Het vrachtschip Sembilangan vertrekt op 6 maart 1943 uit Liverpool (VK) met een lading stukgoed (inclusief munitie) voor het Midden Oosten. In konvooi OS-44 vaart het schip richting de zuidelijke Atlantische Oceaan. Op 190 mijl ten westen van Kaap Finisterre detecteert de Duitse onderzeeboot U-107 (Kapitän leutnant Harald Gelhaus) het konvooi en manoeuvreert zich in een aanvalspositie. In de vroege ochtend van 13 maart 1943 vuurt de U-107 een salvo torpedo’s af en boekt kort na elkaar treffers op vier schepen, de Clan Alpine, Marcella, Oporto en Sembilangan. De Sembilangan wordt getroffen door een torpedo die inslaat op de plaats waar de munitie is opgeslagen. Het schip explodeert in een geweldige ontploffing, wordt in stukken uiteengeslagen en verdwijnt in de golven. Bij deze ramp verliezen 86 bemanningsleden het leven, waaronder lichtmatroos Moenawie. Alleen de vierde machinist overleeft de explosie, omdat hij overboord wordt geslagen samen met twee Britse schutters. In de duisternis verliest hij contact en drijft een uur lang rond in zee. Hij vindt een vlot, klimt daarin en komt even later een ander vlot tegen met overlevenden van de Oporto. Daarna worden ze gered door de Britse destroyer HMS Spiraea (K 08) (Lt A.H. Pierce, OBE, RNR). Later blijkt dat hij de enige overlevende is. Sluiten