Arie Alderlieste
1891-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 53 jaar geworden
Geboren op 17-10-1891 in Rotterdam
Overleden op 03-05-1945 in Tjimahi, Kamp 4
Beroep
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
in memoriam aan mijn vader
Mijn vader,
(Anders dan de herinnering aan een wit kruis met zijn naam erop, tussen duizenden andere op een mooi onderhouden ereveld, staand onder de verschroeiende tropenzon op meer dan 11 000 km van Nederland af)Mijn vader Arie Alderlieste,...
Lees meer
Mijn vader,
(Anders dan de herinnering aan een wit kruis met zijn naam erop, tussen duizenden andere op een mooi onderhouden ereveld, staand onder de verschroeiende tropenzon op meer dan 11 000 km van Nederland af)Mijn vader Arie Alderlieste, (* 17-10-1891 en † 03-05-1945), was 23 jaar toen hij tijdens WO I als grenswacht in 1915 in het dorp Retranchement werd gestationeerd. (Retranchement is een frans woord dat verschansing betekent. Deze vesting werd in 1604 gesticht door Menno van Koehorn in opdracht van prins Maurits ter verdediging van het Zwin; het is gelegen tegen de Belgische grens tussen Sluis en Cadzand en 7 km van Knokke, B.).Volgens mijn zus ontmoette hij mijn moeder Wilhelmina Johanna de Voldere, (* 12-07-1900 en † 10-05-1973), slechts eenmaal. Hij stond op het hekje bij hun woning geleund en zij kwam naar buiten. De droevige blik in zijn ogen als gevolg van een verbroken verloving troffen haar, om nooit te vergeten. Gesproken hebben ze elkaar niet omdat ze door een oudere zus naar binnen werd getrokken. Tijdens de oorlog vertrok hij o.a. naar Bergen op Zoom gezien data op andere foto's.
Na de oorlog keerde hij terug naar zijn geboorteplaats Rotterdam, waar hij nog enkele malen verloofd is geweest. Omstreeks 1923 is hij als militair naar Nederlands Oost-Indië vertrokken, wellicht om zijn verdriet door de verbroken verlovingen te verwerken, maar kon mijn moeder uiteindelijk niet uit zijn gedachte bannen. In overleg met de vader van het Christelijk Militair Tehuis, waar hij veel kwam, is een moeilijke briefwisseling op gang gekomen, omdat bij gebrek aan een adres deze brieven naar een broer van haar werden gezonden, die ze achterhield. Uiteindelijk is hij omstreeks 1928 even terug naar Nederland gekomen om de hand van mijn moeder te vragen. (Uit andere documentatie blijkt dit 7 maanden te zijn)
Op 19-09-1929 zijn zij dan, veertien jaar later, met de handschoen getrouwd. Op een foto met het opschrift 04-04-1930, Tantjong Priok, is mijn moeder zeer waarschijnlijk daar aangekomen.
Pas toen ik al met pensioen was heb ik me gerealiseerd wat het voor haar als eenvoudig plattelandsmeisje heeft betekend om naar dat verre voor haar onbekende land in de tropen en eveneens naar een onbekende man te vertrekken.
Arie Alderlieste, ca 1930 Wanneer het is voorgevallen weet ik niet, maar moeder vertelde dat hij het oneens was met de examencommissie, die zijn promotie tot sergeant I afkeurde, maar een ander wel liet slagen. Gezien zijn driftige karakter nam hij op staande voet ontslag uit de militaire dienst, waarmee hij zijn dubbel opgebouwde tropen pensioen jaren verkwanselde, dit tot verdriet van mijn moeder na de oorlog, omdat zij toen met een karig pensioentje ons moest grootbrengen. Hij is daarna bij het gevangeniswezen te Ngawi in dienst getreden als ‘opvoedend ambtenaar’.
Op 17-06-1932 werd ik in de benteng (Maleis woord voor een oud fort uit 1843, in gebruik als gevangenis, toen vallend onder de residentie Madioen) te Ngawi, (ook wel fort Van den Bosch genoemd), geboren. Vermoedelijk in 1933 werd hij overgeplaatst naar Blitar om daar te werken in 's Lands Opvoedingsgesticht’. Daar liep hij een steekwond in zijn long op, aangebracht door een van de gedetineerden met een uit de werkplaats meegesmokkelde beitel. Dat deed hem maanden met een been in zijn graf belanden. Gezien zijn sterke gestel en ondanks het ontbreken van antibiotica in die tijd is hij daarvan kunnen herstellen. Na zijn genezing kreeg hij last van hallucinaties, die hem belette terugkeren naar zijn oude werk.
Van circa begin 1934 tot half 1937 heeft hij werk kunnen vinden als beheerder van het christelijk Tehuis voor Militairen in Batavia. In september 1937 kon hij als administrateur in dienst treden bij de gevangenis in Malang. Daar werd hun dochter Janneke Maria op 18-10-1937 geboren.
Van mei 1938 tot 28-12-1938 zijn we met groot verlof naar Nederland gekomen. Na ons verlof is hij op 05-02-1939 weer te werk gesteld in de benteng te Ngawi.
Daar de Duitsers in mei 1940 Nederland binnen vielen werden in Indië alle Duitse opvarenden van schepen en later NSB-ers in de benteng opgesloten waardoor mijn vader werd overgeplaatst naar Batavia. Via werkzaamheden in de gevangenissen “Tjipinang” en “Klodok” aldaar, zijn we uiteindelijk opnieuw in Blitar terecht gekomen. Daar werd op 16-08-1941 zijn tweede zoon Winston Franklin geboren, vernoemd naar Churchill en Roosevelt.
Die voornamen gaf hij om de Japanners te jennen vertelde mijn moeder. Ik heb later bedacht dat daar geen enkele Japanner van heeft wakker gelegen. Omstreeks midden ’42 werd hij door de Japanners geïnterneerd maar na zes weken weer vrijgelaten. (Moeder heeft ook wel 17 dagen genoemd). Waarom is onbekend gebleven. (Ik heb wel eens gehoord dat de Japanners een salarisniveau hanteerden waarboven men werd geacht gevaarlijk te zijn voor het organiseren van guerrilla-activiteiten. Als dat zo is geweest zal hij vermoedelijk onder dat niveau zijn gebleven, waardoor ze meenden van hem geen gevaar hadden te vrezen).We moesten de dienstwoning verlaten en zijn in de kampoeg gaan wonen. Op 28-12-1942 werden we met zijn allen, aanvankelijk gescheiden, in kamp Galoehan geïnterneerd. Daarna zijn we als gezin nog enkele weken buiten kamp Galuhan in de gevangenis de ‘Boei’ te Kediri verenigd geweest. Na die scheiding hebben we hem nimmer teruggezien.
Na de oorlog kwamen we via een teruggezonden briefkaart met het stempel “meninggal dunia” erop te weten dat hij was overleden. Vervolgens kregen we via het rode Kruis omstreeks 1948 bericht dat hij in Tjimahi onder nummer 1051 lag begraven. De Oorlogsgraven Stichting heeft de erevelden gereorganiseerd, nu is zijn huidige grafnummer V318 op "Leuwigajah", te Cimahi.Op 15-12-1945 zijn we met het hospitaalschip ‘Oranje” uit Semarang naar Nederland vertrokken, waar we op 10-01-1946 aankwamen. Daar moesten we in die koude winter en dat koude kikkerland, zonder hem ons leven voortzetten. Dat was gezien de ook al zeer koel en afwijzend reagerende bevolking, "tegen die mee-eters uit Indië", niet gemakkelijk.
Als zoon heb ik me vaak afgevraagd hoe mijn leven er had uitgezien als hij was blijven leven.
Bijna drie jaren alleen te moeten opgroeien in jongens kampen tijdens de Japanse bezetting hadden mij al een grote mate van zelfstandigheid bijgebracht. Zou ik dan zijn aanwezigheid hebben geduld? Ik had het wel gemakkelijker gehad met betrekking tot de representatieve zaken, waarvan mijn moeder vond dat ik die rol van mijn vader als oudste zoon diende te vervullen.
Maar andere vragen blijven eveneens onbeantwoord, zoals hoe hij het leven in het kamp vond, hoe hij is overleden, anders dan de mededeling dat hij aan honger en oedeem is gestorven.
Mijn moeder heeft zijn overlijden zeker als een groot gemis gevoeld, alleen met drie kinderen haar leven te moeten voortzetten. Zelfs nog tot in de jaren zestig merkte ze wel eens op dat ze vermoedde dat Arie ineens bij haar zou staan, waaruit ik heb opgemaakt dat ze zijn dood nimmer heeft kunnen aanvaarden dan wel verwerken.Mede door de pelgrimsreizen die de Oorlogsgraven Stichting, OGS, organiseert heb ik meerdere malen bij zijn graf mogen staan. Dan vroeg ik mij af wat voor man hij eigenlijk was. Ik weet me te herinneren dat hij Orthodox Hervormd was en zo streng dat hij zelf in kerkdiensten voorging.
Ik moest dan al mee, maar vond dat helemaal niet prettig. Voorts, en dat is al vermeld, was hij zeer driftig met als gevolg dat zijn handen loshingen. Ik was al ruim negen jaar toen ik eens een flink pak rammel van hem had gekregen voor iets wat ik niet had gedaan, althans dat was en is mijn visie nog steeds. Toen bezwoer ik: “Wacht maar tot ik groot ben, dan krijg ik je nog wel”. Die belofte heb ik dus door zijn overlijden niet kunnen nakomen; zou ik het wel hebben gedaan? Zo denk ik nu dat zijn driftige karakter wellicht de oorzaak was van de steek met die beitel in zijn long. Anderzijds denk ik dat hij rechtvaardig en ook punctueel was.
Er is een foto waar hij op de brug met gelijke liggers staat, waar ik uit opmaak dat hij sportief was. Mijn zus vertelde dat hij een harmonium heeft aangeschaft en zichzelf het orgel bespelen heeft aangeleerd. Daar weet ik niets van, dan moet dat voor 1937 zijn geweest, omdat ik mij nog veel herinner van mijn vierde jaar af maar geen harmonium met mijn vader daarachter.
Ik heb zo mijn ideeën over de reden van hem mij niet met de jongetjes op straat te laten spelen, waardoor ik een eenzame jeugd heb gehad, als ik daarop terugkijk. Op mijn achtste kreeg ik een mondharmonica waarop ik mezelf heb leren spelen. Zeker een eigenschap van mijn vader geërfd.
Hij fotografeerde veel, zijn tijd vooruit denk ik nu. Ik zie hem nog het statief opstellen en de bruingelakte kist erop monteren, waarna hij onder een zwarte doek verdween om de foto te maken. Dat was destijds nog op glasplaten. Gelukkig voor mij, want zo zijn er heel wat voorvallen uit mijn jeugd vastgelegd, waaruit ik nu vaststel dat hij best trots op zijn zoontje was.
Dat klopt dan met de bewering van mijn moeder. Ik herinner me wel dat hij bruine ogen had maar die vond ik steng kijken. Hij wandelde regelmatig met me en legde me bijvoorbeeld uit dat je de klap van de man met een bijl aan de overkant van de kali eerder kon zien dan dat je het geluid van de slag kon horen. Dat zou hij toch niet hebben gedaan als hij een hekel aan me had.Al decennialang ben ik bezig met het reconstrueren van een deel van zijn leven aan de hand van een aantal fotootjes, waar achterop een datum en eventueel een plaats staat vermeld en van brieven die naar zijn zussen in Nederland werden geschreven, welke ik na de oorlog heb gekregen. Zo heb ik bijvoorbeeld door die brieven een bewijs in handen gekregen dat ik en later mijn zus zijn geboren op de datum en plaats zoals wij die nu hanteren. Want het gemis aan geboorteakten heeft ons heel wat administratieve problemen gebracht.Als ik bij zijn graf sta en dan rondom hem naar andere kruisen kijk, dan blijken er diverse te zijn waar "verzamelgraf" opstaat. Dan realiseer ik me dat hij door zijn naam is gekend, wat mij een warm gevoel geeft.
Hiermee wil ik dan deze vorm van een ‘ín memoriam’ beëindigen om hem voor het nageslacht een imago te geven, zodat achter zijn kruis ook nog een mens komt te staan.Zijn oudste zoon, Pieter Jacobus Alderlieste
mei 2016
Sluiten
Bron: Oudste zoon P.J. Alderlieste
Geplaatst door Pieter Alderlieste op 22 maart 2020
Voeg zelf een monument toe
Log in om een monument toe te voegenVoeg zelf een verhaal of document toe
Log in om een bijdrage toe te voegenNationaal archief
Bekijk persoonsdossierLeg bloemen op dit graf
Wilt u graag bloemen laten leggen op dit graf, dan verzorgen wij dit graag voor u.
Bestel bloemen