De soldaat eerste klas Breeuwer was afkomstig van het Korps Mariniers. Hij diende daar onder het marinenummer 02570 als vrijwilliger van 11 augustus 1945 totdat hem in september 1948 in de rang van marinier eerste klas op eigen verzoek eervol ontslag werd verleend uit de dienst. Op dat moment was hij van mening voldoende tijd te hebben besteed aan de belangen van het vaderland. Johannes Breeuwer, zoon van Pieter en Theodora Korsman, stond bekend om zijn pricipiële opvattingen en gedisciplineerde houding. Niet alleen in militaire dienst, maar ook daar buiten. Lang droeg hij zijn burgerkleding niet. Inmiddels was het Korea-conflict uitgebroken, een oorlog tussen de Volksrepubliek Noord-Korea en Zuid-Korea, die begon op 25 juni 1950. Een oproep van de Veiligheidsraad Zuid-Korea te steunen vond gehoor bij de Verenigde Staten, maar korte tijd later ook bij andere landen.

Na het verschijnen van een oproep dienst te nemen in Korea meldde Johannes Breeuwer zich op 26 september 1950 samen met zijn broer Cornelis als vrijwilliger bij het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN). Hij deed dat vooral vanuit zijn intense geloofsovertuiging en de wil om in Korea mee te helpen aan het herstel van vrede, orde en veiligheid. Evenals alle andere leden van het NDVN werd hij ingedeeld bij het Regiment Van Heutsz. Hij werd ingedeeld bij het mortierpeloton van de ondersteuningscompagnie, waarmee hij op 26 oktober 1950 per ms 'Zuiderkruis' naar Korea vertrok. Op 23 november 1950 kwam hij daar aan. Na een korte training van tien dagen in Taegu werd het NDVN ingedeeld bij het 38ste Regiment van de 2nd US (Indianhead) Divisie. Met dit onderdeel nam Breeuwer aan een aantal militaire acties deel.

Op de avond van 30 mei 1951 werd hij tijdens de strijd bij Inje, gelijk met een zevental andere collega's, bij een vijandelijke mortierbeschieting op de eigen mortierstelling gewond door een scherf in het ruggenmerg. Zijn onderlichaam was daarbij verlamd geraakt. Wel bleef hij bij bewustzijn en aanspreekbaar. Zijn toenmalige pelotonscommandant eerste luitenant A.W.G. Essers constateerde aanvankelijk helemaal geen verwondingen en gebood hem onmiddellijk op te staan en door te gaan met schieten. Breeuwer reageerde maar moeilijk en klaagde over pijn in zijn onderlijf. Hij zei nog tegen zijn commandant wel te hebben geprobeerd overeind te komen, maar dat dit niet lukte. Bij nader onderzoek bleek dat hij een minuscuul scherfje hoog in zijn rug had. Samen met de andere gewonden is hij daarop afgevoerd door de bataljonsarts.

Via de Amerikaanse geneeskundige dienst (MASH) werd hij overgebracht naar Japan en vandaar uit per vliegtuig naar Nederland. Op 27 juli 1951 werd hij opgenomen in het militaire hosptitaal te Den Haag, waar hij enkele maanden later, ondanks de zorgen van het verplegend personeel en zijn familie, overleed.

Breeuwer zijn de navolgende decoraties: Kruis voor Recht en Vrijheid met de gesp Korea 1950; United Nations Service medal; de Korean War Medal en de Distinguished Unit Citation van de president van de Verenigde Staten.

Zijn broer Cornelis kwam fysiek ongeschonden uit de strijd in Korea en emigreerde van daaruit rechtstreeks naar Nieuw-Zeeland. Johannes is oorspronkelijk begraven op de rooms-katholieke begraafplaats St. Barbara te Den Haag en in 1964 herbegraven op het Nationaal Ereveld Loenen op de Veluwe. Daar rust hij in vak D grafnummer 305.