Siegbert Wolff

1921-1945

0

Oorlogsslachtoffer

Is 23 jaar geworden

Geboren op 25-12-1921 in Aurich, D 

Overleden op 28-02-1945 in Theresienstadt off. niet bekend 


Bijdragen

De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:

Siegbert ging graag met zijn vrienden naar het Natuurvriendenhuis in Noordlaren

Siegbert Wolff werd geboren op 25 december 1921 te Aurich, Duitsland.Zijn vader Hermann Wolff was geboren in het Duitse Aurich op 29 oktober 1893. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Hermann militair. Voor zijn moed en verdiensten ontving hij het... Lees meer

Siegbert Wolff werd geboren op 25 december 1921 te Aurich, Duitsland.

Zijn vader Hermann Wolff was geboren in het Duitse Aurich op 29 oktober 1893. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Hermann militair. Voor zijn moed en verdiensten ontving hij het IJzeren Kruis, een militaire onderscheiding. Op 1 maart 1920 trouwde Hermann Wolff in Aurich, 26 jaar oud, met de 20-jarige Janette Wolff, geboren op 18 juli 1899 te Grossfehn. Zij woonden in het Duitse Aurich en kregen daar vijf zoons: Adolf, geboren op 18 oktober 1920, Siegbert, 25 december 1921, Werner, 12 november 1924, Louis, 26 maart 1929 en Ewald, 21 april 1931.

Hermann Wolff was veehandelaar in Aurich. De politieke situatie in Duitsland werd door de leden van de Joodse familie Wolff als bedreigend ervaren. In 1933 verhuisden zij om die reden naar Nederland en kwamen in Haren wonen, aan de Meerweg 58, in de helft van een dubbel huis. Daar leerden zij de familie Lacoste kennen en kostganger Eemke van der Veen. Van der Veen hielp de familie in 1937 aan een huis aan de Waterhuizerweg 26.
In 1938 kwam daar een neef uit Duitsland inwonen: Ernst Wolff.

Omdat het niet goed lukte in Haren als veehandelaar de kost te verdienen, werd Hermann Wolff veekoper voor slager Groefsema aan de Rijksstraatweg (later Slagerij Warners). Hij kocht voor de slager het vee in, bijvoorbeeld op de veemarkt. De oudste zoon ging een vak leren: Adolf ging naar de ambachtsschool en leerde het timmermansvak bij aannemer Veldman aan de Meerweg. Hij werkte ook graag en vaak in het timmerbedrijf van Lacoste. Daarnaast meldde Adolf zich bij muziekvereniging Apollo, waar hij een stella-hoorn blies. Hij trok veel op met Lukas Bouwman en zijn broer Kees. In Tuindorp werd de hele familie lid van Buurtvereniging Ons Belang en Adolf gaf zich op bij de korfbalclub. Siegbert en Werner gingen naar de Openbare Lagere School aan de Kerkstraat. Zij kwamen in de klas bij meester Zondag.

Kees Bouwman herinnerde het zich nog goed: “Toen kwamen er opeens twee Joodse jongetjes bij ons op school, Siegbert en Werner Wolff. Dat vond ik een indrukwekkend moment. Twee jongens in aparte jasjes en met alpinopetjes op. Als ze op school kwamen, meldden ze zich bij meester Zondag en daarbij deden ze hun alpinopetje af. Dat waren ze zo gewend. Meester Zondag zei onmiddellijk vriendelijk dat dat niet hoefde.”

Na de lagere school ging Siegbert in de leer bij schoenmaker Bernard Muller. Werner wilde banketbakker worden en ging aan de slag bij bakker Steendam. Louis en Ewald gingen naar school zodra zij leerplichtig waren. Louis eerst naar de Openbare Lagere School in de Kerkstraat. Na de verhuizing naar de Waterhuizerweg zaten beide jongens op de Tuindorpschool.

Jaap Bakker woonde met zijn ouders aan de Tuindorpweg. Louis, die Loetsie genoemd werd, en Ewald kwamen bij hem in de klas op de Tuindorpschool en Jaap raakte met de broers bevriend. Hij kwam er ook thuis en at nogal eens mee, want het was goed van eten bij de familie Wolff: altijd flink vlees, daar zorgde vader Wolff wel voor. Jaap Bakker: “Er werd daar gebeden voor het eten en daarbij moesten al die jongens een hoed op. Ewald vond dat maar niks, die zat mij dan aan te gluren vanonder die hoed. Ze waren religieus: op zaterdag gingen vader en moeder Wolff naar de synagoge. Vader Wolff was een wijze man. Hij stond vaak buiten en dan stonden wij allemaal in een kring om hem heen. Dan besprak hij de toestand in de wereld. Hij wist veel te vertellen over de Eerste Wereldoorlog en over het Duitse leger.”

Ook Bertus Burema, die een eindje verder aan de Waterhuizerweg woonde, zat bij de jongens Wolff in de klas. Maar, anders dan Jaap Bakker, kwam hij nooit bij de familie over de vloer. Bertus: “Wij speelden vaak achter hun huis. Daar was een watergat, het Bosmansgat. Als ik dan langs het huis liep, keek ik naar binnen en dan zag ik vader Wolff in de kamer een pijp roken, een heel mooie lange pijp, helemaal versierd.” Die pijp werd door de kinderen gestopt, na het eten, herinnert Jaap Bakker zich. De pijp was wel tachtig centimeter lang en had de vorm van een saxofoon.

Mevrouw P. Brontsema-Tingelaar kende Adolf Wolff van de korfbalclub in Tuindorp. Haar moeder was Duitse van geboorte en zodra de familie Wolff aan de Waterhuizerweg kwam wonen, bezocht zij mevrouw Wolff regelmatig om haar een hart onder de riem te steken en om te praten over de situatie in hun beider vaderland, waar zij het beiden moeilijk mee hadden.

Toen werd het oorlog. Vader Wolff maakte zich weinig zorgen. Hij dacht dat hij, als drager van het IJzeren Kruis, niet snel door de Duitsers aangepakt zou worden. Maar voor de familie Wolff golden dezelfde maatregelen als voor de andere Joden. In maart 1942 werd vader Wolff korte tijd opgepakt. Egbert Vos herinnert het zich nog goed: “Huisslachten was streng verboden in de oorlog. Toch gebeurde het clandestien. Het vee werd ingekocht door Wolff en gestald bij varkensfokker Klip aan de Waterhuizerweg. Slager Groefsema kwam met zijn helpers slachten in de schuur van Van Dalen. Van Dalen had negen kinderen en die moesten zoveel mogelijk lawaai maken om het ‘genadeschot’ te overstemmen. Het vlees werd verborgen onder de vloer. Maar op een dag kwamen er controleurs huiszoeking doen bij Van Dalen. Ze vonden niets. Bij het weggaan stootten ze echter een kruiwagen met zand om en daarin bleek onder het zand slachtafval te zitten. Van Dalen, Groefsema en Wolff werden gearresteerd en opgesloten in het Scholtenhuis in Groningen. Gelukkig kwamen ze na enige tijd weer vrij.” Slager Groefsema werd overigens zwaar gestraft: hij moest een boete van ƒ 7.000,- betalen en mocht tien maanden lang zijn bedrijf niet uitoefenen.

In september 1941 ontbraken Loetsie en Ewald Wolff opeens in de klas. Meester Huizinga vertelde er niets over en de kinderen vroegen ook niets. Maar in het speelkwartier stonden Loetsie en Ewald achter het hekje naar het schoolplein te kijken. Zij vertelden dat ze niet meer naar school mochten en ook niet op het schoolplein mochten komen. Niemand begreep er iets van.

Henny Jobing was, evenals haar zussen en broers, lid van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC). Op zondag maakte een groepje jongelui vaak een fietstocht naar Noordlaren, naar het Natuurvriendenhuis. De oudere jongens Wolff en neef Ernst gingen graag mee. Op een dag mochten de Joodse jongens niet langer naar binnen in het Natuurvriendenhuis. Toen is de hele groep buiten gebleven!



Vriendengroep voor het Natuurvriendenhuis in Noordlaren. Midden: Siegbert en Ernst

Ook bij de familie Wolff kwam in juli 1942 de oproep voor vader Hermann en voor de zoons Adolf, Siegbert en Werner om zich te laten keuren voor een werkkamp. Eemke van der Veen, de kostganger van de familie Lacoste, met wie de familie Wolff goed bevriend was, bood aan onderduikadressen te zoeken. Maar de familie Wolff wilde bij elkaar blijven en niet op verschillende adressen onderduiken. Op 10 juli 1942 meldden Siegbert en Werner zich bij de bus in de Emmalaan. Waarom Adolf niet mee hoefde, is niet duidelijk. Misschien was hij ziek, misschien dook hij onder. De bus bracht Siegbert en Werner naar kamp Westerbork. In tegenstelling tot de andere Joodse mannen uit Haren werden de jongens Wolff niet met het transport van 15 juli gedeporteerd naar Auschwitz. Zij zouden geruime tijd in Westerbork blijven en hun hele familie daar terugzien. Vader Hermann vertrok zes dagen later: op 16 juli 1942 liep hij naar het station in Groningen. Mannie Vos herinnert zich nog goed dat Hermann wel drie keer terug is gegaan naar zijn huis om zijn vrouw een afscheidskus te geven. In Westerbork ontmoette Hermann zijn zoons weer. In Haren probeerden Janette Wolff en Adolf het gezinnetje draaiend te houden. Heel erg ongerust waren ze misschien niet, want er kwam regelmatig bericht van vader en de jongens uit kamp Westerbork.

Eind november speelden de jongste jongens met buurtgenoten, onder wie Egbert Vos van de Molenkampsteeg, bij de spoorwegovergang naar Waterhuizen. Egbert Vos: “Opeens zei een van de jongens met een zweem van avontuurlijkheid in zijn stem: morgen gaan we op reis. Er volgde een stilte. Kennelijk voelden wij als kinderen iets onheilspellends aankomen.”

Op een donderdag, het moet 27 november 1942 geweest zijn, kwam Adolf Wolff bij de familie Bouwman thuis en vertelde dat ze een oproep hadden om de volgende dag weg te gaan. Bouwman: “Hij moet wantrouwen hebben gehad, want hij legde een stuk of vijf familiefotootjes neer, zonder iets te zeggen. Mijn ouders zeiden niets en hebben de foto’s goed opgeborgen.”

Moeder Janette Wolff, Adolf, Louis en Ewald en neef Ernst zijn waarschijnlijk niet uit huis gehaald, maar zelf naar het station in Groningen gegaan. Ze passeerden het huis van de familie Vos en één van de jongens stak ten teken van afscheid zijn hand nog op naar moeder Vos en naar één van haar dochters. Op 28 november 1942 arriveerden Janette Wolff en haar zoons in Westerbork. Jeanette was de enige Harense vrouw die haar man en kinderen daar nog aantrof.

In Haren was het dus bekend dat de familie Wolff met de trein uit Groningen zou vertrekken. Binnen muziekvereniging Apollo werd het snel doorverteld. Kees Bouwman: “We wisten wel zo ongeveer hoe laat die trein door Haren kwam. Bij de Onnerweg stonden mensen, ik stond bij de Molenkampsteeg en bij de andere spoorwegovergangen was het net zo. Toen reed de trein langs. Iedereen zwaaide en probeerde een glimp van Adolf en de anderen op te vangen. Er waren er die zeiden dat ze ze nog gezien hebben. De trein heeft nog even stilgestaan bij het rangeerterrein. Die dag heb ik verscheidene volwassen mensen zien huilen.”

Was het omdat ze in Duitsland geboren waren of hielp het IJzeren Kruis van Hermann Wolff tegen deportatie? De complete familie bleef in kamp Westerbork tot begin 1944. Martha Lacoste ging er zelfs een paar keer op bezoek. Iedere week stuurde de familie Wolff een kartonnen doos met wasgoed naar Haren. Moeder Lacoste stuurde de schone was weer terug en sloot daar vaak een bloemetje of iets lekkers bij in. Als dank stuurde Louis een blikken spaarpotje in de vorm van een boek met bloemetjes, dat hij in de werkplaats van het kamp had gemaakt. Na een tijdje werden de contacten verboden.
Begin januari 1944 hadden Siegbert en Werner Wolff roodvonk. Uitgerekend in die periode moesten de overige familieleden op transport. Op 18 januari 1944 werden Hermann, Janette, Adolf, Louis, Ewald en neef Ernst van Westerbork naar Theresienstadt gebracht. Theresienstadt was een modelkamp en dus geen vernietigingskamp. Die zomer (1944) is Siegbert nog een keer uit Westerbork in Haren geweest. Hij kwam op bezoek bij de familie Bouwman aan de Onnerweg. Kees Bouwman: “Ergens in het laatste jaar van de oorlog zaten wij te eten en toen stond opeens Siegbert Wolff bij ons in huis. We wisten niet wat we zagen, vroegen hem het hemd van het lijf. We wisten toen nog niets van dood en verderf. Siegbert is aan tafel bijgeschoven en at met ons mee.” Siegbert bezocht bij die gelegenheid ook de familie Lacoste. Daar werd hem aangeraden onder te duiken, maar Siegbert wilde gewoon terug naar het kamp, waar hij toen al twee jaar verbleef.
Siegbert en Werner Wolff werden op 4 september 1944 met een van de laatste transporten uit Westerbork naar Theresienstadt gedeporteerd. Kamp Westerbork werd in die dagen min of meer ontruimd, omdat de Duitsers de komst van de geallieerden vreesden. In Theresienstadt werd de familie Wolff opnieuw herenigd. Daar, in het modelkamp Theresienstadt, is Adolf Wolff nog getrouwd met een lotgenote: Hilde Pander uit Bochum. Hilde overleefde de oorlogsverschrikkingen en heeft jaren later de gegevens over de familie Wolff doorgegeven aan de database van Yad Vashem.

Lang duurde het samenzijn niet. Op 28 september 1944 werden Hermann, Adolf, Siegbert en Werner uit Theresienstadt naar Auschwitz gedeporteerd. Vader Hermann Wolff en Werner zijn vervolgens van Auschwitz naar Buchenwald gebracht, waar Herman op 29 januari 1945 omgekomen is. Hij werd 51 jaar. Werner stierf op 13 februari 1945 in Buchenwald; hij werd 20 jaar.

Adolf Wolff en Siegbert Wolff zijn in Auschwitz omgebracht op een onbekende datum, maar uiterlijk 28 februari 1945. De broers werden respectievelijk 24 en 23 jaar oud.

Moeder Janette en haar jongste zoons Louis en Ewald maakten op 4 oktober 1944, een week na de anderen, de tocht naar Auschwitz. Bij aankomst op 6 oktober werden Louis Wolff, 15 jaar en Ewald Wolff, 13 jaar, direct naar de gaskamer gebracht. Over het lot van hun moeder bestaat geen zekerheid. Jeanette Wolff-Wolff staat als vermist te boek. Waarschijnlijk is zij ook vergast, maar niet geregistreerd.

Neef Ernst Wolff heeft Auschwitz overleefd. Op 8 mei 1945 werd hij teruggestuurd naar Theresienstadt, waar hij hoorde wat er met zijn familie gebeurd was. Na de oorlog kwam Ernst nog een keer naar Haren, naar de familie Lacoste en naar de wasserij van Bouwman. Kees Bouwman: “Wij herkenden hem niet. Ernst was een gezonde flinke jongen en daar stond opeens een oud, verschrompeld mannetje, een wrakje met oedeem. Het spijt mij nog altijd dat wij zo weinig tijd voor hem hadden. Hij is weer vertrokken en wij hebben hem nooit weer gezien.”

Voor de familie Wolff zijn in 2010 Stolpersteine gelegd voor hun laatste woonhuis, Waterhuizerweg 26, Haren


Sluiten
Bron: Boek: 'Van kwaad tot onvoorstelbaar erger'. Auteurs: Wil Legemaat en Margriet Staal. Harener Historische Reeks 15, 2010

Geplaatst door Wil Legemaat op 16 april 2019

Voeg zelf een monument toe

Log in om een monument toe te voegen

Voeg zelf een verhaal of document toe

Log in om een bijdrage toe te voegen

Nationaal archief

Bekijk persoonsdossier

Monument

Naam:
Haren, gedenksteen bij de N.H. Kerk

Plaats:
Groningen

Haren, gedenksteen bij de N.H. Kerk
Menu