Johannes Leonardus Henricus Brabers
1926-1947
Oorlogsslachtoffer
Is 21 jaar geworden
Geboren op 15-04-1926 in Tilburg
Overleden op 02-12-1947 in Tasikmalaja-Bengkok
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Het levensverhaal van korporaal Jan Brabers
Jan werd geboren in Tilburg als derde kind in het Katholiek gezin Brabers en kreeg bij doopsel de namen Johannes Leonardus Henricus in 1929. In dat jaar brak er een wereld omvattende crisis uit die ook in Nederland grote problemen veroorzaakten. Met de name de boerenbevolking werd hard getroffen omdat de prijzen van de landbouw producten tot een ongekend laag peil daalden met als gevolg dat er grote armoe heerste op het platteland. Ook de ouders van Jan hebben moeilijke tijden gekend om kinderen te kunnen geven wat ze nodig hadden. Met hard werken en zuinig leven wisten vele te overleven en hoopten steeds op betere tijden. Die betere tijden kwamen er ook al moest daarvoor een grote oorlog, de Tweede Wereldoorlog, uitbreken.
Jan groeide op en ging al vroeg naar de lagere school niet ver van de boerderij vandaan. Hij was een sterke jongen met een bijzonder nieuwsgierige kijk op de gebeurtenissen op en rond de boerderij. Al vroeg werd hij ingeschakeld om mee te helpen bij het vele werk op de boerderij. Het omgaan met de paarden was hem al vroeg geleerd door zijn vader Tiest; dat was ook nodig omdat de landerijen op een grotere afstand lagen van de boerderij. Toen de oorlog in 1940 uitbrak ontstond er een nieuwe situatie. Nederland werd met een Blitzkrieg in een paar dagen tijd onder de voet gelopen; het ging zo snel dat het voorbij was voordat vele bewoners van de boerderijen op het platteland iets over oorlog gehoord hadden.
De ouders van Jan werden direct geconfronteerd met de oorlog omdat Tilburg op de weg lag van het Duitse leger op weg naar België en Frankrijk. De boeren bevolking dus ook de ouders van Jan namen er kennis van en gingen weer aan de slag want het werk moest doorgaan. Gaande weg ontstond er schaarste aan alle mogelijke levensbehoeftige middelen. Vooral voedingsmiddelen waren al gauw op de bon en slechts in beperkte maten voorradig. De stadsbevolking probeerde zoveel mogelijk bij boeren graan en aardappelen te kopen om hun tekorten aan te vullen. Dat was niet zo gemakkelijk omdat de boeren een belangrijk deel van opbrengsten moesten leveren aan door de bezettingsmacht voorgeschreven instellingen.
De ouders van Jan deden wat ze konden om een deel van de opbrengsten achter te houden om buren en kennissen te voorzien van noodzakelijke levensmiddelen. Omdat de boerderij in de stad stond werd Jan door zijn vader ingeschakeld om de levensmiddelen op de adressen te krijgen die daar behoefte aan hadden. Voor de boeren was het een goede tijd omdat de prijzen van hun producten een betere prijs betaald werd.
Maar in korte tijd keerde de kansen van de bezetter om de finale overwinning te behalen. Dagen en nachten vlogen grote zwermen vliegtuigen; bommenwerpers beschermd door jachtvliegtuigen over de boerderij van de familie Brabers waarvoor telkens gewaarschuwd werd door het angst aanjagend geluid van de sirenes die overal in de stad waren opgesteld. Voor de jeugd was het een kunst om iets van bezetter weg te halen waar Jan ook als haantje de voorste aan deel nam. Zijn ouders, mijn Oom Tiest en Tante Piet, waren daar niet blij mee want geregeld werden jongelui opgepakt die in het ergste geval in een kamp terecht kwamen met alle gevolgen van dien.
In juli 1944 overleed opa Leppers. Toen de begrafenisstoet op weg was naar de kerk voor de uitvaartdienst gingen de sirenes loeien en moesten wij allen schuilen voor de overvliegende bommenwerpers waarvan het niet zeker was dat ze voorbij vlogen om ergens anders hun bommen last neer te laten vallen. Jan en ik lagen met enkele andere neefjes in een slootje langs de weg tot het gevaar voorbij was. Na de begrafenis gingen we naar Boerke Mutsaers; een plaatselijk café waar een koffietafel was gereserveerd. Het was toen de gewoonte om na de begrafenis broodjes met kaas te eten als een soort afscheidslunch. Omdat Jan de oudste kleinzoon van opa was, was hij de aanvoerder van de neefjes en nichtjes en daarom werd deze afscheidslunch van opa één grote smulpartij voor de kleinkinderen van opa. Naast het “smokkelen” van graan, eieren en aardappelen vanuit onze veilige achteraf gelegen boerderij naar de staatsboerderij van Jan zijn ouders waren er niet zoveel momenten waar we elkaar troffen.
Toen Jan opgeroepen werd om zijn militaire dienstplicht te vervullen werd er met mijn vader gesproken over wat hij daar zover van huis allemaal mee zou kunnen maken. Mijn vader was ook in militaire dienst geweest en in 1940 opgeroepen om het land mee te verdedigen. De oorlog ging echter zo snel voorbij dat hij niet meer in actieve dienst kwam. Jan vond het militair zijn niet zo’n probleem; hij vond het allemaal spannend en ging vol goede moed mee naar Nederlands-Indië om iets te doen waarvan hij niet wist; wat, waar en hoe.
De eerste brieven was hij nog vol goede moed maar dat veranderde langzaam tot een zeer zorgelijke kijk op de gebeurtenissen om hem heen. In de laatste brief die mijn moeder van hem kreeg gaf hij aan dat hij moeite deed om zo lang mogelijk in het hospitaal te blijven want daar waren ze veilig. Ze gebuikten norit om een wat verhoogde lichaamstemperatuur te suggereren. De laatste keer dat hij gesnapt werd moest hij mee op patrouille en die werd hem noodlottig. Zijn moeder is nooit over zijn dood heen gekomen en is kort daarna op 50 jarige leeftijd overleden. Zijn vader Tiest heeft de boerderij nog zolang mogelijk voorgezet maar door het gemis van zijn beoogde opvolger Jan heeft hij tenslotte het boeren leven opgegeven en is in een “burgerhuis” gaan wonen.
Bijzondere bijkomstigheid is dat nadat mijn oom de boerderij verliet men er achter kwam dat deze boerderij een bijzonder verleden had. Het waren gebouwen die bij een vroeger Kasteel behoorden gebouwd in het jaar 1737 . Zie de beschrijving van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed
Brabantse langgevelboerderij, voor 1737 gebouwd. Rieten zadeldak tussen puntgevels met rollagen. Vensters met 30-ruitsschuiframen. Bakhuisje onder pannen zadeldak, gemetselde waterput en schuur van gepotdekselde houten delen op bakstenen voet, gedekt door een hoog rieten schilddak, op het erf. (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Was Jan niet zo vroegtijdig om het leven gekomen dan zou hij wellicht nog jaren in de Kasteelhoeve van de Hasselt in Tilburg geleefd kunnen hebben. Die kans is hem ontnomen.
SluitenGeplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 09 februari 2018