Onze vader, Peter Will, geboren 21 augustus 1896 te Schoonhoven en als politiek gevangen gestorven tussen 13 en 18 april 1945 in Duitsland, ligt begraven in graf A 372 van de Erebegraafplaats te Loenen.Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren,...
Lees meer
Onze vader, Peter Will, geboren 21 augustus 1896 te Schoonhoven en als politiek gevangen gestorven tussen 13 en 18 april 1945 in Duitsland, ligt begraven in graf A 372 van de Erebegraafplaats te Loenen.Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren, behoudens mijn moeder en mijn oudste broer, Lambertus (Bert) Will (1923), wij, de vijf andere zonen, ons er niet van bewust, dat onze vader op vrijwel alle takken van het ondergrondse werk doende was de Duitse bezetting te dwarsbomen. Dat werden wij gewaar na het einde van die oorlog. Onder meer door erkenningen voor het behulpzaam zijn van geallieerde vliegers, van de President van de Verenigde Staten van Noord-Amerika en van de Opperbevelhebber van de Geallieerde Strijdkrachten.Onze vader werd door het Duitse gezag, met behulp van “Nederlandse” politieagenten gevangen genomen voor het verspreiden van het Illegale nieuwsblad Trouw. In de loop van de tijd kwamen wij ervan op de hoogte dat hij behulpzaam was bij het onderbrengen en van distributiebescheiden voorzien van Joodse en Nederlandse onderduikers, het voor de Duitser verbergen en verplaatsen van geallieerd vliegtuigpersoneel en het verzamelen van inlichtingen omtrent de aanwezigheid van Duitse legeronderdelen ofwel zeg maar spionage ten behoeve van de geallieerde inlichtingendiensten.Tijdens zijn gevangenschap verbleef hij (van 1 december 1943 tot 20 mei 1944) in het Huis van Bewaring te Arnhem, in welke stad hij regelmatig verhoord werd door de GeStapO. Op 20 mei 1944 werd hij overgebracht naar het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort, Waar hij verbleef, met de bedoeling op 19 september 1944 doorgezonden te worden naar het A.A. Witten, Westfalen.Door de geallieerde operatie Market Garden bij Arnhem heeft deze verplaatsing hoogstwaarschijnlijk geen doorgang gevonden.
Op 11 oktober 1944 is hij, met vele Puttenaren, overgebracht naar Neuengamme in de omgeving van Hamburg en tewerkgesteld in het bijkamp Meppen-Versen. Van daaruit is hij met een ziekentransport op 25 maart 1945 geëvacueerd naar Neuengamme en vervolgens op 8 april 1945 met een dergelijk transport overgebracht naar Bergen-Belsen, een vernietigingskamp, waar typhus was uitgebroken. Van dit kamp was de bevrijding door de geallieerden aanstaande. Het treintransport verliep vervolgens in de periode van 10 tot 18 april 1945 langs Soltau, Schneverdingen (62 doden), Wolterdingen (209 doden), Wintermoor (56 doden), Handelo (64 doden), Hamburg-Bergedorf (220 doden), Ludwigslust-Parchim, Malchow en Neubrandenburg (ten noorden van Berlijn), Hamburg-Altona en Hittfeld, Buchholz, Bremervörde en op 18 april 1945 naar Brillit (300 doden, waaronder, naar later bleek, mijn vader).Hij werd te Brillit met de 299 andere doden begraven in een massagraf. Dat graf werd geopend in 1954, de stoffelijke resten werden overgebracht naar de individuele graven op een erebegraafplaats te Sandbostel. Naar later bleek zijn de resten van Vader gelegd in graf nr. 2754. In 1966 werden zijn resten opgegraven door de Oologsgravenstichting en op 27 september 1966 begraven op het Nederlandse ereveld te Loenen.
Later is de asbus van onze moeder, Leberta Klasina Will-Folkerts, geboren 30 mei 1897 te Wageningen, gestorven 2 december 1984 te Nijmegen, in vaders graf, nr. A372, bijgezet.
Sluiten