Op 12 juni 1944 omstreeks 23:01 steeg de Lancaster PH-D, behorende tot het RAF No. 12 Sqn; op van de vliegbasis RAF Wickenby, gelegen in het Engelse graafschap Lincolnshire. De bommenwerper maakte deel uit van een aanvalsformatie van 286 Lancaster en 17 Mosquito bommenwerpers waarbij de laatste fungeerden als Pathfinders (doelmarkeerders). Van RAF No. 12 Sqn. waren 21 Lancasters toegewezen voor deze aanval. Het weer was helder met wat lichte bewolking en een matige westenwind van 24-32 km/u. Het doel was die avond de Nordstern synthetische olieraffinaderij in de Duitse stad Gelsenkirchen.

Sgt. Henry J. Plant was de boordwerktuigkundige van de Lancaster PH-D waarvan de bemanning verder bestond uit:
piloot P/O (2.Lt.) Albert Williams,
navigator F/O.(1.Lt.) Donald F.W. Keyte
bommenrichter Sgt. Wallace Wallinger
radio-operateur/schutter Sgt. Raymond C. Barber
rugkoepelschutter Sgt. Thomas Gribben
staartschutter Sgt. Dewi Lloyd

Deze aanval was de eerste van een nieuwe serie luchtaanvallen in de olie campagne van de RAF. De aanval, die duurde van 00:53 tot 01.20 uur, werd met een buitengewone precisie uitgevoerd door de aanwezigheid van de Mosquito’s, die met de laatste versie van de Oboe radar waren uitgerust.

Op hun terugvlucht passeerden de bommenwerpers omstreeks 01:23 de Duits- Nederlandse grens. Vrijwel direct hierop begonnen de Duitse nachtjagers, die door de Duitse radar op de bommenwerpers waren afgestuurd, in een heldere lucht aan hun aanvallen op de bommenwerperstroom. Omstreeks 01:32 uur werd de Lancaster PH-D op een hoogte van 5000 meter, geraakt door het boordgeschut van de Messerschmitt Bf-110 G4, welke werd gevlogen door Hauptmann Gerhard Keitel van 2./NJG 3.

Daarop stortte de Lancaster PH-D brandend neer in de Mastenbroeker polder, gelegen ten noordoosten van Kampen en IJsselmuiden en op ca. 8 km. ten noordwesten van Zwolle. Alle zeven bemanningsleden kwamen daarbij om het leven.