Jan Scharroo
1915-1945
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Ter nagedachtenis van Jan Scharroo. Slachtoffer van het 3 maart 1945 bombardement Bezuidenhout Den Haag.
Meneer J. Scharroo met zwart krullend haar als dat uw broer of zwager is: die is gisteren al overleden …. Met die mededeling eindigde op zondag 4 maart 1945 een zoektocht naar een vermiste Haagse melkboer.
Op 30 mei 1940 trouwde de 20-jarige mevrouw M.C.J. van den Heuvel met de 24-jarige straatmaker J. Scharroo. Het jonge paar ging wonen in de Van Wassenaerstraat in Voorburg. Op 26 oktober 1942 werd een dochter geboren en op 25 januari 1945 een zoon.
Halverwege de bezetting moest de man om gezondheidsredenen stoppen met straatmaker. Hij heeft toen een melkwijk in Den Haag overgenomen van een zwager die naar Duitsland was weggevoerd. Ofschoon Scharroo verscheidene malen heeft moeten onderduiken, was hij begin maart weer als melkboer aan de slag. Op 3 maart 1945 was hij vroeg van huis gegaan om op het Charlotte de Bourbonplein melk op te halen. Hij is nooit meer thuisgekomen.
Vijftig jaar later geeft mevrouw Scharroo-Van den Heuvel in een brief aan de krant haar herinneringen aan die dag als volgt weer:
‘Zaterdag 3 maart 1945: Het weer was nu en dan zon en hagel. Ik zie de dag nog zo voor me, alsof het gisteren gebeurd is. Mijn dochter heeft pappa nog even nagezwaaid. Hij was nog geen veertig minuten weg en toen begon het bombardement waar hij midden in zat. Ik stond verstijfd midden in de keuken op de tweede etage. Alles trilde en ik zag de toren van de Liduinakerk en de vliegtuigen gooiden bommen en fosforplaatjes naar beneden. De lucht werd zwart en grijs en je kon toen de vlammen er doorheen zien komen. Zo angstig!
De slaapkamerramen waren door de druk kapotgegaan. Toen het bombardement was afgelopen, heb ik de twee kinderen warm ingepakt, hielpen buren mij de kinderwagen buiten te zetten en ben ik zo gauw mogelijk richting Bezuidenhout gelopen. Ik wist zeker dat mijn man op de terugweg was van het ‘Roomhuis’ in de Charlotte de Bourbonplein, waar melk gehaald moest worden.
Onderweg werd ik tegengehouden door mensen die met grote drommen Voorburg in kwamen. Schreeuwende en bloedende gewonden, zowel groot als klein, dwaasden Voorburg in. Ik ben toen naar mijn ouders gelopen in het centrum van Voorburg, om daar even steun en troost te zoeken. Die begrepen goed wat er gaande was. Ik werd liefderijk ontvangen. Inmiddels waren alle familieleden waren alle familieleden naar mijn ouders gekomen, de kinderen werden goed verzorgd.
Later in de middag werd bekend gemaakt dat als je familieleden had die zoek waren, je moest gaan kijken in het Badhuis, de Grote Kerk of Sint Antoniushove in Voorburg. Wat ik daar allemaal gezien heb, is niet te beschrijven. Maar mijn man was er niet bij.
Vervolgens heb ik de hele nacht met mijn jongste broer buiten aan de deur van het ziekenhuis Sint Antoniushove gewacht, omdat daar om het uur namen werden omgeroepen van slachtoffers die waren opgenomen.
Op zondag 4 maart ben ik weer samen met mijn broer terug naar mijn ouders gegaan. Daar was de hele familie weer aanwezig. Drie broers van me zijn toen alle Haagse ziekenhuizen afgegaan. Het Rode Kruisziekenhuis gaf enige moed. Daar hoorden mijn broers van een zuster dat mijn man er lag.
“J. Scharroo, geboren 6 oktober 1915. Ik ga u voor, het is zaal B, boven”, zei de zuster. Er kwam nog een zuster die vroeg: “Waar gaat u heen”? “Naar J. Scharroo.” En toen: “Er liggen hier twee mannen met dezelfde naam en met dezelfde geboortedatum, heel toevallig. Maar meneer J. Scharroo met zwart krullend haar -als dat uw broer of zwager is: die is gisteren al overleden.” Toen moesten ze mee naar de rouwkamers en kijken of hij het was. Van het gezicht was niet veel te zien, maar de kleding en het haar waren voor hen herkenbaar. Eerst was er nog hoop en toen alleen het grote verdriet dat hij overleden was. Het was heel zwaar voor mijn broers om met zo’n bericht naar mijn en zijn ouders te gaan. Ze kwamen omstreeks drie uur binnen en begonnen te bidden. Het einde was: ‘Dat zijn ziel moge rusten in vrede’. Ik en de verdere familie waren totaal verslagen. Mijn dochtertje zei elke keer: Papa moet mij eten geven. Hij had haar immers zo lang verzorgd als ik weg was om melk te bezorgen.
Toen moest voor de begrafenis gezorgd worden. Dat was niet zo gemakkelijk want waar je kwam moest je wat zien te regelen voor bonnen, etenswaren, kleding of sieraden. Mijn jongste broer had een kaaswinkel in de Jan van der Heijdenstraat 105 in Den Haag. Hij had iemand bereid gevonden om een kist te maken bij hem thuis en er was ook een drukkerij voorde rouwkaarten. Beiden deden dit voor kaas- en boterbonnen en geld.
Op vrijdag 9 maart was de begrafenis. Mijn broers zijn de dag ervoor naar het Rode Kruisziekenhuis gegaan: de kist op een bakfiets, mijn man ophalen, zelf in de kist leggen en zo naar de Sint Martinuskerk in het Oosteinde in Voorburg alwaar ze de kist in de hal moesten neerzetten. Als je dit alles als 24-jarige vrouw meemaakt, ben je verslagen!
Toen alles voorbij was moest ik geld hebben voor ons onderhoud. Ik ben overal geweest maar een Bevestiging van Overlijden heb ik nooit gekregen. Ik ben echt alle instanties langs geweest en overal kreeg ik nul op rekwest. Het heeft acht weken geduurd eer ik bij de Sociale Dienst in Voorburg negen gulden per week kon ophalen. Ik moest iedere week een zogenaamd ‘steunbriefje’ invullen.
Later werd het elf gulden per week. Na de oorlog kreeg ik een oproep om te gaan werken. Dus ‘s morgens vroeg de kinderen naar de Juliana Bewaarplaats in de Lekstraat, de kinderwagen daar achterlaten en lopen naar je werkhuis. En dat voor een kwartje per uur.
Ik verdiende toen door hard werken twaalf gulden per week. De ‘steun’ haalde er negen gulden vanaf. Dus drie gulden erbij die ik zelf verdiend had met hard werken, niet meer dan die drie gulden; het was een gunst. Ik heb dit werk zolang mogelijk volgehouden. Totdat ik ziek werd en opgenomen moest worden. De kinderen heb ik bij familie moeten brengen. Ik kreeg toen weer minder ‘steun’, want ik had voor mezelf geen geld nodig, ik lag immers in het ziekenhuis. Daar kreeg ik alles wat ik nodig had, zo werd gezegd.
Toen ik na twee maanden uit het ziekenhuis kwam, moest ik weer gaan werken. De kinderen zaten inmiddels op de kleuterschool. Als ik ze weggebracht had stonden er soms twee heren van de Sociale Dienst te posten. Zij keken dan of ik wel naar de adressen ging waar ik wezen moest. Ik heb me jarenlang een opgejaagd beest gevoeld. Het kwam mijn gezondheid niet ten goede. Naarmate de kinderen groter werden, kon je makkelijker met hen praten. Ze hebben ondanks alles mogen leren en dat was leuk. Ze hebben een goede opleiding gehad en dat gewaardeerd. Dat gaf een grote voldoening.
Ik heb nooit iets gehoord overeen fatale vergissing van dit bombardement. Ook later geen enkel bericht of excuus.
https://bezuidenhout.nl/3maart45/3-maart-2/000609-2/00060921-2/
NL-HaHGA 1165 01 inventaris 152 EN OF 153 LBD 1945 Kaartsysteem bombardement 3 maart, Slachtofferkaart 316 7-3
Dit slachtoffer is opgenomen in het 3 maart 1945 Bezuidenhout bombardement register door Stichting WO2 Sporen komende uit het onderzoek naar Haagse slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog.
Heeft u meer informatie over dit slachtoffer of heeft u vragen, dan kunt u contact opnemen met Stichting WO2 Sporen.
https://www.wo2sporen.eu/oorlogsgravenstichting
Info@wo2sporen.eu
SluitenGeplaatst door Stichting WO2 Sporen RK op 02 februari 2020