Johanna de Jonge

1889-1945

0

Slachtoffer van de oorlog

Is 55 jaar geworden

Geboren op 19-09-1889 in Gendt 

Overleden op 03-03-1945 in Den Haag 



Laatste adres
Willem van Outhoornstraat 1

Bijdragen

De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:

J O H A N N A d e J O N G E (Amsterdam 2021)

Gendt (Gld) 19 sept.1889 Haar dochter, mijn moeder, Wilhelmina Johanna Maria vind dat ik op mijn grootmoeder Johanna lijk. Maar behalve twee forse voortanden zie ik dat zelf niet zo. Bovendien zegt mijn moeder ook over haar; “moeder was een koele... Lees meer

Gendt (Gld) 19 sept.1889

Haar dochter, mijn moeder, Wilhelmina Johanna Maria vind dat ik op mijn grootmoeder Johanna lijk. Maar behalve twee forse voortanden zie ik dat zelf niet zo. Bovendien zegt mijn moeder ook over haar; “moeder was een koele vrouw!” en daar zit ik niet meteen op te wachten. Het doet me glimlachen, daar zal veel meer achter zitten denk ik dan maar dat wordt niet uitgesproken. Johanna de Jonge is een mysterie, een vergeten grootmoeder. Bij mijn neven en een nicht vind ik niet veel meer informatie anders dan wat ik zelf sporadisch over haar heb gehoord. Al weet ieder van ons te vertellen dat ze bij het bombardement op het Bezuiden hout in Den Haag, bijna aan het einde van de oorlog is omgekomen. De laatste jaren groeit mijn verlangen om Johanna te leren kennen, te ontdekken, waar ze vandaan komt en wat ze mogelijk in haar leven meemaakte. Als ik op haar lijk waar zit ‘m dat dan in?

Met hulp van speurneus achternicht en Johanna’s achterkleindochter Natascha Joling en de welwillende informatie die Stichting WO2 Sporen ons doet toekomen heeft Johanna de Jonge nu een plek gekregen. Ik schrijf de volgende schets van mijn grootmoeder Johanna vanuit mijn perspectief, als kleindochter die haar nooit gekend heeft. Voor mijn geboorte (4.6.1948) bij het bombardement op 3 maart 1945 wordt haar huis door een voltreffer geraakt en overlijdt ze. Veel dank aan de heer Ronald Klomp van Stichting WO2 Sporen, alsof het uw eigen Oma betreft om ons van alle informatie te voorzien en om ons te verrassen.

Johanna’s ouders; vader Jan de Jonge, binnenschipper en moeder Jantje de Jonge komen elk uit een groot gezin, Ned. Hervormd zijn ze en volle nicht en neef. Als Jantje in blijde verwachting is, trouwen Jan en Jantje op 12.1.1877. Zoon Peter wordt vijf maanden later op 26.4.1877 geboren en Jan en Jantje (tot haar dood) zullen in de komende 14 jaren iedere twee jaar gezegend worden met in totaal 2 zonen en 6 dochters.

Johanna wordt op1989 als hun zevende kind geboren in Gendt (GLD) zoals alle kinderen aan scheepsboord in de plaatsen aan het water Avereest, Deventer, Zijpe, Zaltbommel en Driel

Johanna is twee en half jaar oud als haar moeder Jantje overlijdt te Avereest op 28 Jan 1892. Twee weken later sterft Jantjes pasgeboren baby, ook een Jantje op 14.2.1892 te Zaltbommel en drie maanden later de oudere zoon Arend op 20.4.1892. Moeder Jantje maakt het sterven van haar baby en haar zoon niet mee. Maar voor echtgenoot Jan en zijn andere kinderen waaronder mijn grootmoeder Johanna zal hun dood ze het leven lang parten spelen. Kan ik me tenminste voorstellen.

De oudste zoon Peter (26.4.1877) en oudste zus Berendina Hendrika (19 feb 1879) zijn eerder op schoolgaande leeftijd van boord gegaan en bij familie ondergebracht. Arend (11.12.1880) volgt een jaar later, Grootvader Arend geeft zijn overlijden bij de burgerlijke stand in Zaltbommel aan. Vader Jan de Jonge blijft na die fatale winter van 1992 na de dood van vrouw en kinderen, met 4 dochters aan boord doorvaren; zus Hendrina Johanna net 10 jaren oud (30.12.1882). Ermanna 8 jaar (21.11.1884) en zus Jantiena 5 jaar (10.8.1887). Zullen de dochters de taak van moeder hebben overgenomen? Johanna is dan nog een peuter.

Volgens gegevens van de burgerlijke stand zien we dat de kinderen van Jan met schoolgaande leeftijd bij familie aan de oevers geplaatst worden. Want buiten kijf staat dat de De Jonge’s als familie elkaar steeds opvangen. Zo gaat Johanna op achtjarige leeftijd bij haar Tante Johanna, de zus van haar moeder en haar Oom Gerrit Snippe in Gramsbergen wonen. Pppfff De Jonge is een veelvoorkomende naam maar met al diezelfde voornamen maakt het er niet makkelijker op. Oom Gerrit overlijdt als Johanna 10 is. Ze wordt in 1900 uit Gramsbergen geschreven.

Waar Johanna daarna naar toe is gaat en hoe haar scholing verloopt is (nog) onbekend. Feit blijkt volgens de familie dat ze goed Frans spreekt. Johanna duikt als 17 jarige, rond 1906 in Amsterdam weer op en trekt bij zus Jantiena getrouwd met brandwacht Adam Vos in. Ook Berendina Hendrika de oudste zus woont in Adam. Er wordt als kamer/personeel gewerkt in Hotels en ze staan o.a. ingeschreven op de Doelenstraat 2 en dat is Hotel l’Europe.

In diezelfde tijd blijft Vader Jan doorvaren, inmiddels op zijn stoomschip, Jan ‘zorgt’ op zijn beurt voor de weduwe tante Johanna de Jonge Snippe en haar zoon Arend die met 18 nog niet het huis uit is. In 1908 staat Tante Johanna geregistreerd in Adam als Jan’s ‘huishoudster’, Jan zal in feb 1912 overlijden, uit de Houthaven in Adam worden gevist. Tante Johanna en haar zoon verlaten Amsterdam een paar maanden later en gaan terug naar Kampen.

Johanna ontmoet Anton Jan Marie Hofhuis geb.te Adam op 5.9.1882 en overleden te Den Haag 2.6.1953. Enig kind en zoon van welgestelde ouders, een grote Katholieke familie bekend van kledingwarenhuizen op de Nieuwendijk en op de Dam. Johanna en Anton schrijven zich allebei op dezelfde dag uit het Amsterdams stadsregister op 13 dec 1913. Dat doet vermoeden dat ze elkaar al kenden voordat Anton naar New York afreist en Johanna hem 6 maanden later volgt. Anton is journalist/correspondent en de gedachte komt op dat ze min of meer vertrekken ook omdat ze beide een ander geloof aanhouden. Anton geeft een volstrekt verkeerde naam van zijn moeder op als ze trouwen in dec 1914 te New York. De eerste twee kinderen, waaronder mijn moeder worden daar geboren okt 1915 en okt 1916. Als de vader van Anton ernstig ziek blijkt te zijn komt Anton als enig kind met de familie terug uit New York, twee weken later sterft de vader. Anton en Johanna en kinderen zijn aanwezig bij de begrafenis en staan op de rouwadvertentie.

Vele verhuizingen van de familie staan goed gedocumenteerd in de bijdrage van WO2 Sporen. Zo ook de geboorten van nog twee kinderen Truus Marie 1918 te Adam en Frans Rudolf 1922 in Breda.

Dagbladschrijver/Correspondent/journalist/redacteur Anton blijft zijn verdere leven verbonden aan de NRC en gaat op 68 jarige leeftijd met pensioen. Twee jaar later overlijdt hij in het Bronovo ziekenhuis aan de gevolgen van longkanker. Gedurende de oorlog zit Anton kort in kamp Vucht bij het Philipscommando.

De enkele flard die ik als kind over mijn grootouders Johanna en Anton opvang geeft mij een beeld van een tumultueus huwelijksleven tussen beide echtelieden. Over Anton wordt vaak en met liefde gesproken in de familie, erudiet, flamboyant en een begaafd man die vele talen spreekt. Het is anders natuurlijk wanneer je met een charmante man getrouwd bent. Anton vat de huwelijkse moraal anders op dan Johanna, hij gaat zijn eigen gang en leeft een eigen leven. Johanna, leeft qua tijdgeest in de eerste feministische golf in NL. Vrouwenorganisaties strijden voor meer vrouwenemancipatie. De activiteiten worden vooral gericht op het krijgen van het vrouwenkiesrecht, de toelating tot en het verkrijgen van onderwijs en betaald werk. Johanna weet hoe ze voor zichzelf kan zorgen, ze geeft de brui aan het huwelijk met Anton. Ze is de eiseres (zonder beroep) als ze de echtscheiding van Anton aanvraagt. Volgens de akte wordt door Anton geen verzet aangetekend en “berust gedaagde in het vonnis”. De echtscheiding wordt op 23 mei 1928 toegekend. Dat is me nogal wat, in die tijd! Anton’s moeder de weduwe Wiwel speelt een belangrijke rol in zoverre dat ze zorgdraagt dat de kinderen naar goede kostscholen gestuurd worden. Waarschijnlijk door haar bekostigd. ‘opdat er nog iets van een katholieke opvoeding terecht zal komen’. Over kostschool St Louis in Amersfoort, waar de jongens naar toe gestuurd worden valt later veel negatiefs te lezen op het internet. De meisjes, zo wordt mij verteld gingen naar het ‘Filles de la Sagress’ dochters van Wijsheid internaat. Voor Johanna, gezien haar eigen jeugd maar ook in gegoede families wordt niet vreemd opgekeken als je je kinderen naar een kostschool stuurde.

Schoonmoeder Wiwel staat gemoedelijk op een foto naast Johanna bij de bruiloft van de oudste zoon in 1939. Een goed teken in ieder geval dat deze twee vrouwen niet met elkaar gebroken hebben en het blijvend met elkaar hebben kunnen vinden.

Johanna vertrekt een paar maanden na de echtscheiding van Anton naar Den Haag. De oudere zus Hendrina Johanna uit 1882 drijft daar een goed lopend Hotelpension. Haar echtgenoot Dirk Paans is maître d ’hotel van Hotel des Indes. In die tijd en ook later de pleisterplek voor mensen uit de koloniën. Ik kan mij zomaar voorstellen dat Dirk, mensen die voor langere tijd met verlof uit Indonesië zijn, ze naar het pension van zijn vrouw verwijst. Daar zal ook Johanna onderdak en emplooi hebben kunnen vinden voordat ze veel later haar eigen pension zal hebben.

Wat ik ook uit verhalen heb begrepen houden de voor de wet gescheiden echtelieden Anton en Johanna de scheiding voor de kinderen nog jááren geheim. Ze doen nog net alsof ze getrouwd zijn, voor de kinderen,………….. ook dat komt in die tijd vaker voor. En dat legt misschien uit waar dat ‘koele’ dat mijn moeder zich herinnert van haar moeder als ze opgroeit, vandaan komt?

Volgens de Stichting WO2 Sporen verhuist Johanna ook nog een keer echt terug naar Anton in Rotterdam. Maar dat blijkt van korte duur te zijn. De kinderen zien we in ieder geval over en weer verhuizen tussen internaat, vader en moeder. Anton vervolgt zijn leven, hertrouwt krijgt nog een zoon en zal weer scheiden. Johanna hertrouwt niet, ze blijft zelfstandig en in haar eigen levensonderhoud voorzien. Op Truus Marie na, Johanna’s derde kind heeft Johanna niemand om zich heen in de oorlogsjaren noch op het moment van haar fatale dood. Haar oudste zoon is al twee jaar krijgsgevangen in Duitsland, mijn moeder in ’39 met haar echtgenoot naar Indonesië vertrokken zit met haar kinderen in een Japans interneringskamp. Over Frans, Johanna’s jongste zoon weten we het niet zeker, gedacht wordt dat hij toen al in Marokko en Algerije woonde gedurende de oorlog en in ieder geval daarna.

Met dank aan Stichting WO2 Sporen om Johanna te doen herleven voor haar klein en achterkleinkinderen.

Wieneke van Stenis

Sluiten
Bron: Wieneke van Stenis

Geplaatst door Stichting WO2 Sporen RK op 13 april 2021

Ter nagedachtenis van Johanna de Jonge. Slachtoffer van het 3 maart 1945 bombardement Bezuidenhout Den Haag.

HGA, Archief 1165 01 inventaris 152 EN OF 153 LBD 1945 Kaartsysteem bombardement 3 maart, Slachtofferkaart 420 7-3 Johanna de Jonge is de dochter van Jan de Jonge en Jantje de Jonge. In 1914 vertrekt ze per schip “De Ryndam” naar New York waar... Lees meer

HGA, Archief 1165 01 inventaris 152 EN OF 153 LBD 1945 Kaartsysteem bombardement 3 maart, Slachtofferkaart 420 7-3

Johanna de Jonge is de dochter van Jan de Jonge en Jantje de Jonge. In 1914 vertrekt ze per schip “De Ryndam” naar New York waar ze op 1 september 1914 aankomt en waar ze gaat werken als gouvernante. Op 4 december van dat jaar trouwt ze met de in Amsterdam geboren Journalist Anton Jan Marie Hofhuis. Op 14 oktober 1915 wordt het eerste kind geboren de zoon, Anthony Johan William (ook Anton Jan Willem genoemd) en op 17 oktober 1916 volgt een dochter Wilhelmina Johanna Maria.

In 1917 zijn ze terug in Nederland en wonen in de gemeente Bloemendaal, waarschijnlijk in de plaats Overveen. In datzelfde jaar op 4 november overlijdt de vader van Anton in Overveen. Vlak voor zijn dood 11 oktober verhuist het gezin naar Amsterdam. Johanna is dan al zwanger en ze krijgen op 12 mei 1918 weer een dochter, Truus Marie. Ook het verblijf in Amsterdam is niet voor lang. Op 15 december 1919 wordt het gezin uitgeschreven. Anton verhuist naar Rozendaal en Johanna met haar drie kinderen gaan wonen in Den Haag aan de Weteringkade 22 A. Maar ook dit is weer voor korte duur want op 11 mei 1920 vertrekt ze weer met de kinderen maar nu naar Breda. Maar hier blijft het niet bij want op 21 december 1920 verhuist ze met de kinderen naar het Dorp Ginneken (Breda) en op 14 februari 1921 komt ook Anton weer daar wonen die ondertussen reiziger is van schrijfmachines. Misschien heeft de terugkomst van Anton te maken met de zwangerschap van Johanna want op 29 augustus van dat jaar wordt Frans Rudolf geboren.

Op 17 september 1928 komt Johanna samen met haar zoon Frans Rudolf vanuit Rotterdam (Schiedamse Singel 163 A) weer in Den Haag wonen maar nu in Adelheidstraat 70 (Bezuidenhout). Frans Rudolf gaat op 7 november 1930 naar een jongenskostschool in het pensionaat St Louis Amersfoort. Ook Johanna verhuist wederom maar blijft in het Bezuidenhout en gaat op 12 september 1931 wonen aan de Juliana van Stolberglaan 76. Dochter Truus Marie komt op 6 november 1933 van Rotterdam (Schiedams singel 163 A) bij haar moeder wonen.

Moeder en dochter verlaten op 18 maart 1935 wederom Den Haag en gaan weer bij Anton wonen in Rotterdam (Schiedamse Singel 163 A). Deze heeft ondertussen ook op vijf andere adressen in Rotterdam gewoond. Dit samenzijn is voor zeer korte duur en de breuk met Anton is dan zeer waarschijnlijk ook definitief want op 11 oktober 1935 vertrek Johanna samen met drie kinderen, Wilhelmina, Truus en Frans wederom naar Den Haag (Bezuidenhout) waar ze nu op de Juliana van Stolberglaan 49 gaat wonen. Uiteindelijk blijft alleen Truus bij haar wonen want Frans gaat op 22 september 1937 terug naar zijn vader (Rotterdam, Schiedams singel 163 A) en op 23 december 1937 volgt Wilhelmina. Op 12 januari 1938 trouwt Wilhelmina, Anton is hierbij aanwezig en die heeft overigens al een nieuwe vriendin. Op 20 april 1938 trouwt de 55-jarige Anton met de zwangere 21-jarige Helena Bekkers. Op 20 juli 1938 wordt er een zoon Robbert Jacob geboren.

In maart 1945 woont Johanna de Jonge in de Willem van Oudshoornstraat 1. Haar dochter Truus is ondertussen getrouwd met Johannes Hendrikus Klein en is woonachtig in de Carel Reinierskade 141 in Den Haag. Johanna onderhield op haar woonadres een pension en zelf woonde ze op de begaande grond. Ze had twee kamers, suite, keuken en een kelder. Op de eerste etage woonde de familie Van der Vijver. Op de tweede etage wonen mevr. Pigeaud, de broer en zus Kalff (miv 27-2-1945), de heer Dolk (miv 26-2-1945) en de heer Bögeholtz (midden februari 1945).

Omstreeks half februari komt mevrouw van Son, ook een pensionhoudster, samen met haar dienstmeisje, Margaretha Cornelia Maris (Greta) de Keizer en Jan Hendrik Bögeholtz ook wonen bij Johanna. Mevr. Van Son en haar dienstmeisje krijgen op de begane grond de achterkamer van Johanna die vervolgens zelf in de voorkamer gaat wonen. Dhr. Bögeholtz gaat wonen op de 2e etage. Mevrouw van Son, dhr. Bögeholtz en Greta wonen officieel aan de Bezuidenhoutscheweg 241 daar ze zich niet officieel bij het bevolkingsregister laten inschreven bij Johanna. (Sophia van Son en Jan Bögeholtz zijn niet getrouwd maar waarschijnlijk levenspartners daar Sophia bij veel documenten ook de achternaam Bögeholtz krijgt toebedeeld.)

De broer en zuster Kalff, ook pensionhoudster, besluiten op 27 februari 1945 dat hun woning aan de Bezuidenhoutscheweg 265 B onveilig is. Het heeft de laatste maanden ernstige oorlogsschade opgelopen en dreigt onbewoonbaar te worden. Daar de bombardementen die de tweede helft van februari op Den Haag en voornamelijk Bezuidenhout in hevigheid toenemen en uitsluitend overdag plaatsvinden beslissen ze voor overdag een kamer te huren bij Johanna de Jonge. Ze laten zich wel officieel inschrijven op de Willem van Oudshoornstraat 1.

Wie is waar tijdens het bombardement;

Johanna de Jonge in de voorkamer begane grond Sophia Maria Alida van Son in de gang onder de trap

Margaretha Cornelia Maris de Keizer (Greta) in de gang onder de trap

Johannes Franciscus van der Vijver (Jan) op de trap

Wilhelmina Johanna van der Vijver van der Veur (Mies) op de trap

Petrus Gerardus Joannes Marie van der Vijver onbekend

Alida Petronella Maria van der Vijver Boijen in de gang onder de trap

Willem Kalff in de voorkamer 2e etage

Helen Wilhelmina Kalff in de gang 2e etage/ beneden

Jan Hendrik Bögeholtz beneden woonkamer bij raam Pigeaud heeft de woning verlaten

Hendrik Cornelis Dolk heeft de woning verlaten Baggerman in de gang onder de trap

De bewoners van de tweede etage mevr. Pigeaud en de heer Dolk waren op de bewuste 3 maart 1945 in de vroege ochtend (om 7 uur) de deur uitgegaan.

Tussen 8:45 uur en 9:30 uur vallen er bommen rondom de woning aan de Willem van Oudshoornstraat 1. Eén bominslag achter de woning veroorzaakt dat de achtergevel instort en de voorgevel wordt door de lucht druk naar buitengedrukt. De vloeren en het dak storten hierdoor gedeeltelijk in. De haard zorgt zeer waarschijnlijk voor de latere branden.

Op dinsdag 6 maart gaat Melanie Josepha Bakker - Horning (Carel Reinierskade 179) op verzoek van Truus Klein – Hofhuis opzoek naar een vrouwelijk persoon in de Willem van Oudshoornstraat 1. Het is onduidelijk op Melanie alleen of samen met Truus gaat kijken bij het perceel. (in het proces verbaal spreken de getuigen elkaar tegen)

Truus heeft schijnbaar vernomen dat daar nog een vrouwelijk persoon ligt op de puinhopen. Melanie moet dus Johanna de Jonge, de moeder van Truus kennen. De vrouw die daar op het puin voor de woning ligt heeft geen hoofd maar Melanie onderzoekt het lijk en constateert dat het niet Johanna is.

De schoonzoon van Johanna, Johannes Hendrikus Klein had van het dienstmeisje Greta de Keizer vernomen dat Johanna zich tijdens het bombardement in haar voorkamer bevond bij de haard. Enige dagen later hoorde hij van mevr. Wilhelmina Van der Vijver, dat Johanna tijdens het bombardement was omgekomen. Johannes was getuige dat op vrijdag 30 maart een ploeg van de Technische Noodhulp van dhr. Roos beenderresten en voorwerpen vond in de voorkamer voor de haard. Dat kwam dus geheel overeen met de verklaring van Greta de Keizer. De gevonden voorwerpen, 1 lipssleutel, 1 zilveren aschbakje, 2 schaartjes, 5 zilveren lepeltjes, 1 gouden horloge, 1 servetmesje, 1 zilveren vorkje, een lepel en mes worden door Johannes herkent als eigendommen van Johanna. De beenderresten en de gevonden voorwerpen worden verzameld in een emaillen schaal met een label, genummerd 420. Johannes kan uiteraard de beenderresten niet herkennen als zijn schoonmoeder maar door de voorwerpen is een vergissing volgens hem uitgesloten. De dochter van Johanna, Truus Maria Klein- Hofhuis, bevestigt het verhaal van haar man. Maar beide weten ook op dat moment niet hoeveel slachtoffers zijn gevallen in het perceel Willem van Oudshoornstraat 1.

Op 2 maart, een dag voor het bombardement waren een nicht (Alida) en een neef (Petrus) van het echtpaar Van der Vijver op visite en zijn daar ook die nacht gebleven. Jan van der Vijver was die ochtend voor de deur een wagen met huisraad aan het laden. Makelaar Franciscus de Bock die het pension van Johanna de Jonge kende was die ochtend ook aanwezig en maakte de opmerking naar Jan van der Vijver dat de wagen een lekke band had. Op dat moment passeerde toevallig een man met een handwagen en Jan van der Vijver sprak hem aan. De huisraad wordt met hulp van Dhr. De Bock overgeladen. Zodra men klaar is zegt Jan van der Vijver “Rijdt u maar alvast door, ik volg wel met mijn vrouw per rijwiel.” Jan van der Vijver gaat de woning binnen riep naar zijn vrouw “Mies, kom nu spoedig naar beneden, want het is de hoogste tijd.” Zo’n vijf minuten later en volgens Mevr. Van der Vijver was het omstreeks 8:45 uur volgt het luchtalarm en is ze samen met haar man op de trap gaan zitten. Vrijwel direct werd het perceel getroffen door een bominslag en raakte mevr. Van der Vijver bewusteloos. Door de bominslag stort de achtergevel in en wordt de voorgevel naar buiten geslagen. Dhr. Bögeholtz en mevr. Kalff worden hierbij door de luchtdruk naar buiten geslingerd. Dhr. Bögeholtz ligt onder het puin en uitsluitend zijn been steekt uit. Mevr. Kalff ligt zonder hoofd boven op het puin. Binnen in de woning zitten mevr. Baggerman, Greta en Alida vast in het puin maar weten zich te bevrijden. Greta ziet tussen de puinhopen het levenloze lichaam van Sophia van Son.

Toen Wilhelmina Van der Vijver bij bewustzijn kwam kon ze niets zien en bemerkte ze dat bekneld zat in de puinhopen. Ze hoorde wel iemand zeggen “Laten wij eerst dien ouden heer bevrijden”. Dat bleek haar neef Petrus van der Vijver te zijn die was overleden. Toen Wilhelmina was gered is ze naar de Willem van Oudshoornstraat 10 gegaan en daar zag ze de Willem Kalff met een verwonding aan het hoofd, hij vroeg naar zijn zuster Helen. Wilhelmina besluit om terug te gaan naar haar woning opzoek naar haar man die ze uiteindelijk niet kan vinden tussen de puinhopen. Ze gaat uiteindelijk naar Voorburg waarschijnlijk naar de plek waar haar huisraad staat. Op 5 maart komt ze weer terug en ziet ze dat het pand volkomen is verbrand. In de kelder vindt ze nog tussen de puinhopen haar pendule (tafelklok). Ze is er zeker van dat haar man in de puinhopen onder de trap moet liggen. Ze meldt zich bij de Technische Noodhulpdienst en heeft daar gesproken met dhr. Roos die haar verzekerde dat hij ter plaatse zou gaan graven. Wanneer Wilhelmina van der Vijver de voorwerpen krijgt te zien van Johanna de Jonge kan ze niet bevestigen dat deze van Johanna zijn, echter bevestigd ze wel dat Johanna zich altijd ophield in de voorkamer van haar woning. Ze acht het niet uitgesloten dat de beenderresten en voorwerpen van Johanna zijn. Op 31 maart gaat dezelfde Ploeg van de Technische Noodhulp door met opruimingswerkzaamheden. Op de plek onder de trap worden enige voorwerpen gevonden., 1 sleutelbos, 1 houden horloge, 1 scheerapparaat, 1 schaartje, 2 sleutels en enige munten. Bij die sleutels bevond zich één sleutel van een gehuurd safeloket bij de Twentsche bank te ’s-Gravenhage genummerd 1112. Deze voorwerpen waren eigendom van Jan van der Vijver. Na verder zoeken op de aangewezen plek door Wilhelmina Van der Vijver werden de beenderresten van Johannes Franciscus (Jan) van der Vijver gevonden. De beenderresten en voorwerpen worden verzameld in een wit emaillen teil voorzien van een label met de vermelding 438. Rechercheur van den Born krijgt ook nog de bevestigingsbrief van de Twentsche bank dat sleutel 1112 van de gehuurde safeloket is van Jan van der Vijver.

De branden die op 3 maart na het bombardement volgen zorgen ervoor de Dhr. Bögeholtz volledig verast en daardoor staat hij als vermist geboekt. De brand bij de Willem van Oudshoornstraat 1 is waarschijnlijk ontstaan door een eigen vuurhaard. Helen Wilhelmina Kalff, de vrouw zonder hoofd die op het puin ligt voor de woning, ligt bovenwinds. Dit in combinatie met de regen op 3 maart heeft ervoor gezorgd dat het lichaam op 6 maart nog niet is gegrepen door het vuur.

Helen Kalff en mr. Adrianus Barendsen waren gescheiden en hadden tijdens hun huwelijk vier kinderen gekregen die allemaal nog minderjarig waren en onder voogdij stonden van de vader. Adrianus heeft een eigen onderzoek ingesteld en diverse familieleden/ vrienden van de slachtoffers en getuigen gesproken. Melanie en waarschijnlijk ook Truus weten een paar opmerkelijke details te vertellen aan de ex-echtgenoot van Helen Kalff, mr. Adrianus Barendsen. Het lichaam wat men had gezien en onderzocht had zwarte lage sportschoenen, beige kousen die boven de knie waren teruggerold over kousenbanden. De dijen waren grotendeels ontbloot en de huid hiervan noemde men populair “kippenvel”. Ze had kleine voeten en het lichaam was gekleed in een japon van wollige mousseline van een opvallende blauwe kleur. Al deze details heeft Adrianus op 2 mei medegedeeld aan zijn ex-zwager Willem Kalff. Die twijfelt er niet aan dat zijn zuster is gezien door Melanie en Truus. Het lichaam van Helen Kalff wordt op 6 maart of de dagen daarna alsnog gegrepen door het vuur.

De beenderresten van Helen Kalff worden bezorgd in een ijzeren pan aan de Zuidwal 47 met daaraan een label dat vermeld met nummer 437. Tevens zitten hierin 1 schaartje en enige baleinen van een corset.

De Beenderresten van Sophia van Son worden bezorgd in een deksel van een oranje broodtrommel aan de Zuidwal 47 met daaraan een label, genummerd 337 inclusief 1 schaartje.

Na het bombardement zijn er zes slachtoffers gevallen in de Willem van Oudshoornstraat 1. (Vijf van de 10 bewoners zijn overleden)

Johannes Franciscus van der Vijver

14-10-1895 Rotterdam

Beheerder winkelbedrijf van der Vijver, directeur van de Breitner Kliniek

Begraafplaats Nieuw Eykenduynen te Den Haag (geruimd)

Helen Wilhelmina Kalff

15-2-1905 Soerabaja, Oost-Indië

Pensionhoudster

Algemene begraafplaats Kerkhoflaan Den Haag verzamelgraf, Bezuidenhout monument, No.49 verzamelkist 828 voorheen kist 356

Sophia Maria Alida van Son

29-12-1887 Den Haag

Pensionhoudster

Algemene begraafplaats Kerkhoflaan Den Haag verzamelgraf, Bezuidenhout monument, No.33 verzamelkist 821 voorheen kist 457

Jan Hendrik Bögeholtz

25-12-1901 Weesp

Importeur van conserven

(VERMIST, mogelijk volledig verast. Het is niet uitgesloten dat eventuele beenderresten zijn begraven op de Algemene begraafplaats Kerkhoflaan Den Haag verzamelgraf, Bezuidenhout monument)

Johanna de Jonge

19-9-1889 Gendt

Kamerverhuurster/ Pensionhoudster

Graf locatie onbekend

Bezoeker

Petrus Gerardus Joannes Marie van der Vijver

11-7-1879 Rotterdam

Accountant

Algemene begraafplaats Kerkhoflaan Den Haag in een verzamelgraf (zeer waarschijnlijk het verzamelgraf, Bezuidenhout monument, kist 484)

HET LEVENSVERHAAL

Dit slachtoffer is opgenomen in het 3 maart 1945 Bezuidenhout bombardement register door Stichting WO2 Sporen komende uit het onderzoek naar Haagse slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog.

Heeft u meer informatie over dit slachtoffer of heeft u vragen, dan kunt u contact opnemen met Stichting WO2 Sporen.

https://www.wo2sporen.eu/oorlogsgravenstichting

Info@wo2sporen.eu

Sluiten
Bron: Haags Gemeente Archief

Geplaatst door Stichting WO2 Sporen RK op 30 januari 2020

Voeg zelf een monument toe

Log in om een monument toe te voegen

Voeg zelf een bijdrage toe

Log in om een bijdrage toe te voegen
Menu