Hermann Wolff
1893-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 51 jaar geworden
Geboren op 29-10-1893 in Aurich, D
Overleden op 27-01-1945 in Buchenwald, officieel niet bekend
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
De wonderbaarlijke reis van de trouwringen van Hermann en Janette Wolff
Zelfs de minst bijgelovige moet soms erkennen dat het lijkt of wonderen bestaan. Joke Boersma, jarenlang lid van de Culturele Vereniging Haren-Hadera en de initiatiefnemers van de Harener Stolpersteine en schrijfsters van het boek over de Harener oorlogsslachtoffers ‘Van kwaad tot onvoorstelbaar erger’, kunnen erover meepraten. Hier het wonderbaarlijke verhaal van twee trouwringen, die in zeventig jaar de hele wereld over reisden om uiteindelijk de puzzel rond een Joodse familie uit Haren compleet te maken. En: hoe twee totaal verschillende projecten ineenvloeien met een prachtig gevolg.
Trouwringen
Het is 1933, de joodse familie Wolff, vader Hermann en moeder Janette en hun vijf zoons ontvluchten, vanwege de politieke situatie in Duitsland, hun woonplaats Aurich en gaan in Haren wonen aan de Meerweg 58. Naast hen woont de familie Lacoste met kostganger Eemke van der Veen. Eemke, gemeenteambtenaar, helpt de familie Wolff in 1937 aan een woning aan de Waterhuizerweg 26. Een jaar later komt Ernst Wolff, een veertienjarige neef uit Aurich, bij de familie Wolff in Haren wonen. In 1942 wordt de hele familie Wolff met neef Ernst afgevoerd naar Westerbork. Alleen Ernst zal de kampen overleven. Na de oorlog is hij korte tijd terug in Nederland, in 1946 vestigt hij zich in Palestina/Israel.
Voor hun vertrek geven Hermann en Janette hun trouwringen in bewaring bij Eemke van der Veen. Eemke is verzetsman en als hem de grond onder de voeten te warm wordt, geeft hij de trouwringen in bewaring bij zijn hospita Martha Lacoste en laat zijn bezittingen per testament achter aan de dochter van zijn vriendin: Anje Minnes.
Eemke wordt in 1944 gearresteerd, evenals zijn vriendin Hillie Minnes; zij zullen de kampen niet overleven. Na de oorlog emigreert Anje Minnes met haar man Dirk van Tongeren naar Canada en zij neemt de trouwringen mee. Zij blijft zoeken naar (nabestaanden van) Hermann en Janette Wolff.
In het voorjaar van 2011 vindt de dochter van Anje, Joanne van Tongeren, eindelijk een nabestaande van de familie Wolff: een bejaarde heer in een verzorgingshuis in Kyriat-Byalik, vlakbij Haifa. De inmiddels eveneens bejaarde Anje brengt persoonlijk de trouwringen van Canada naar Israel.
Een verslaggever schrijft een artikel over deze bijzondere gebeurtenis in een Israëlische krant.
Culturele Vereniging Haren-Hadera
In 1989 wordt Joke Boersma lid van de Culturele Vereniging Haren-Hadera en in het kader van de tweejaarlijkse uitwisselingen bezoekt zij Hadera enkele malen. In 1994 ontmoet Joke de Israëlische Nurit Carmel. Er ontwikkelt zich een echte vriendschap, die voortduurt, ook nadat de Culturele Vereniging Haren-Hadera wordt opgeheven in 2005.
In 2011 leest Nurit Carmel een artikel in haar krant waarin tot haar verrassing het dorp Haren wordt genoemd, in verband met trouwringen die in de oorlog in bewaring zijn gegeven aan ene ‘Amke van Win’ en die na zeventig jaar zijn overgedragen aan een familielid. Nurit meldt het bericht aan haar Nederlandse vriendin Joke Boersma. Joke denkt direct aan Eemke van der Veen, haar bekend uit het boek ‘Van kwaad tot onvoorstelbaar erger’. Zij neemt contact op met de schrijfsters Wil Legemaat en Margriet Staal. Die zijn meteen geïnteresseerd: van welke joodse mensen kunnen de trouwringen geweest zijn? Joke vraagt Nurit om naspeuringen. Nurit gaat op onderzoek uit en vindt de bejaarde heer, die de trouwringen in ontvangst nam. Het blijkt te gaan om Ernst Wolff, de neef die vier jaar in Haren woonde en die Auschwitz overleefde! Joke krijgt zijn telefoonnummer en belt hem. Na de overhandiging van de trouwringen van zijn oom en tante wacht Ernst een nieuwe confronterende verrassing: het levensverhaal van zijn familie blijkt beschreven en er zijn zeven gedenksteentjes voor zijn familieleden gelegd bij hun huis aan de Waterhuizerweg. Ernst is er beduusd van: zijn familie en hij zijn in Haren niet vergeten, integendeel, hun bestaan is vijfenzestig jaar na de bevrijding bevestigd door het boek en de gedenksteentjes.
De puzzel wordt compleet
Je zou het niet kunnen verzinnen: deze wondermooie samenkomst van twee Harener initiatieven: de stedenband met Hadera en het leggen van Stolpersteine en beschrijven van de levensverhalen van de Harener oorlogsslachtoffers. Eind oktober 2011 gaan Joke Boersma en haar man Anne naar Israel. Zij bezoeken daar Ernst Wolff en brengen hem alles wat er in Haren voorhanden is: het boek ‘Van kwaad tot onvoorstelbaar erger’, foto’s van zijn familieleden, krantenartikelen, documenten, foto’s van het leggen van de Stolpersteine enzovoort. Een warme vriendschap is geboren.
Ernst Wolff leest in het boek 'Van kwaad tot onvoorstelbaar erger', 2011
Geplaatst door Wil Legemaat op 16 april 2019
Hermann Wolff dacht dat het IJzeren Kruis bescherming zou bieden
Hermann Wolff was geboren in het Duitse Aurich op 29 oktober 1893. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Hermann militair. Voor zijn moed en verdiensten ontving hij het IJzeren Kruis, een militaire onderscheiding.
Op 1 maart 1920 trouwde Hermann Wolff in Aurich, 26 jaar oud, met de 20-jarige Janette Wolff, geboren op 18 juli 1899 te Grossfehn. Zij woonden in het Duitse Aurich en kregen daar vijf zoons: Adolf, geboren op 18 oktober 1920, Siegbert, 25 december 1921, Werner, 12 november 1924, Louis, 26 maart 1929 en Ewald, 21 april 1931.
Hermann Wolff was veehandelaar in Aurich. De politieke situatie in Duitsland werd door de leden van de Joodse familie Wolff als bedreigend ervaren. In 1933 verhuisden zij om die reden naar Nederland en kwamen in Haren wonen, aan de Meerweg 58, in de helft van een dubbel huis. Daar leerden zij de familie Lacoste kennen en kostganger Eemke van der Veen. Van der Veen hielp de familie in 1937 aan een huis aan de Waterhuizerweg 26. In 1938 kwam daar een neef uit Duitsland inwonen: Ernst Wolff.
Omdat het niet goed lukte in Haren als veehandelaar de kost te verdienen, werd Hermann Wolff veekoper voor slager Groefsema aan de Rijksstraatweg (later Slagerij Warners). Hij kocht voor de slager het vee in, bijvoorbeeld op de veemarkt. De oudste zoon ging een vak leren: Adolf ging naar de ambachtsschool en leerde het timmermansvak bij aannemer Veldman aan de Meerweg. Hij werkte ook graag en vaak in het timmerbedrijf van Lacoste. Daarnaast meldde Adolf zich bij muziekvereniging Apollo, waar hij een stella-hoorn blies. Hij trok veel op met Lukas Bouwman en zijn broer Kees. In Tuindorp werd de hele familie lid van Buurtvereniging Ons Belang en Adolf gaf zich op bij de korfbalclub. Siegbert en Werner gingen naar de Openbare Lagere School aan de Kerkstraat. Zij kwamen in de klas bij meester Zondag.
Na de lagere school ging Siegbert in de leer bij schoenmaker Bernard Muller. Werner wilde banketbakker worden en ging aan de slag bij bakker Steendam. Louis en Ewald gingen naar school zodra zij leerplichtig waren. Louis eerst naar de Openbare Lagere School in de Kerkstraat. Na de verhuizing naar de Waterhuizerweg zaten beide jongens op de Tuindorpschool.
Toen werd het oorlog. Vader Wolff maakte zich weinig zorgen. Hij dacht dat hij, als drager van het IJzeren Kruis, niet snel door de Duitsers aangepakt zou worden. Maar voor de familie Wolff golden dezelfde maatregelen als voor de andere Joden.
In september 1941 ontbraken Loetsie en Ewald Wolff opeens in de klas. Meester Huizinga vertelde er niets over en de kinderen vroegen ook niets. Maar in het speelkwartier stonden Loetsie en Ewald achter het hekje naar het schoolplein te kijken. Zij vertelden dat ze niet meer naar school mochten en ook niet op het schoolplein mochten komen. Niemand begreep er iets van.
Ook bij de familie Wolff kwam in juli 1942 de oproep voor vader Hermann en voor de zoons Adolf, Siegbert en Werner om zich te laten keuren voor een werkkamp. Eemke van der Veen, de kostganger van de familie Lacoste, met wie de familie Wolff goed bevriend was, bood aan onderduikadressen te zoeken. Maar de familie Wolff wilde bij elkaar blijven en niet op verschillende adressen onderduiken. Op 10 juli 1942 meldden Siegbert en Werner zich bij de bus in de Emmalaan. Waarom Adolf niet mee hoefde, is niet duidelijk. Misschien was hij ziek, misschien dook hij onder. De bus bracht Siegbert en Werner naar kamp Westerbork.
In tegenstelling tot de andere Joodse mannen uit Haren werden de jongens Wolff niet met het transport van 15 juli gedeporteerd naar Auschwitz. Zij zouden geruime tijd in Westerbork blijven en hun hele familie daar terugzien. Vader Hermann vertrok zes dagen later: op 16 juli 1942 liep hij naar het station in Groningen. Mannie Vos herinnert zich nog goed dat Hermann wel drie keer terug is gegaan naar zijn huis om zijn vrouw een afscheidskus te geven. In Westerbork ontmoette Hermann zijn zoons weer. In Haren probeerden Janette Wolff en Adolf het gezinnetje draaiend te houden. Heel erg ongerust waren ze misschien niet, want er kwam regelmatig bericht van vader en de jongens uit kamp Westerbork.
Moeder Janette Wolff, Adolf, Louis en Ewald en neef Ernst zijn waarschijnlijk niet uit huis gehaald, maar zelf naar het station in Groningen gegaan. Ze passeerden het huis van de familie Vos en één van de jongens stak ten teken van afscheid zijn hand nog op naar moeder Vos en naar één van haar dochters. Op 28 november 1942 arriveerden Janette Wolff en haar zoons in Westerbork. Jeanette was de enige Harense vrouw die haar man en kinderen daar nog aantrof.
Was het omdat ze in Duitsland geboren waren of hielp het IJzeren Kruis van Hermann Wolff tegen deportatie? De complete familie bleef in kamp Westerbork tot begin 1944. Martha Lacoste ging er zelfs een paar keer op bezoek. Iedere week stuurde de familie Wolff een kartonnen doos met wasgoed naar Haren. Moeder Lacoste stuurde de schone was weer terug en sloot daar vaak een bloemetje of iets lekkers bij in. Als dank stuurde Louis een blikken spaarpotje in de vorm van een boek met bloemetjes, dat hij in de werkplaats van het kamp had gemaakt. Na een tijdje werden de contacten verboden. Begin januari 1944 hadden Siegbert en Werner Wolff roodvonk. Uitgerekend in die periode moesten de overige familieleden op transport. Op 18 januari 1944 werden Hermann, Janette, Adolf, Louis, Ewald en neef Ernst van Westerbork naar Theresienstadt gebracht. Theresienstadt was een modelkamp en dus geen vernietigingskamp.
Siegbert en Werner Wolff werden op 4 september 1944 met een van de laatste transporten uit Westerbork naar Theresienstadt gedeporteerd. Kamp Westerbork werd in die dagen min of meer ontruimd, omdat de Duitsers de komst van de geallieerden vreesden. In Theresienstadt werd de familie Wolff opnieuw herenigd. Daar, in het modelkamp Theresienstadt, is Adolf Wolff nog getrouwd met een lotgenote: Hilde Pander uit Bochum. Hilde overleefde de oorlogsverschrikkingen en heeft jaren later de gegevens over de familie Wolff doorgegeven aan de database van Yad Vashem. Lang duurde het samenzijn niet.
Op 28 september 1944 werden Hermann, Adolf, Siegbert en Werner uit Theresienstadt naar Auschwitz gedeporteerd.
Vader Hermann Wolff en Werner zijn vervolgens op 23 januari 1945 van Auschwitz naar Buchenwald gebracht, waar Hermann op 29 januari 1945 omgekomen is. Hij werd 51 jaar. Werner stierf op 13 februari 1945 in Buchenwald; hij werd 20 jaar.
Adolf Wolff en Siegbert Wolff zijn in Auschwitz omgebracht op een onbekende datum, maar uiterlijk 28 februari 1945. De broers werden respectievelijk 24 en 23 jaar oud.
Moeder Janette en haar jongste zoons Louis en Ewald maakten op 4 oktober 1944, een week na de anderen, de tocht naar Auschwitz. Bij aankomst op 6 oktober werden Louis Wolff, 15 jaar en Ewald Wolff, 13 jaar, direct naar de gaskamer gebracht. Over het lot van hun moeder bestaat geen zekerheid. Jeanette Wolff-Wolff staat als vermist te boek. Waarschijnlijk is zij ook vergast, maar niet geregistreerd.
Neef Ernst Wolff heeft Auschwitz overleefd. Op 8 mei 1945 werd hij teruggestuurd naar Theresienstadt, waar hij hoorde wat er met zijn familie gebeurd was. Na de oorlog kwam Ernst nog een keer naar Haren, naar de familie Lacoste en naar de wasserij van Bouwman. Kees Bouwman: “Wij herkenden hem niet. Ernst was een gezonde flinke jongen en daar stond opeens een oud, verschrompeld mannetje, een wrakje met oedeem. Het spijt mij nog altijd dat wij zo weinig tijd voor hem hadden. Hij is weer vertrokken en wij hebben hem nooit weer gezien.”
Voor de familie Wolff zijn in 2010 Stolpersteine gelegd voor hun laatste woonhuis, Waterhuizerweg 26, Haren
Geplaatst door Wil Legemaat op 16 april 2019