Theo Crijns
1923-2019
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Theo Crijns, de verzetsman die overleefde
Theo Crijns wordt als derde kind geboren in het katholieke gezin Crijns-Cals. De eerste twaalf jaar woont het gezin in Kerkrade, daarna verhuizen zij naar de Caumerbeeklaan 20 in Heerlen. Theo bezoekt het gymnasium alpha van het Bernardinuscollege van de paters Franciscanen aan de Akerstraat in Heerlen. Als hij eindexamen heeft gedaan, is de oorlog in volle gang en sluit hij zich in 1942 aan bij de Geuzengroep, die verzetsactiviteiten doet. Zijn motivatie is dat hij komend uit de Pancratiuskerk op een zondag na de Heilige Mis, ziet hoe een aantal Joden door Duitsers in een vrachtwagen worden gepropt en denkt: “ Dat kan niet, wat hier gebeurd”. Kapelaan Giel Berix, spil van het Heerlens verzet, vraagt aan de ouders van Theo toestemming om deel te nemen aan zijn verzetsgroep als koerier. Theo is vaak nachtenlang onderweg om Joodse mensen onder te brengen, persoonsbewijzen en bonkaarten rond te brengen.
Op de avond van 20 april 1944 bezoekt koerier Theo Crijns kapelaan Keulen. Daarna brengt hij distributiebonnen naar een onderduikadres van een Joods gezin. Op weg naar huis wordt hij omstreeks 23.00 uur door vier patrouillerende landswachters op de Voskuilerweg aangehouden. Het zijn zg. “Braunhemde”, bruine uniformen met het Hakenkruis op de rode mouwband, leden van de N.S.D.A.P. Deze zijn nog op straat, zo verklaart Theo Crijns later, omdat ze die avond de verjaardag van Hitler, die deze dag jarig is, hadden gevierd. Ze zijn luidruchtig, kennlijk terugkerend van een feestje. In zijn aktentas worden een partij distributiebescheiden, persoonsbewijzen, een adressenboekje met een vijfentwintigtal adressen in code en andere belasten papieren aangetroffen. Bij verhoor bestaat het risico dat de code, door de koerier zelf ontworpen, zal worden prijsgegeven waardoor de betrokkenen onmiddellijk gevaar lopen. Daarbij komt nog dat er namen op de lijst staan van personen die contact met de SD onderhouden en niet zulle durven duiken. Crijns probeert te vluchten, maar hij rijdt met zijn fiets in een afzetting van prikkeldraad waarbij hij gewond raakt in zijn gezicht. De landwachter brengen hem naar het St. Jozefziekenhuis. Karel van Berckel is in het ziekenhuis en ontfermt zich over de patiënt. Hij is op de hoogte van de verzetsactiviteiten van de gewonde Theo Crijns. Dr. Van Berckel en Dr. Schaepkens van Riempst opereren rond middernacht Theo Crijns aan zijn hoofd en been. Hij verbindt het gezicht van de koerier met verband zodanig, na hem te hebben geopereerd, dat hij niet kan spreken. Vervolgens wordt hij opgesloten in een kleine badkamer zonder ramen. Hij wordt bewaakt door twee mannen, die een soort Duits met elkaar spreken,en volgens Theo behoren tot de groep die hem hebben gearresteerd. en onder bewaking van twee Duitsers hebben gesteld, die de volgende dag worden vervangen door twee Nederlandse politieagenten. De volgende dag arriveert het plaatsvervangend hoofd van de SIPO (Sicherheitspolizei Limburg) Nitsch. Deze is ,zoals bekend zeer berucht en meedogenloos. Hij wordt in het ziekenhuis vergezeld door dr. Van Berckel. Nitsch geeft opdracht Crijns over te brengen naar de gevangenis/SD-hoofdkwartier Maastricht voor verder verhoor. Daartegen verzet Dokter van Berckel zich en grijpt in. Resoluut zegt hij: ”Dat kan echt niet, vervoer is onmogelijk. Die jongen is te zwaar gewond om vervoerd te worden.” Crijns ligt op een bed, het hoofd en been geheel ingezwachteld-wellicht wat meer dan nodig is- en kan alleen maar wat lispelen. Nitsch zwicht voor dat gedecideerde optreden van van Berckel. Nitsch geeft dan de opdracht dat de Nederlandse Politie de bewaking moet overnemen en dat hij over enkele dagen zal terugkomen. De Nederlandse bewaking wordt gegeven door het Heerlense Politiecorps. Een van de twee agenten die op de tweede dag komt, kent Theo van gezicht. In de illegaliteitskringen staat hij als “fout” bekend, omdat hij Duitse sympathieën heeft. Zelfs inspecteur Spaan heeft hem daarvoor gewaarschuwd. Hij komt bij het bed van Theo zitten, waarbij hij zijn dienstwapen voor de neus van Theo houdt en zegt:”Zal ik maar....? je gaat er toch aan, nu ze je te pakken hebben”. ...Zijn toon is niet eens bedreigend of kwaadaardig, eerder dronkemans-vriendelijk. Hij heeft zich duidelijk wat moed ingedronken, want er zijn geruchten over een mogelijke actie . Een door de KP als verpleegster ingezette illegale werkster, die Theo kent, bereid hem voor op op een vluchtactie. De daarna volgende bewakers behoren eveneens tot het Heerlense Politiecorps. Dat zijn de heren Koevoets en Vervoort. Dezen zijn wat “vaderlijker”en staan zelfs toe dat moeder Crijns, die zich totaal overstuur en huilend meldt, heimelijk even bij hem mag komen.
De plaatselijke L.O. bevind zich inmiddels in een lastig parket. Als Crijns doorslaat of de adressen worden gevonden kan dat fatale gevolgen hebben, immers hij kent alle verzetsmensen in Heerlen en ondergedoken Joden. Of het adressenboekje ook werkelijk in handen van de landwacht is gevallen is niet duidelijk. Wel dat een politieagent naar aanleiding van de vondst van het adressenboekje een bezoek brengt aan Constant Cornips met de mededeling dat diens zoon J. Cornips zich de volgende dag bij de Sipo moet melden. Constants zoon was, naast Berix, de belangrijke verzetsman voor de L.O. in het district Heerlen. De zoon duikt meteen onder in Nijmegen, naar aanleiding van die verdwijning wordt Constant Cornips door de Sipo aangehouden en op 2 september 1944 naar Kamp Vught overgebracht. Op 5 september 1944 wordt hij in Vught gefusilleerd. Intussen belt Kapelaan J. Heusschen de volgende avond, 21 april, Giel Bensen. Hij legt de situatie uit en verzoekt Bensen iets te ondernemen om erger te voorkomen. Als kapelaan Keulen van de arrestatie van Crijns hoort, waarschuwt hij meteen Jacques Crasborn. De K.P.- leider zet zijn ploeg liever niet op eigen terrein in en neemt contact op met P. Sijmonds in Maastricht. Sijmons heeft net bezoek van de Venlose kapelaan P. van Enckevort, die zich in verbinding stelt met de K.P. leider Wiel Houwen in Helden. Houwen is bereid met zijn ploeg de bevrijdingsactie uit te voeren en bezoekt Heerlen op 22 april. Ofschoon Crijns zwaar bewaakt wordt, besluit hij de volgende dag tot actie over te gaan. Op weg van Helden naar Heerlen wordt hij echter ter hoogte van Roermond aangehouden en gearresteerd door Stroebel.
De KP Nijmegen is eveneens gepolst om Crijns uit het ziekenhuis te bevrijden, maar vindt de onderneming te riskant. Bensen en Crasborn besluiten het dan maar zelf te doen en vinden M.J.H. Edelhausen, P.F. Driessen, L.J. de Graaf en P. Janssen bereid tot deelname. Voorts roepen zij de hulp in van mejuffrouw H. F. Droge. Zij moet de rol van verpleegster spelen en Crijns op de hoogte brengen van het bevrijdingsplan. Bovendien moet ze de bewakers van te voren koffie brengen, waaraan een slaapmiddel is toegevoegd. Enkele verpleegsters zullen een raam open laten staan, zodat de KP-ers naar binnen kunnen. Dr. Van Berckel heeft er zorg voor gedragen dat de K.P. heimelijk binnen het ziekenhuis kan komen.
In de ochtend van 24 april om 4.30 uur brengt Droge de twee politiemannen Koevoets en Vervoort koffie. Even later dringen de KP-ers het ziekenhuis binnen. De twee agenten zijn nog klaar wakker als plotseling Giel Bensen opduikt: “ In de naam der Koningin, handen omhoog”. Koevoets grijpt naar zijn pistool. Giel Bensen aarzelt geen moment en opent het vuur, maar hij mist. Een kogel uit Koevoets pistool treft Giel Bensen in de linkerarm. Jacques Crasborn schiet zijn kameraad te hulp en er volgt een vuurgevecht, waarbij Jacques Crasborn Koevoets zeer ernstig en Vervoort licht verwondt. Koevoets overlijdt later.Bij deze schietpartij wordt er acht keer over en weer geschoten in het kamertje. Er is een totale ontreddering en chaotische verwarring in het badkamertje, het laatste dat men zich kan voorstellen. De twee politiemannen hangen verwond en versuft in hun stoel. De twee K.P.-ers vluchten over een balkon. Crijns weet zich geen raad, hij voelt zelfs geen enkele aandrang om de plek te verlaten. De verpleegster duwt hem naar buiten en roept: “Maak dat je weg komt, verdwijn”. In de verwarring moet hij zelf de uitgang van het ziekenhuis zoeken. Hij loopt de huishoudster van Rector Prompers mis, die volgens afspraak met een bundeltje kleren klaar staat.
Giel Bensen heeft zoveel last van zijn wond, dat hij in de kelder van het ziekenhuis moet achterblijven. En het is het Dr. Van Berckel die er voor zorg draagt, dat de knokploeg met de zwaargewonden het ziekenhuis kan verlaten. De volgende dag wordt Giel Bensen per brancard naar een duikadres in Heerlen vervoerd. Twee weken later vertrekt hij met Th. Dobbe naar Nijmegen. Hij keert tot de bevrijding niet meer terug in Heerlen.
Theo Crijns verlaat via de kelder het ziekenhuis en loopt, naakt met verband om, over de Groene Boord in de nacht. Een familie die hij kent en bij wie hij aan belt, vragen hem weg: “veel te gevaarlijk voor ons, ze zullen met honden achter je aankomen”.Met chloor maken ze hun stoep schoon. Wel geven ze hem een stel kleren. Dan weet hij onopgemerkt de kolenkelder , het Bernardinuscollege aan de Groene Boord, te bereiken waar hij de rest van de dag blijft. Door de lucht in de kolenkelder is hij ook voor speurhonden veilig.‘s Avonds begeeft hij zich naar J. van de Velden, hopman van de jeugdvereniging, waar kapelaan Keulen hem opzoekt. Vervolgens brengen K.P.-ers hem naar zijn onderduikadres bij de familie Vossen in Benzerade, de schoonfamilie van P.F. Driessen.
In de loop van de morgen stellen Stroebel, Nitsch, Micheels, Schut en Klonen een onderzoek in. Van agent Koevoets, die na enkele weken aan zijn verwondingen bezwijkt, verneemt men dat Giel Bensen tot de overvallers behoort. Daarop nemen de Sipo-leden zijn ouders, Giel Bensen senior en M.A. Bensen-Versaan in hechtenis en plunderen de woning. Vader Bensen zit tot de bevrijding vast in het kamp Amersfoort. Mevrouw Bensen wordt op 14 september 1944 uit het kamp Vught ontslagen. De familie Crijns treft hetzelfde lot: Nitsch arresteert mevrouw Crijns, de drie dochters Toni, Mariette en Floor en een zoon, Jan, nog maar 14 jaar oud. Ze worden evenals het echtpaar Bensen op 5 juni naar Vught gebracht.
Vader Frits Crijns en een andere zoon, Pierre, hebben kunnen vluchten, omdat ze ze ten tijde van de arrestatie op hun werk waren. De inboedel van de woning Caumerbeeklaan no 20 wordt verbeurd verklaard en de bezittingen geconfisceerd.
Theo Crijns zit tot 17 September 1944 ondergedoken bij de familie Vossen in Heerlerbaan, samen met 18 andere mannen. Ze zitten verscholen achter een wand van het garagebedrijf, waar zelfs overdag Duitsers hun vrachtwagens komen laten repareren. Een moedig optreden van deze verder zo bescheiden familie Vossen.
Wanneer 17 September 1944 Heerlen wordt bevrijd, begeeft Theo Crijns zich naar zijn opa en oma in de Schinkelstraat 25 en hoort dat zijn hele familie is opgepakt en in kamp Vught zit. Hij barst in huilen uit. “Als ik dat geweten had”zegt hij later “had ik mij aangegeven”.
Wanneer in november 1944 de hele familie weer, levend, terug is uit Kamp Vught, zegt Ma Crijns, zittend op een sinaasappelkistje in het volledig leeggeroofde huis: “We zijn levend weer thuis en hier praten we nooit meer over, we kijken alleen voortuit”. En zo is er nooit één woord over de oorlog gesproken tot ieders overlijden. Pas op zijn veertigste kwam schrijver dezes, zoon van Theo Crijns, achter deze familiegeschiedenis via andere bronnen, omdat hij op onderzoek ging omdat hij niet begreep waarom oorlogsverhalen hem zo aangrepen, tot huilens toe, terwijl hij verder vrijwel nooit huilde. Van dit onderzoeken van de gebeurtenissen was het boek: “Met Godsvertrouwen voor het vuurpeloton, Karel van Berckel, verzetsman en chirurg”, Walburgpers Zutphen in 2015 het resultaat. Inmiddels kent het boek een derde druk, mede doordat het in 2023 de jaarlijkse prijs van de Oorlogsgravenstichting kreeg.
Theo Crijns gaat met een uitkering van de Stichting 40-45 rechten studeren in Leiden en trouwt met Josephine Kruytzer, een rechtenstudente uit Voorburg. Ze gaan in Eygelshoven (bij Heerlen) wonen waar Theo, die inmiddels zijn naam heeft veranderd in Ferdinand, als jurist bij de steenkolenmijnen Laura en Julia gaat werken. Ze krijgen vijf kinderen, waarvan de jongste na zes weken overlijdt. Na de sluiting van de mijnen, in 1971, verhuizen ze naar Blaricum en gaat Ferdinand werken bij de Nederlandse Middenstandsbank in Amsterdam, die later opgaat in de ING. Hier blijft hij tot zijn pensionering werken. Hij weigert een verzetsherdenkingskruis. Door mij zijn zoveel mensen in de problemen gekomen, daar wil ik echt geen verzetskruis voor. Zijn hele leven zal hij, eveneens de hele familie Crijns-Cals, zwijgen over de oorlog, Hij bereikt de gezegende leeftijd van 95 jaar en overlijdt 13 maart 2019 in zijn woonhuis op de Naarderweg 33 in Blaricum.
Geplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 04 juli 2024