Iwan Ferdinand Zwanenbeek

1902-1943

IMG_6430.jpeg

Oorlogsslachtoffer

Is 40 jaar geworden

Geboren op 19-11-1902 in Delft 

Overleden op 02-02-1943 in Overveen, duinen 



Afbeeldingen

Krantenartikel Haarlemse Courant 3-2-1943 Fusillade.jpg
01 Afscheidsbrief Iwan Zwanenbeek.jpg
02 Afscheidsbrief Iwan Zwanenbeek.jpg

Bijdragen

De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:

Iwan Ferdinand Zwanenbeek, de wrede dood van een goed mens

De nazibezetters lieten zich tijdens de oorlogsjaren nauwelijks iets gelegen liggen aan het geldend recht. Zo schoten ze regelmatig groepen gijzelaars dood bij wijze van represaille voor iets wat een hoge Duitser of foute Nederlander was... Lees meer

De nazibezetters lieten zich tijdens de oorlogsjaren nauwelijks iets gelegen liggen aan het geldend recht. Zo schoten ze regelmatig groepen gijzelaars dood bij wijze van represaille voor iets wat een hoge Duitser of foute Nederlander was aangedaan. Iwan Zwanenbeek was een van de Nederlanders, die op die manier werd omgebracht. Toen begin 1943 de Duitse onderofficier Alois Bamberg door het verzet was vermoord, werden er op 30 januari 1943 tien Nederlanders in de duinen bij Overveen voor het vuurpeloton gezet en vermoord, Iwan Zwanenbeek was een van de tien. Meer dan 80 jaar later spreken we met zijn zoon, ook Iwan Zwanenbeek geheten.

Iwan Ferdinand Zwanenbeek werd op 19 november 1902 geboren in Delft. Hij kwam uit een groot gezin, had vijf broers en vier zussen. We weten weinig van hem. In het vooroorlogse Nederland (en vooral in de crisisjaren) viel het hem moeilijk om vooruit te komen in de maatschappij. In de oorlogsjaren had hij wel werk. Hij was stoffeerder-behanger en werkte onder meer in de Ripperda Kazerne in Haarlem, waar hij woonde. Hij was een sociaal bewogen mens met communistische sympathieën. Zijn bewogenheid was bewogenheid van de daad. Hij gaf zijn fiets weg als hij vond dat dat nodig was en zijn winterjas als een ander het koud had. Hij wilde zo graag goeds doen, dat hij die jas wel eens twee keer weggaf, terwijl hij er maar een had. Zelfs in de afscheidsbrief, die van hem is achtergebleven zien we iemand, die zich in de schaduw van de dood weet weg te cijferen.

“Toen vader werd gefusilleerd, was ik zes jaar”, vertelde Iwan Zwanenbeek jr. “Ik heb geen herinneringen aan hem. Toen hij stierf was ik nog klein en toen hij nog thuis was werkte hij van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat om zijn gezin te onderhouden. Ik kon hem dus nooit echt leren kennen.

Waarom hij is opgepakt, weet ik niet. Ik weet, dat hij van de Ripperda Kazerne dingen meenam om weg te geven aan mensen, die dat goed konden gebruiken. Ik weet van zijn communistische overtuigingen. Van na zijn dood weet ik, dat er bij ons wapens in huis waren. Die zijn nooit door de Duitsers ontdekt, ook niet tijdens een huiszoeking. Moeder kletste zich daar op koelbloedige wijze uit. Maar moeder heeft mij iets nooit verteld over verzetsactiviteiten of vergelijkbare zaken.

Later vertelde moeder, dat vader aanvankelijk niet op de lijst van te fusilleren personen stond. Uiteindelijk zou een ander zijn gespaard van wie de Duitsers dachten dat hij hen wel iets kon vertellen. Zijn dood was bij alles wat het nog meer was wellicht ook gewoon een kwestie van domme pech.”

“Last van vaders overlijden had ik als kind niet. Ik kreeg van mijn omgeving plotseling alle aandacht die je maar kon denken en verder deed het me niet zo veel. Toen moeder korte tijd later werd opgepakt ontfermden buren zich over mij. Je hotste in die tijd van hot naar her. Vaak werd ik als een last gezien. Daar wordt je niet erg empathisch van, kan ik je zeggen. Moeder zat in Vught en later in Amersfoort. Ik herinner me dat ik in Amersfoort op bezoek zou gaan, daar aan de poort stond maar onverrichterzake werd teruggestuurd. Het bezoek ging niet door. Later hoorde ik dat de Duitsers mijn aanwezigheid gebruikten om mijn moeder onder druk te zetten. Zo van: als jij niet meewerkt, doen we je kind iets aan. Moeder vertelde later dat ze in die zin ook werd verhoord. Maar de notuliste, die er bij zat schudde haar hoofd alsof ze wou zeggen: ze bluffen. Laat je niet gek maken.

Uiteindelijk kwam moeder weer vrij en toen we weer thuis kwamen, bleek dat te zijn leeggehaald. Kennelijk had niemand erop gerekend dat we nog zouden terugkomen en men had zichzelf geholpen. Vervolgens hebben buren geholpen om de boel toch weer leefbaar te maken. Verder was het een arme tijd, want moeder had natuurlijk geen inkomsten. Temeer niet omdat de Duitsers geen overlijdenslijst wilden afgeven. Toch kwam er een kleine uitkering, die ons op de been hield.

Aan het eind van de oorlog kwam ik bij een gezin op de Veluwe terecht om aan te sterken. Ik herinner me daar nog van dat je de maaltijden staande moest nuttigen en je werd geacht zwijgend te eten. Toen moeder mij kwam halen, kwam ze in contact met een van de oudere broers uit het gezin. Die zag wel wat in haar, maar nog voordat er iets moois kon groeien, kwam hij in de bevrijdingsperiode bij een schotenwisseling om het leven.

Na de oorlog werd moeder eerst zes weken lang in de dagopvang van een rusthuis geplaatst. ’s Morgens hielp ze mij naar school, overdag moest ik mezelf redden en ’s avonds kookte ze dan weer voor me. Toen ze weer was aangesterkt ging ze aan de slag als coupeuse. Ze naaide jurken voor rijkere dames. Dat was stresswerk voor haar. Ze had nog niet zo veel ervaring en als ze dan een lap stof verknoeide zat ze vreselijk in de war over hoe ze dat weer goed moest krijgen. Ook voor mij als jongetje was dat zwaar.”

“Later werkte ze gedurende de avonden als vestiaire in de Haarlemse schouwburg. Ik bleef dan alleen thuis. Er kwam ook een uitkering van de Stichting 40-45. Die was gebaseerd op vaders laatste salaris, dus dat was geen vetpot. Door de jaren heen werd het financieel wel wat beter. Moeder was heel goed voor mij. Ik was haar alles en dat benauwde wel eens. Maar ik ben haar altijd blijven bezoeken, ook toen ze dement werd.

Een aantal jaren na de oorlog kwam een vriend van mijn vader langs. Dat klikte wel met moeder. Ze gingen samenwonen, uit elkaar en later toch weer samenwonen. Ome Jan werd mijn tweede vader. Ik denk met dankbaarheid aan hem terug.

Toen ik werd gekeurd voor militaire dienst kwam er nog een flard van mijn vader voorbij. Na de keuring riep een officier mij apart. ‘Jij bent een jongen van Iwan Zwanenbeek? Dat was zo’n pief!!’

Inmiddels was ik de zoon van een vrouw met communistische opvattingen. Ik was actief in de jongerenclub van de CPN en werd uitgezonden naar de DDR, naar Oost-Duitsland. Daar was het met mijn communistische ideeën snel gedaan. Maar voor de opvattingen van mijn vader heb ik mijn leven lang respect gehouden. Hij was een menslievende man, trouw aan zijn overtuigingen tot in de dood. Hij verdient het om met ere te worden herdacht.”

Sluiten
Bron: Tekst geschreven door Piet Kralt na een interview met de zoon Iwan Zwanenbeek

Geplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 12 september 2024

Voeg zelf een monument toe

Log in om een monument toe te voegen

Voeg zelf een verhaal of document toe

Log in om een bijdrage toe te voegen
Menu