Ernest James Cuddy werd geboren op 16 mei 1887 in Southsea, Hampshire, VK. Op de dag dat hij 15 jaar oud werd nam hij dienst bij de Royal Navy. Tijdens zijn diensttijd klom hij op in rang en werd op 15 december 1908 aangesteld in de officiersrang van Sub-Lieutenant (2e Luitenant). Op 30 juni 1909 werd hij bevorderd tot Lieutenant (1e Luitenant). Wanneer hij werd bevorderd tot Lieutenant-Commander en bij zijn laatste marine-onderdeel, het 4e Bataljon (Collingwood) van de Royal Navy Division, werd ingedeeld, is (vooralsnog) niet bekend.Dit Britse marine bataljon van was één van de drie bataljons die werden ingezet voor de verdediging van de stelling van Antwerpen, welke stad in de eerste maanden van de Grote oorlog al werd bedreigd. Op 1 oktober 1914 werd de Duitse aanval ingezet op deze stelling die een doorsnede had van 20-40 km en welke reeds op 28 september geheel was omsingeld. Op 4 oktober scheepte de Britse Marine Division zich in de haven van Duinkerke in. Hieronder bevond zich ook Lt.Cdr. Cuddy en zijn 4e (Collingwood) Bataljon. Met transportschepen werden zij overgebracht naar de haven van Zeebrugge waar op 6,7 en 8 oktober ontscheepten voor het ontzet van Antwerpen. Tijdens ontscheping werd echter op 7 oktober 1914 de eindaanval op Antwerpen ingezet door de Duitsers die de stad op 10 oktober 1914 veroverden.De Britse Marine Division trok zich vervolgens terug waarbij bleek hun ontsnappingsroute was afgesloten. Om te voorkomen dat de overlevenden van de drie Britse Marine bataljons krijgsgevangen werden gemaakt, besloot de Division commandant op 12 oktober 1914 de Nederlandse grens over te steken. Conform de internationale rechtsregels werden alle Britse militairen in Nederland geïnterneerd en daartoe overgebracht naar Groningen.Daar was achter de huidige Van Mesdag kliniek (en vroegere stadsgevangenis), op het exercitieterrein van de tegenover gelegen Rabenhauptkazerne, een compleet barakkenkamp ingericht. Dit kamp werd al gauw het “Engelsche Kamp” genoemd.Op 14 januari 1915 werden de eerste Britse gedetineerde officieren al overgeplaatst naar het Fort Wierickerschans. Per trein gingen zij naar het station te Nieuwerbrug waarna de laatste 3 km te voet werd afgelegd. In dit kamp waren de leefomstandigheden van de officieren slechter dan in Groningen daar het in het fort ontbrak aan stromend water.Met toestemming van de Britse regering werden alle officieren, waaronder Lt.Cdr. Cuddy, na het geven van hun erewoord geen gevechtshandelingen meer aan te gaan, in januari 1916 in vrijheid gesteld. Lt.Cdr. Cuddy kwam op deze wijze via Haarlem naar Rotterdam.Alhier kreeg hij werk bij het Britse Consulaat Generaal, destijds gevestigd Calandstraat 24 te Rotterdam, waar hij belast werd met controle van paspoorten. Hij verkreeg onderdak in het zeemanshuis, gelegen aan de Pieter de Hoochstraat 3, op de hoek met de Pieter de Hoochweg en Westzeedijk 455 te Rotterdam.Op 5 december 1917 overleed Ernest James Cuddy plotseling op 30 jarige leeftijd in dit zeemanshuis (Seamen’s Institute). Zijn dood werd toegeschreven aan wat werd genoemd "een aan de oorlog gerelateerde ziekte".In een telegram noemt de consul-generaal als doodsoorzaak echter zelfmoord. E.J. Cuddy overleed ten gevolge van zelf toegebracht letsel door zichzelf in de namiddag met een pistoolschot van het leven te beroven in een vlaag van verstandsverbijstering.Op zaterdagmiddag 8 december 1917 te 14:30 uur werd Lt.Cdr. Cuddy met militaire eer ten grave gedragen in tegenwoordigheid van hoge regeringsfunctionarissen. Tijdens de ter aarde bestelling loste een vuurpeloton drie saluutsalvo’s af. Sluiten