Carel Pieter Brest van Kempen
1888-1944
Rang
Militair onderdeel
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
C.P. Brest van Kempen, militair, criticus en schrijver
C.P. Brest van Kempen, militair, criticus en schrijver
Geplaatst op 26 oktober 201627 oktober 2016
Een hoog aanzien, uit vervlogen tijden
De Koninklijke Militaire Academie, meestal aangeduid met de afkorting KMA, is sinds 1828 gevestigd in...
Lees meer
C.P. Brest van Kempen, militair, criticus en schrijver
Geplaatst op 26 oktober 201627 oktober 2016
Een hoog aanzien, uit vervlogen tijden
De Koninklijke Militaire Academie, meestal aangeduid met de afkorting KMA, is sinds 1828 gevestigd in Het Kasteel van Breda, gelegen in de oude stadskern van Breda. Het doorlopen van de academie gaf de cadetten de mogelijkheid om als officier bij het Nederlands Leger of bij het Nederlands Indisch Leger hun carrière te vervolgen. De academie genoot zeker in de tweede kwart van de negentiende eeuw veel aanzien in het buitenland. Onder leiding van generaal-majoor Seelig en zijn rechterhand kolonel Delprat werd in deze periode een hoog niveau van opleiden bereikt. In de laatste kwart van de negentiende eeuw en de eerste kwart van de twintigste eeuw, lag de prioriteit meer op kwantiteit dan op kwaliteit. De vraag naar jonge officieren was groot, mede door de onstabiele situatie in Europa, maar vooral door de koloniale expansie. De Atjeh-oorlog en de expedities in de buitengewesten kostten vele levens, daarbij waren jonge officieren veelal het slachtoffer.
De wens om de academie naar een hoger intellectueel niveau te brengen leefde vooral bij de hoogleraren en docenten. Zij vonden het huidige beleid was achterhaald en op 1921 legden twee docenten de wens voor een verbeterde officiersopleiding neer bij de toenmalige gouverneur van de academie Kolonel J.H. Röell. De gouverneur toonde begrip en wenste de heren veel succes met het uitwerken van hun plan. Maar achtte het volkomen kansloos. De twee docenten pakten het serieus aan: er werd een commissie gevormd met als voorzitter professor doctor C. van Eijk, hoogleraar chemie aan de academie. Een van de andere leden van deze commissie was C.P. Brest van Kempen, kapitein en docent geniewetenschappen.
C.P. Brest Van Kempen, 1936, als gewestelijk genie chef van Atjeh en Onderhorigheden en Sumatra’s Oostkust. Collectie Museum Bronbeek
C.P. Brest van Kempen en de academie
Carel Pieter Brest van Kempen, genoemd naar zijn grootvader C.P. Brest van Kempen, de veelbesproken bestuursambtenaar uit Max Havelaar, werd op 21 oktober 1888 in Blitar op Oost-Java geboren. Voor zijn militaire opleiding ging hij naar Nederland, waar hij van 12 september 1906 tot 30 september 1908 de cadettenschool in Alkmaar doorliep. Aansluitend volgde hij als cadet bij het wapen artillerie de officiersopleiding bij de Koninklijke Militaire Academie voor het leger in Nederlands-Indië met een verbintenis van 9 jaar. In 1911 ging hij over in het wapen genie en werd in datzelfde jaar, na het behalen van de officiersopleiding, benoemd tot tweede-luitenant der genie en vertrok met het stoomschip Koning Willem I op 14 oktober 1911 naar Nederlands-Indië.
In Indië werd hij in zes jaar tijd viermaal overgeplaatst, van Padang naar Batavia, om vervolgens nog te dienen in Tjimahi en Soerabaja. Nadat hij was bevorderd tot eersteluitenant der genie, vertrok hij op 20 december 1918 met het stoomschip Noordam voor verlof naar Nederland. Na zijn verlof werd hij samen een aantal collega officieren, in opdracht van ministere van koloniën, naar Verdun en de Vogezen gestuurd. Het doel van deze studiereis was inzicht te krijgen hoe de Franse officieren de gevechten in deze specifieke terreinen hadden ervaren. Zijn wens om voorlopig in Nederland te blijven werd vervuld en met ingang van 19 september 1919 werd hij voor drie jaar gedetacheerd bij het Nederlands Leger als docent geniewetenschappen bij de Koninklijke Militaire Academie. Een snelle bevordering tot kapitein volgde in datzelfde jaar met daarbij een verlenging van het detacheringscontract met 1 jaar. Het zou voorlopig zijn laatste bevordering worden.
Brest van Kempen, toonbeeld van een goed officier en docent, nam deel aan vele discussies met docenten over de huidige officiersopleiding. Deze discussies voedden de onvrede over de officiersopleiding. Als lid van de commissie, die in 1921 gevormd was om het verbeterplan van de officiersopleiding uit te werken, liet hij een duidelijke kritische kant van zichzelf zien.
Het verbeterplan werd al snel een reorganisatieplan en door de pers omgedoopt tot het ‘Bredasche Plan’1. Een plan, ontwikkeld door docenten en ervaren militairen en niet door de verantwoordelijken uit Den Haag, lag redelijk gevoelig bij de gevestigde orde. Op 9 mei 1921 werd het plan verzonden aan instanties die direct of indirect betrokken zijn bij het welzijn van de academie. De uitgesproken wens in het plan om met ingang van 1 oktober 1922 de Koninklijke Militaire Academie om te zetten in een Militaire Hogeschool, werd op zijn zachtst gezegd niet bij iedereen positief ontvangen. Kranten en tijdschriften besteedden volop aandacht aan het plan en de vele voor- en tegenstanders deden hun relaas. De commissie was zeer ingenomen met de publiciteit en hoopvol gestemd.
Vlak na de start van het nieuwe studiejaar kwam inspecteur van het militair onderwijs, generaal-majoor J.C. Logger, met het antwoord op het plan. Op de academie hield hij zijn toespraak voor officieren en docenten. Het plan was afgekeurd en de commissie die het plan had voorgesteld werd verzocht zich te ontbinden. De minister van Oorlog had geen intenties voor een reorganisatie van het militair onderwijs en de daarvoor opgerichte commissie was dan ook overbodig. De toonzetting werd gedurende de toespraak feller. De officieren uit de commissie werden beschuldigd van ‘indisciplinaire handelingen’2. Tevens kregen zij de waarschuwing dat bij herhaling van deze activiteiten, de gevolgen van de betrokkenen zeer onaangenaam zouden zijn. Brest van Kempen beschrijft de toespraak zeer beknopt als volgt: ‘verschillende gezegden en uitdrukkingen die ongeschikt zijn om te worden vermeld’3. De inspecteur eindigde zijn toespraak en ‘[…] gaf de leeraren in overweging een verzoek om ontslag of overplaatsing in te dienen, wanneer zij zich niet met de bestaande toestanden konden vereenigen[…]4’.
De vraag rees: was de commissie te zelfverzekerd of zelfs naïef? Een reorganisatie van deze omvang, tegen de vestigde orde werd dan ook snel gezien als handelen tegen de krijgstucht. Deze beschuldiging werd later op verzoek van de minister van oorlog ingetrokken, echter kleefde er nu een dikke laag smet aan de carrières van de commissieleden die niet gemakkelijk weg te poetsen was.
De meeste leden van de commissie legden zich bij de uitspraak van de minister neer, maar voor Brest van Kempen gold dit zeker niet. In zijn brochure De reorganisatie van het militair onderwijs uit 1922 en in verschillende artikelen in Orgaan van de Nederlands-Indische Officiersvereniging verdedigde hij het plan. Maar het enthousiaste van de commissie voor hervorming in het militair onderwijs ebde langzaam weg en bij de laatste bijeenkomst van de commissie op 1 januari 1924 werd deze ontbonden.
Aan het eind van het schooljaar in 1924 werd Brest van Kempen bij de Koninklijke Militaire Academie als docent op non-actief gezet. Zijn detachering bij het Nederlands Leger liep nog 2 jaar door. De mogelijkheid om de resterende tijd te besteden aan studie aan de Technische Hogeschool in Delft, greep hij hij met beide handen aan. Hij schreef in deze periode het boek: Toestel tot het opteekeningen van bewegingen en publiceerde hij vak-gerelateerde artikelen De Militaire Spectator en De Ingenieur. Toch liet zijn afkeer tegen de huidige officiersopleiding op de academie hem niet los. In september 1926, vlak voor zijn vertrek naar Nederlands-Indië, wordt zijn boek Onderwijs en opvoeding aan de Koninklijke Militaire Academie door Van Stockum uitgegeven. Door de ferme taal in het boek, reageerden de kranten met koppen als: ‘Een opzienbarend boek over de officiersopleiding te Breda’5, ‘De Koninklijke Militaire Academie Hopeloos Verouderd’6 en ‘Een aanval op de KMA’7. Met het
boek kreeg de bekritiseerde officiersopleiding meer aandacht dan in de voorgaande pogingen van Brest van Kempen. Het hoofdbestuur van de Nederlands-Indische officiersvereniging besprak het onderwerp uitvoerig tijdens de jaarvergadering in 1927. Het boek groeide uit tot een standaardwerk over modernisering van de officiersopleiding8. Vlak na de tweede wereldoorlog behoorde het boek niet tot de aanbevolen literatuur binnen defensie, echter kwam het ook niet zover dat het op de lijst van verboden literatuur terecht kwam. Het was natuurlijk beschamend om te lezen dat er na 25 jaar nog niet veel veranderd was. De door Brest van Kempen zo vurig bepleitte onderwijsvernieuwing, kreeg pas in 1960 zijn beslag.
Voorplaat van het boek: Onderwijs en opvoeding aan de Koninklijke Militaire AcademieCollectie Nationaal Militair MuseumVoorplaat van de brochure: De reorganisatie van het militair onderwijsCollectie Nationaal Militair Museum
Terug in Indië
Op 13-augustus 1926 keerde kapitein Brest van Kempen terug in Indië en op 16 september werd hij in actieve dienst hersteld bij de genietroepen in Tjimahi. Zijn militaire carrière zat op dat moment behoorlijk op slot. Nadat hij zich een aantal jaren weer had bewezen als genieofficier, werd ook zijn intellectuele gave weer gewaardeerd. In Indië waren ze net iets praktischer ingesteld dan in Nederland, zodoende werd er door de legerleiding verlof verleend voor een studiereis naar Japan. Op 7 juni 1933 vertrok hij met het stoomschip Tjisadane naar Japan, voor een studie naar gebouwen in aardbevingsgebieden, met name de gebieden rond Tokyo en Yokohama. In 1923 was dit dichtbevolkte gebied getroffen door een zeer zware aardbeving. Tokyo was voor twee derde verwoest en Yokohama was als stad van de aardbodem verdwenen.9 De wederopbouw was nog steeds in volle gang, Brest van Kempen moest uitzoeken welke maatregelen Japan nu trof om instorting van gebouwen in een aardbevingsgebieden te verkleinen en of te voorkomen. Tevens kreeg hij de gelegenheid om andere gebieden, waar recentere aardbevingen waren geweest, te bezoeken. De studiereis in Japan mocht maximaal 6 weken in beslag nemen, vervolgens zou hij aansluitend verlof in Europa krijgen van 8 maanden waar hij tevens zijn bevindingen op papier moest gaan zetten. Zijn nieuwe standplaats voor na zijn verlof was ook al bekend: Atjeh.
Ondanks de verafschuwing van de Nederlandse overheersing en het steeds terugkerende verzet, kon men in de jaren dertig van de twintigste eeuw toch spreken van een tijd van rust en opbouw in Atjeh en Onderhorigheden, zoals de officiële benaming luidde. Wegen werden aangelegd, de spoorlijn werd uitgebreid, bruggen gebouwd en moerassen ontgonnen. Voor de handhaving van orde en veiligheid betekende dit een groot voordeel voor gewestelijk militair commandant van Atjeh en Onderhorigheden en Sumatra’s Oostkust, kolonel J.C.J. Bongers.
Bongers was een ervaren officier die het het verzet aan de westkust van Atjeh in de periode van 1925 -1927 had meegemaakt als commandant van de tweede divisie marechaussee te Meulabôh. Hij was sinds 24 april 1933 in de functie van militair commandant van NoordSumatra. Op 9 maart 1934 kreeg kolonel Bongers een nieuwe sterke adviseur ter beschikking, kapitein der genie C.P. Brest van Kempen, die uiteindelijk pas op 25 maart 1934 met het motormailschip Christiaan Huygens in Koetaradja zou aankomen. Met Kolonel Bongers maakte Brest van Kempen vele reizen door de binnenlanden van Noord-Sumatra. Nu er auto’s, treinen en zelfs vliegtuigen ter beschikking stonden, waren de dagmarsen van meerdere dagen verleden tijd geworden, voor de hoofdofficieren en hun gevolg. De relaties
tussen Bongers en Brest Van Kempen was goed te noemen. Brest van Kempen was een zeer nauwkeurig persoon die niets aan het toeval overliet. Het bezoek van de gouverneur-generaal, Bonifacius Cornelis de Jonge, aan Atjeh was dan ook mede door Brest van Kempen zorgvuldig georganiseerd. Grote waardering kreeg hij voor het ontwerpen en bouwen van het grafmonument van oud-gouverneur van Atjeh en Onderhorigheden en Sumatra’s Oostkust, Anthonius Philipus van Aken. De oud-gouverneur overleed in Batavia, zijn uitdrukkelijk verzoek om op Peutjut10 in Koetaradja begraven te worden werd verwezenlijkt met een bijbehorend grafmonument.
Op 31 mei 1936 nam kolonel Bongers afscheid als gewestelijk militair commandant. De feestavond in de Atjeh-Club was drukbezocht, Brest van Kempen was de spreker deze avond in zijn functie als voorzitter van de Militaire Sociëteit. Kolonel Bongers ontving als afscheidsgeschenk een bijzonder fotoalbum. Het album was voorzien van omslag met zilverdraadweefsel en werd beschermd door een mahoniehouten kist, voorzien van een zilverenplaat met inscriptie. Het was een geschenk namens de ‘officieren van het commandement Koetaradja, mei 193611’.
De opvolger van Kolonel Bongers was kolonel G.F.V. Gosenson, vanaf 31 mei 1936 tot aan de capitulatie in 1942 zou hij de de laatste gewestelijk militair commandant zijn.Op 2 juli 1936 huwde Brest van Kempen met Mieke Jacobs, een onderwijzeres uit Sabang, het was zijn derde huwelijk. Opmerkelijk was de getuige van Brest van Kempen, gewestelijk militair commandant, kolonel G.F.V. Gosenson. Op 13 juli 1936 volgde eindelijk zijn bevordering naar majoor der genie, een bevordering waar hij 17 jaar op heeft moeten wachten. Zijn nieuwe standplaats werd Tjimahi, waar de plaatselijke commandant werd van het bataljon pioniers. Het doet sterk voorkomen dat de periode in Atjeh, die kort en intensief was, positief heeft uitgepakt voor Brest van Kempen. Voor zijn vertrek gaf hij, op verzoek van resident Jongejans, nog een lezing over aardbevingen. Brest van Kempen, die in vele opzichten zijn tijd ver vooruit was, vertelde niet alleen over het ontstaan van aardbevingen en gevolgen hiervan.
Na de pauze wees majoor Brest van Kempen op de opvoedende taak, die bij de verzekeringsmaatschappijen ligt wat betreft het bouwen van doelmatige huizen, ‘die naar menschelijke berekening het best tegen bevingen bestand zijn, door op deze huizen minder premie te verlangen[…]’12.
Op 31 augustus 1938, ruim 2 jaar naar zijn bevordering tot majoor, werd Brest van Kempen bevordert tot luitenant-kolonel in de functie van gewestelijk chef van het wapen genie in Batavia en publiceerde zijn boek, Bouwen in Seismisch Gebied. Met ingang van 30 april 1940
op verzoek eervol ontslagen en op diezelfde dag was de bescheiden ceremonie in Batavia. Brest van Kempen bleef nog wel actief als commissaris voor toezicht op beheer in Nederlands-Indië van pensioendienaren en bestuurslid van Indisch Bronbeek.
Na de Japanse inval belandde Brest van Kampen in Japanse krijgsgevangenschap.Hij overleefde deze periode niet en stierf op 15 maart 1944 te Bandoeng.
John Klein Nagelvoort
Literatuur
Brest van Kempen C.P., Onderwijs en opvoeding aan de Koninklijke Militaire Academie. Den Haag 1926
Brest van Kempen C.P., De reorganisatie van het militair onderwijs. Brochure 1922
Doup A., Gedenkboek van het Korps Marechaussee van Atjeh en Onderhorigheden. Medan 1941
Elout M.A. luitenant-generaal b.d, Een paar aanteekeningen op C.P. Brest van Kempen’s: Onderwijs en Opvoeding aan het K.M.A.
Intveld A.P., Gevallen op het veld van eer. ’s-Gravenhage 2010
Naam en Ranglijst der officieren van het Nederlandsche leger en van dat in Nederlandsch Oost-Indië alsmede van de landmacht in West-Indië.
Stamboek officieren KNIL, C.P. Brest Van Kempen: Nationaal Archief, nummer toegang2.13.04, inventarisnummer 684, folionummer 61.
Stamboek officieren KNIL, C.P. Brest Van Kempen: Nationaal Archief, nummer toegang2.13.04, inventarisnummer 644, folionummer 202.
Wolf H.J., Kapitein Brest van Kempen, Militair-onderwijshervormer uit de jaren’20. Breda 1978
Noten
1 Het Vaderland, staat en letterkundig nieuwsblad, 14 oktober 1911
2 Onderwijs en opvoeding aan de Koninklijke Militaire Academie. Den Haag 1926, p.205
3 Onderwijs en opvoeding aan de Koninklijke Militaire Academie. Den Haag 1926, p.205
4 Onderwijs en opvoeding aan de Koninklijke Militaire Academie. Den Haag 1926, p.205
5 Het Volk, 9 augustus 1926.
6 Nieuwe Rotterdamsche Courant, 26 augustus 1926
7 Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 9 augustus 1926.
8 Bataviaasch Nieuwsblad, 1 mei 1940
9 Haagsche Courant, 6 september 1923
10 Peutjut, militaire erebegraafplaats in Banda Aceh
11 Museum Bronbeek, inventarisnummer 1994/04/18-1-1,
12 De Sumatra Post, 4 september 1938
Sluiten
Bron: Afkomstig van: https://kleinnagelvoort.wordpress.com/2016/10/26/c-p-brest-van-kempenmilitair-criticus-en-schrijver/
Geplaatst door richardvanarkel op 15 januari 2017