikelen lezen? Digitaal Basis € 2.50 per week.Jaren geleden vroeg Marijke Halbertsma-Wiardi Beckman mij of ik wist of het dichtbundeltje dat mede door haar vader werd samengesteld in het concentratiekamp Natzweiler nog bestond. Het boekje had voor zijn drie dochters grote emotionele betekenis.Ik moest haar teleurstellen. Ik had het nooit gezien; ik had er, net als zij, alleen maar over gehoord. Het bevond zich niet in de kelders van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Niod) of in de ruim tien meter archief van Pim Boellaard, die tijdens zijn gevangenschap met Herman Wiardi Beckman (WB) bevriend was geraakt. Eigenlijk kon ik me ook niet voorstellen dat het de tocht van Natzweiler naar Dachau, de bevrijding, de repatriëring en de lange periode daarna had overleefd. En toen hield ik het afgelopen zomer opeens in mijn handen bij het doorwerken van de papieren die de kinderen van Oscar Mohr, eveneens een medegevangene van WB, het Niod wilden schenken.Dit verhaal gaat over deze drie mannen en dit dichtbundeltje.Herman Wiardi Beckman – ’Stuuf’ voor intimi – werd in de nacht van 17 op 18 januari 1942 op het strand bij Scheveningen gearresteerd bij een poging naar Engeland te komen, waartoe hij was uitgenodigd door de koningin. Tegelijk werd ook een van Boellaards koeriers gepakt. Die pleegde verraad, waardoor op 5 mei ook Boellaard in Duitse handen viel. In september volgde de arrestatie van Mohr, die zowel aan Boellaard als aan Beckman inlichtingen had verstrekt. Dat de drie door hun verzetswerk waren verbonden, betekent niet dat ze elkaar persoonlijk kenden, al had Boellaard tijdens zijn onderduik kennisgemaakt met Mohr.Alle drie zaten ze in Scheveningen en daarna in Haaren, waar de vriendschap tussen Boellaard en Wiardi Beckman begon. Boellaard wilde graag Latijn leren. Wiardi Beckman hielp hem. Pim ging bij het luchten achter hem lopen en zegde zijn lesje op. Vervolgens ruilden ze van plaats en kon Stuuf zijn fouten verbeteren.Vanuit Haaren werden de drie najaar 1943 overgebracht naar het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort en vandaar naar het in de Elzas gelegen Nacht und Nebelkamp Natzweiler. Dat zij niet direct na het proces werden geëxecuteerd was een gevolg van het Keitelarrest: verzetsgevangenen van de zwaarste categorie werden voortaan niet meer doodgeschoten maar abgetrennt. De Todeskandidaten verdwenen als NN-gevangenen in het niets. Van zo’n verdwijning in ’nacht en nevel’ kreeg de familie geen bericht. De logische conclusie voor de achterblijvers was dat hun geliefde dood was. NN-gevangenen mochten geen brieven of pakketten ontvangen en moesten de allerzwaarste arbeid verrichten: in de steengroeve. De omineuze letters NN stonden opzichtig op hun gestreepte kamppakken. Doel van de gevangenschap was Vernichtung durch Arbeit. In de door L. de Jong opgestelde hiërarchie van kampen volgt het NN-kamp Natzweiler dan ook direct op de vernietigingskampen.De vriendschap van Beckman, Boellaard en Mohr – ondanks hun verschil in levensstijl en politieke overtuiging – is voor mij een van de grote verhalen van het kampleven. Er heersen veel naïeve voorstellingen van hoe mensen gezamenlijke beproevingen doorstaan; het idyllische beeld is dat ze de handen ineen slaan en dat onder druk der omstandigheden vooroordelen en verschillen verdwijnen. Dit is een mythe. Vriendschap spreekt in levensbedreigende omstandigheden niet vanzelf. Integendeel. Angst laat zich slecht combineren met altruïsme. Hun uiteenlopende reacties op angst, woede, verdriet en verlies kunnen mensen ten diepste verdelen.De gevangenen kwamen bovendien intiem en hevig in aanraking met mensen met wie zij in het verzuilde en standsbewuste Nederland van voor de oorlog nooit persoonlijk te maken zouden hebben gehad. Oranjegezinde militairen deelden het bed met communistische arbeiders. Huurders van een bovenhuisje in de Jordaan poogden zich in het lazaret schoon te houden naast villabewoners die een bad gewend waren geweest. Een robuuste militair stond zijns ondanks te trillen van angst voor de ogen van een felle antimilitarist.Gespierde arbeiders mochten hopen dat een van degenen die vreemde talen spraken, zou uitleggen wat er werd bevolen. Op zijn beurt mocht zo’n deftige gestudeerde hopen dat de man naast hem met alleen lagere school hem zou helpen een zware last te tillen.Daar komt nog bij dat de gevangenschap van verzetsmensen de consequentie was van hun geloof of wereldbeschouwing, die door die straf vaak des te zwaarder ging wegen en dus de verschillen aanscherpte. Arie van Soest van de Paroolgroep personifieert de positieve kant daarvan. Hij ruilde in Natzweiler zijn relatief gunstige Stubedienst met Wiardi Beckman toen die de steengroeve in moest. Deze voor ons nauwelijks te bevatten opoffering was hem gevraagd door medegevangenen die vreesden dat WB die zware arbeid niet aan zou kunnen. Van Soest had wel geaarzeld. Maar, zoals hij zei: „Ik had een groot respect voor Wiardi Beckman. Hij had alles om eventueel minister-president te worden.”Helaas heeft politieke voorkeursbehandeling een gruwelijke keerzijde gehad. Het behoort tot de meest verzwegen historische feiten over WO II, dat conflicten tussen politieke gevangenen in de kampen soms zijn uitgelopen op onderlinge moord, systematische onderlinge moord zelfs.Is vriendschap onder extreem bedreigende omstandigheden al een prestatie, in een systeem dat de onderlinge vijandigheid moest bevorderen, was het dat des te meer. Het was een continue strijd om te overleven. De Nederlandse Natzweilers vormen de uitzondering op de regel dat kampgevangenen vaak vijandig tegenover elkaar stonden en alleen hun partij- of geloofsgenoten hielpen. Voor mijn boek ’Na het kamp’ heb ik groepen overlevenden van een aantal kampen onderzocht en steeds weer trof me dit verschil. Ik heb voor die uitzonderingspositie een aantal verklarende factoren bedacht. Over één daarvan gaat het hier.De Natzweilers hadden het geluk dat onder hen gevangenen waren van grote moed en mentale competentie, wat ouder ook, die in staat waren contact te leggen met anderstalige medegevangenen, Ze bezaten ook het vermogen en de ambitie om samenhang te creëren en anderen te ondersteunen. Pim Boellaard, Stuuf Wiardi Beckman, Cary Mohr – dat zijn de namen die je in dat verband tegenkomt.Zij waren leeftijdgenoten en kwamen alle drie uit een gegoed milieu. Cultureel liepen hun achtergronden uiteen. Beckman was een aristocratisch, filosofisch aangelegd sociaal-democratisch politicus; Boellaard een conservatieve, Oranjegezinde, meer militair dan politiek geïnteresseerde directeur van een verzekeringsfirma; Mohr een internationaal georiënteerde, kunstzinnige, bohemien levende journalist van Handelsblad, Times en New York Times. Ze botsten stevig over politieke kwesties als de ’muiterij’ op de Zeven Provinciën en de ’bebloede handen van Colijn’. Toch groeide tussen hen een intense band.Het hielp ongetwijfeld dat Wiardi Beckman gelovig was, en reserveofficier, én voorstander van de constitutionele monarchie, wat in de SDAP niet gebruikelijk was, en dat voor hem het proletariaat wel degelijk een vaderland had. Maar vooral deelden deze mannen het besef dat zij elkaar in deze extreem gevaarlijke omstandigheden nodig hadden.Vanuit dat inzicht slaagden zij erin respect op te brengen voor elkaars levenshouding en levensbeschouwing. Ze hadden de grootheid om door de verschillen van mening en stijl heen elkaars kwaliteiten te waarderen, en benutten hun gezag en geestkracht in het voordeel van de groep. Zij wisten zichzelf en anderen te verheffen uit de grauwe ellende van het continue sterven en de onafgebroken angst en dreiging. Het moreel hoog houden was een kunst waartoe zij elkaar inspireerden. De lotsverbondenheid onder de Natzweilers was het resultaat van hún weloverwogen inspanning.Het bundeltje gedichten is daarvan een voorbeeld. Boellaard vertelde mij dat Oscar en Stuuf in Natzweiler het initiatief hadden genomen om uit het gezamenlijke geheugen van de gevangenen een dichtbundel samen te stellen. Daaruit kon dan ’s zondags worden voorgelezen. Het „vijzelde”, zei Boellaard, „de stemming in de modderpoel van Natzweiler op zoals een oase in de woestijn.”Ik had niet durven dromen dat ik dat unieke bundeltje ooit in mijn handen zou houden, maar afgelopen zomer vond ik het zoals gezegd in de nalatenschap van Mohr. Het blijkt een dubbelgevouwen vierkant blokje met ruitjespapier en een zwart kartonnen omslag, met voorin het stempel Häftlingslager. De meeste hele, halve en kwart gedichten en spreuken zijn genoteerd in het kleine, sierlijke handschrift van Mohr, soms in potlood, soms met een vulpen. Je vraagt je af hoe hij dat schrijfmateriaal heeft verworven.De gedichten zijn niet alleen in het Nederlands. Er zijn er in het Frans, wat Beckmans intellectuele oriëntatiepunt was: Lamartine, Verlaine en Baudelaire. Er staat een sonnet in van Mohrs geliefde Shakespeare: Weary with toil, I haste to my bed. In het Russisch noteerde Mohr een lied van de avant-gardist Majakovski. Geboren in Rusland sprak hij de taal vloeiend. Sommige gevangenen schreven een eigen gedicht in het bundeltje. Gerard van Hamel bijvoorbeeld, die Natzweiler niet overleefde, schreef er een versje in voor zijn driejarige dochtertje. Stuuf voegde een vers van Geerten Gossaert toe. Ook wisten Beckman en Mohr alle vijftien coupletten van het Wilhelmus te reconstrueren, zij het dat ze de volgorde van de twee coupletten beginnend met een N verwisselden.Wiardi Beckman had minder dan Pim en Oscar een makkelijk contact met de gewone jongens. Maar wat waren ze trots op hun geleerde landgenoot toen hij door de Franse Natzweilers werd gevraagd om ter gelegenheid van Quatorze Juillet een lezing te houden. Trots én bezorgd, want Stuuf benutte zijn toespraak voor een lofzang op de vrijheid en ze dachten: nu pakken ze hem.Natzweiler werd ontruimd toen in het najaar van 1944 de geallieerden naderden. Mohr, Boellaard en Beckman kwamen terecht in Dachau. Daar raakte Boellaard in februari 1945 besmet met de gevreesde vlektyfus, overgebracht door luizen. De gevangenen controleerden zichzelf en elkaar daar voortdurend op, maar zeker toen het kamp in het voorjaar overbevolkt raakte door massaal uit het oosten aangevoerde gevangenen, greep de ziekte virulent om zich heen. Het werd vooral voor de verzwakte Natzweilers een wedren met de dood.Toen Boellaard ziek werd, op 17 februari, nam Wiardi Beckman zijn taak als Stubenältester over. Pim had geprobeerd hem daarvan af te houden: „Doe het niet, Stuuf. Ik ben een sportman en met Gods hulp kom ik er misschien doorheen, jij bent een dichter, jij haalt het niet.” Het blok was totaal ’verluisd’, dus levensgevaarlijk. Vlektyfus gaat gepaard met hoge koorts, wat een zware belasting vormt voor het hart. Boven de vijfendertig daalden de overlevingskansen. Boellaard en Beckman waren rond de veertig.Boellaard, die als voorman een notitieboekje en een potlood tot zijn beschikking had, noteerde later: „Na drie weken kwam dokter Drost op mijn bed zitten.’Je moet je even groot houden.’’Stuuf?’’Ja.’Een vreselijke slag. Voor ons allen, voor vrij Nederland.”Stuuf overleed op 15 maart. Het aantal geregistreerde doden bedroeg die dag 271.Oscar Mohr zat ondertussen in een buitenkamp. NN’ers mochten niet naar de iets gunstiger buitenkampen, maar de SS had in zijn geval een steek laten vallen. Mohr en Boellaard vonden in het voorjaar een clandestiene weg om elkaar te schrijven.Uit de briefwisseling valt af te lezen dat Oscar nog steeds aan de bundel werkte, waarvoor Pim hem een nieuw gedicht van Stuuf stuurde. Verder wisselden ze nieuwtjes uit over medegevangenen en geruchten over Nederland. Op 13 maart schreef Boellaard dat Stuuf er ernstig aan toe was. Op 14 maart zag het er niet gunstiger uit. Op 15 maart, nog steeds in dezelfde brief, schreef hij: „2 uur namiddag is Stuuf overleden. ¾ uur van hier in het massagraf begraven. Een dodenmasker voor zijn partij is gemaakt. Wij waren voorbereid, toch was het een slag. Beste jongen, wat zal ik er meer over zeggen. Nu moet ik het je melden in een onbeholpen krabbel. Ik ben dankbaar dat je niet hier bent.”Oscar antwoordde: „Deze klap is raak. Hij treft velen. Onze thuisreis wordt steeds minder vrolijk. In ons nieuwe leven, áls ons dat gegeven wordt, zal er niet veel zijn zoals wij ons dat hebben voorgesteld. Ik heb Stuuf altijd geremd, als hij plannen wilde maken voor ons latere gemeenschappelijke werk aan een nieuw soort krant, maar ik merk dat ik er meer illusies over had dan ik wel besefte. Intussen vermijd ik het volle gewicht van de droevige berichten op mijn hoofd te laden. Er is om zo te zeggen geen beginnen aan.”Hij kopieerde voor Boellaard het eerste couplet van het gedicht van Gossaert dat Stuuf graag reciteerde.Oscar Mohr overleed in 1952 in Indonesië, nog maar 44 jaar oud. Boellaard stierf in 2001, ouder dan zijn twee vrienden samen geworden waren.In 1960 werd Wiardi Beckman in het Dachause massagraf geïdentificeerd. Hij werd herbegraven op de Eerebegraafplaats in Loenen. Na Drees sprak, op verzoek van Stuufs gezin, Boellaard. Hij vertelde van de dichtbundel en dankte Stuuf voor zijn moed en idealisme.Tijdens de presentatie van de biografie van Wiardi Beckman in 1986 voelde Boellaard zich eenzaam; hij miste Oscar en de andere „kampvrienden die Stuufs kracht en ons aller zwakheden gekend hebben”. Hij vond het onbegrijpelijk dat het boek over Stuufs leven niet werd overhandigd aan diens weduwe maar aan partijleider Den Uyl, en hij was onthutst over de geringe aandacht van de sprekers voor Beckmans gevangenschap.Van gebrek aan belangstelling voor de concentratiekampervaring kan niet alleen de PvdA worden beticht. Nederland überhaupt heeft zijn kampoverlevenden weinig aandacht gegund. Dat begon al met de moeizame terugkeer. Daarna verdween de bezettingstijd mede door de Koude Oorlog uit zicht; toen de oorlog vervolgens werd herontdekt, werd in één moeite door al het lijden genivelleerd. De nationale 4 meiherdenking is daarvan een treurig voorbeeld. Ik moet bij die hutspotherdenking op de Dam altijd denken aan het gedicht waarin Beckman de terugkeer van de gevangenen schetste, een terugkeer die hijzelf niet zou meemaken. Niet zonder bitterheid zijn ze door zijn voormalige medegevangenen meermalen afgedrukt.Zij rijzen uit het schemer van de cellen,Of uit het vuil van ’t grauwe massakamp.Veel pijn versmoord, geen neiging tot vertellen,Herinn’ring in de leden als een kramp.Zij, die het hardden en den druk weerstonden,De maat der walging tot den boord gevuld,Zij eischen kort: geen meêlij met hun wonden,Maar ’t delgen van een schuld.Waar anderen het lieve leven smaakten,Voor hen geen vrouwenhand, geen warme mond,Slechts harde makkerschap, die sterker maakte,Zij lagen jaren aan het grijze front.Verwacht van hen geen vriendelijk zich voegen,zij komen omdat zij het zwaarste droegen,Om ’t delgen van een schuld.De schuld jegens de gevangenen van de nazikampen ís niet te delgen. Wel kunnen we ervoor zorgen dat hun daden, hun denken en de prijs die ze daarvoor hebben betaald, niet worden vergeten. Daarin ligt voor mij, als niet sociaal-democraat, de waarde van dit document.
Sluiten