Johannes Marinus Altena
1916-1945
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Utrecht oorlogsmonument Jan Jongeriusfabriek
Vorm en materiaal
Het 'oorlogsmonument Jan Jongeriusfabriek' in Utrecht is een sculptuur van een bronzen feniks. De feniks is op een bakstenen sokkel geplaatst. Op de bakstenen sokkel is een natuurstenen plaquette bevestigd, waarop de namen van de slachtoffers zijn aangebracht.
Tekst
De tekst op het monument luidt:
'JOH. ALTEMA
JOH. G. v MAURIK
WILH. VIANEN
WILH. M. AARSSEE
JOH. BEEN'
Het 'oorlogsmonument Jan Jongeriusfabriek' in Utrecht is opgericht ter nagedachtenis aan de drie werknemers van de Jan Jongerius N.V. die tijdens de oorlog om het leven kwamen door het mislukken van een illegaal wapentransport en aan de twee werknemers die omkwamen tijdens een bombardement in november 1944
De namen van de slachtoffers luiden:
Joh. Altema, Joh. G. v Maurik, Wilh. Vianen, Wilh. M. Aarssee en Joh. Been.
Jan Jongerius (1888-1941) was een opmerkelijke Utrechtse ondernemer. Jongerius was afkomstig uit een hoverniersgezin en had een vooruitziende blik want van het vervoer van groente en fruit maakte hij de overstap naar het transport van petroleum en later transport in het algemeen. Jan Jongerius ging verder met de transportsector, in 1924 opende hij het allereerste Texaco-benzine station in Nederland, later volgende bezinestations in het hele land. In 1925 nam hij een autoreparatiebedrijf over. Dit bedrijf groeide snel en vanaf 1935 was hij de grootste Ford-dealer van Nederland. Zijn bijnaam werd Jan Ford. Aan het Merwedekanaal kwam het hoofdkantoor van een groot bedrijf met meerdere vestigingen in Nederland.
Jan Jongerius presenteerde zich graag als succesvol zakenman. Hij bouwde aan de Kanaalweg fabriekshallen waarin o.a. carrosserieën werden gebouwd. Voor zijn bedrijf, dat in zijn beste tijd 750 personeelsleden had, bouwde hij daar ook een nieuw kantoorgebouw. Voor zichzelf en zijn gezin bouwde hij een bijzondere villa op het terrein. Ze vormen samen met de de tuin architectonisch één geheel: het Jongeriuscomplex
Jan Jongerius is in 1941 gestorven. Tot de dood van Jan Jongerius in het begin van de Tweede Wereldoorlog was er sprake sterke groei. Daarna veranderde dat. De dagelijkse leiding van de NV kwam in handen van de jongste broer van Jan; Nicolaas Jongerius. De familie verliet gedwongen door de vordering van het woonhuis en het bedrijf door de bezetter, de villa. De werknemers hadden natuurlijk weinig keus. Door te blijven werken voor Jongerius NV, nu in handen van de bezetter, had men de mogelijkheid om thuis te blijven bij vrouw en kinderen. Weigerde men, dan riskeerde men Arbeitseinsatz in Duitsland. Dook men onder en men werd ontdekt, dan riskeerde men zelfs deportatie naar een van de kampen. In de fabriek werd niet altijd naar wens van de Duitsers werd gewerkt, onderdelen werden bijvoorbeeld met vier moeren vastgezet waar dat er twaalf zouden moeten zijn, ook vonden er ondergrondse activiteiten plaats vanuit de fabriek. Maar liefst 122 keer werden wapens en munitie voor de illegaliteit vervoerd. Het 123ste transport mislukte en ontplofte, waarbij drie personeelsleden omkwamen. Vanuit de motagehal waarin onder andere V1 motoren wereden gereviseerd opereerde de verzetsgroep „de Kappégroep‟. Zij verloren in de oorlog acht van de dertien leden.
Tot 1955 is het bedrijf actief geweest. Daarna is het geheel in handen gekomen van het ministerie van Defensie, maar dat zal in de komende jaren vertrekken. De fabriekshallen zullen plaatsmaken voor woningbouw.
Locatie
Het 'oorlogsmonument Jan Jongeriusfabriek' staat in de tuin van de villa Jan Jongerius op het Jongeriuscomplex aan de kanaalweg 64 in Utrecht.
Geplaatst door Nancy Gierkink - Altena op 09 december 2020
De laatste verzetsdaad
Tijdens de hongerwinter voeren de geallieerden op grote schaal wapendroppings uit. Door het verzet wordt er dag en nacht gewerkt.
Via geheime codes op radio Oranje – zoals ‘de melk kookt over’- wordt bekend gemaakt dat men een dropping kan verwachten.
De verzetsgroep verschuilt zich in de donkere avond in greppels rondom een weide, totdat het vliegtuig in zicht komt. Met rode en witte lichten wordt de afwerpplek gemarkeerd. Het transportvliegtuig duikt naar de 150 meter en gooit zijn luiken open. Met veel geraas stijgt hij weer op, onderwijl komen zo’n 24 containers aan parachutes naar beneden. Goed voor 4500 kilo aan stenguns, wapens, munitie, radio-onderdelen en springstof. Nodig, zodat het verzet de geallieerden een handje kan helpen bij de bevrijding van Nederland.
De Bunnikse Jan van Maurik, op dat moment 22 jaar, is actief in het wapenvervoer. Hij hoort bij de verzetsgroep van Joop Been – een student economie - die het wapenvervoer in de provincie Utrecht onder zijn hoede had. Op de bewuste dag moeten de wapens vanaf een schip bij Portengen naar het politiebureau in Zuilen worden gebracht, dat als wapendepot voor het verzet dient.
Zo’n drie weken voor de bevrijding – op 16 april 1945, een zonnige maandagmiddag – wordt het de 123e rit. Jan van Maurik is bij bijna alle ritten aanwezig. Die dag rijden ze al voor de derde keer. Het is een linke klus, want het gevaar komt van drie kanten: van de Duitsers, als ze worden aangehouden; van de geallieerden jachtbommenwerpers; en van de springstof zelf.
De mannen die bij autobedrijf Jongerius werken, besluiten dat het de laatste keer is dat ze de wapens met een truck vervoeren. Het wordt te gevaarlijk, gezien de geallieerde bommenwerpers, die de druk flink opvoeren. In het vervolg zal een schip worden gebruikt.
Onderweg naar Utrecht schuilen ze driemaal voor een Engelse jachtbommenwerper, die de truck kennelijk in de gaten heeft. Levensgevaarlijk, want ze rijden in een gestolen Duitse truck. En kunnen dus door de Engelsen als vijand worden aangemerkt.
Het luchtalarm klieft door de lucht, toch rijden ze door. Joop Been zit in de laadbak van de truck, bovenop de lading van 2,5 ton aan springstof en revolvers. In de cabine zit Jan van Maurik, naast Joop Altena, die deze rit de chauffeur is. Als ze 1 kilometer van hun bestemming zijn verwijderd, dendert het jachtvliegtuig opnieuw over, ditmaal schietend uit al zijn boordwapens. Het is 14.50 uur. Het is in 1 keer raak.
Op de Amsterdamsestraatweg, vlakbij de Zuilenselaan, eindigt hun rit.
Het geallieerde vuur ontsteekt de explosieve lading met een gigantische donderslag die tot in Woerden te horen is. Een klap die geen van de drie jongemannen overleeft.
Bron: Achternicht: Danielle Barten
SluitenGeplaatst door Nancy Gierkink - Altena op 09 december 2020
Oud nieuws 18 april 1945
Oud Nieuws 18 april 1945 Geplaatst op 18 april 2018 door Wim van Scharenburg
Het is onbekend in welk krant deze tekst stond. Het artikel werd opgeplakt in kaft van het kerkboek mevrouw Van Mourik, moeder van een der slachtoffers. Zij vertelde me over haar groot verdriet: haar zoon was omgekomen, maar hij kon als ondergedokene niet met een fatsoenlijke begrafenis geëerd worden, dat moest stiekem!
Bij vervoer van “gedropte” wapens vielen drie Utrechters
“ICI LONDRES!” Triomfantelijk brengt deB.B.C. elke middag om half twee het nieuws in een Franse uitzending. De omroeper juicht over geallieerde veroveringen in de strijd voor vrijheid en recht. Waarlijk, in October 1944 wijzen vele tekenen op een naderend einde van de tweede wereldworsteling. Zuidelijk Nederland toch is al vrij en Aken wordt belegerd. Hitlers dagen zijn geteld…
“Ici Londres !” de stem van een vrije wereld dringt ook door in een Utrechtse huiskamer, waar enkele K.P.-ers gespannen wachten. Zou er voor hen ook een boodschap doorkomen? Ze luisteren naar het rad gesproken Frans, totdat er opeens een stilte valt. Opgelet, nu komt het! En dan klinkt uit de koptelefoon een Nederlandse zin: d e h o n d i s o n d e r d e t a f e l.
In Westelijk Nederland, waar de hongerwinter een aanvang heeft genomen, is er voor de knokploegen van het verzet sinds twee maanden een nieuwe, zware taak. De geallieerden hebben een wapendropping op grote schaal ingezet. Dag en nacht wordt er door de K.P. voor gewerkt. Goede afwerpterreinen worden opgezocht en de ligging in geheime code met een slagzin naar Engeland geseind. Na de Franse uitzending herhaalt Radio Oranje om kwart over acht de slagzin, wat de bevestiging betekent: ze komen vannacht! Klaar en duidelijk voegt de omroeper van Strijdend Nederland er een tijdslagzin aan toe: de melk kookt over. De K.P. weet: tussen 10 en 12…
De avond is koud. Ver weg, is het bij Woerden of Zegveld?, flitst af en toe een Duits zoeklicht omhoog en tast met een strakke straal de halfbewolkte hemel af. In de polder, wachten 20 man. Het loopt tegen middernacht. Dan wordt de spanning verbroken, want er zit iets in de lucht! Zacht klinkt het gebrom van vliegtuigmotoren, het wordt sterker. De K.P.-ers van het dropping-command komen verstijfd uit hun schuilhoeken. Even later cirkelt een transportvliegtuig op grote hoogte boven de omgeving. De piloot heeft de op zijn kaarten aangegeven plek bereikt en de hele bemanning tuurt omlaag.
Ja, ze zijn er! Drie lichte plekken, nu in strakke lijn, die dewindrichting aangeeft, omhoog. Rood. Vijftig meter verder wit. Dan weer rood, terwijl loodrecht op deze lijn een seinlamp onophoudelijk de afgesproken roepletter knippert: X = streep, punt, punt, streep. De vliegtuigbemanning weet dat de ondergrondse medestrijders klaar staan en de zware kist duikt omlaag Met harde klappen vallen de luiken open en achter elkaar vallen 24 containers aan parachutes omlaag. Met brullende motoren schiet het toestel omhoog en gaat enkele kilometers verder nog wat rondjes draaien om de vijand af te leiden.
Op de grond zwoegen en zweten de K.P.-ers. Zo snel mogelijk moeten de afgeworpen pakketten in veiligheid worden gebracht. Vijfenveertig honderd kilo aan wapens en springstof is naar beneden gekomen. Stenguns, munitie, radio-onderdelen, en dozen met het zo onschuldig uitziende, kauwgumachtige trottyl…. voldoende om zo nodig een spoorbrug op te blazen! De geallieerden rekenen nog steeds op een militaire bevrijding van de rest van Nederland en daarbij zal het ondergronds verzet een handje helpen. Een stevig handje! Regelmatig gaat het levensgevaarlijke bezorgen en halen door. Als de Aprilmaand is aangebroken, is er op de afwerpterreinen in de provincie Utrecht al bijna een half millioen kilo gedropped.
Dodenrit
Maandagmiddag 18 April 1945. Jo Been, de forse K.P.-er die de leiding over het B.S.-district 8 (prov. Utrecht) heeft gekregen, sjouwt te portengen met zijn helpers een groot aantal dozen met revolvers en trottyl uit een praam op de klaarstaande vrachtauto. Dit wordt hun derde transport vandaag. Het zal tevens het laatste zijn, want reeds is afgesproken dat de rest per schip zal worden overgebracht. De actie van geallieerde jachtbommenwerpers maakt vervoer langs de weg bijna onmogelijk. Het gevaar loert nu van drie kanten: zelfontbranding van de springstof, aanhouding met mogelijke schietpartij met de Duitsers en: de jabo’s!
Gevaren tellen de K.P.-ers anders niet. Ze zijn gewend het vuile werk op te knappen. Het moet nu eenmaal gebeuren. En dus gebeurt het!
Zo ook op deze stralende Maandagmiddag. Twee en halve ton springstof en wapens zijn nu opgeladen. Een zeildoek er over en dan gaat het richting Utrecht. Onafgebroken wordt een drietal jabo’s, die op verre afstand als glinsterende stippen zichtbaar zijn, in de gaten gehouden. Tot driemaal toe wordt er gestopt, als de toestellen te dicht naderen. Maar ze zwenken weer af.
Zo snel als het generatorgas het toelaat, jakkert de wagen over het asfalt van de Amsterdamsestraatweg tussen Maarssen en Zuilen. Nog twee kilometer en de vracht kan aan de verzetstrijders op het politiebureau van Zuilen worden afgeleverd.
Er is luchtalarm, maar ze rijden door. Jo Been zit boven op de gevaarlijke lading. Jan van Mourik bevindt zich in de cabine naast Joop Altena, die ditmaal chauffeert. Nu deze rit hun laatste zal zijn, becijferen ze hoeveel maal er wapens zijn gereden. Deze tocht blijkt de 128ste te wezen….
Strijd gestreden
Dan is het tien voor drie. Het dappere drietal rijdt langs enkele bomen langs de kant van de weg. Ineens komt een stip als een spookverschijning uit de lucht vallen en stort met een razende snelheid neer. Een jabo! Aan ontkomen is geen denken meer en enkele seconden later spuit een scherp salvo op de wagen.
De gevolgen zijn ontzettend. Met een dreunende donderslag, die tot in Vleuten gehoord wordt, explodeert de springstof en vliegt het transport in de lucht. Een onheilspellende stilte treedt hierna in, die eerste verbroken wordt als Duitse soldatenlaarzen over de Straatweg bonken. Na angstig te hebben afgewacht of nog meer ontploffingen zullen volgen, komen de nazi’s van in het kanaal liggende gecamoufleerde olietankboten toelopen. Aha, een partizanen-transport!, juichen ze, als ze de onheilsplek bezaaid zien met revolvers. Dan vinden ze de overblijfselen van de drie makkers uit het leger der naamlozen, die de bittere kelk tot op de bodem hebben geledigd…
Tot op de dag van vandaag getuigt een eenvoudig houten kruis van het offer, dat zij daar brachten in hun dienst aan de geallieerde zaak.
Wie sterft voor het vaderland, leeft eeuwig durend voort.
J. van Mourik J. Altena J. Been
SluitenGeplaatst door Nancy Gierkink - Altena op 04 december 2020
Artikel Trouw mei 2010
De twee mannen schelen bijna een generatie, maar zijn verbonden door een ingrijpende gebeurtenis die het einde van hun leven had kunnen betekenen.
mei 2010Erover praten maakt hen van streek. „Lieve God, ik raak dat nooit meer kwijt”, zegt Louis Stolk, nu 71. Jan Snijders, 89 jaar oud: „We hadden in de knokploeg allemaal het gevoel van: ach, dat overkomt mij niet.” Op 16 april 1945 komen op de grens van Utrecht en Maarssen drie jonge verzetsmensen om het leven: Joop Altena, Jo Been en Johannes van Maurik. Ze zijn in een ’geleende’ Duitse vrachtwagen op weg naar Utrecht met munitie en springstof, bedoeld voor aanslagen en sabotageacties. Louis Stolk, dan zes jaar, loopt met zijn oudere broer Adriaan over de Amsterdamsestraatweg. „Een Engelse jager vloog rakelings over de bomen heen. Mijn broer zei: ’Een Duitse vrachtwagen, een Engelse jager, die komt terug’. En dat gebeurde ook. Mijn broer gooide mij over een heg in een greppel langs de weg. De jager beschoot de vrachtwagen die helemaal uit elkaar plofte. Van die drie mannen in de vrachtwagen is weinig overgebleven.”
Jan Snijders is in april 1945 leider van één van acht knokploegen in de stad Utrecht. Elke knokploeg bestaat uit zo’n tien man. „Nette jongens die nooit een bekeuring hadden gehad. Je deed het uit onwetendheid, we wilden ons steentje bijdragen. We beseften niet wat er kon gebeuren als je werd opgepakt.” Vanaf september 1944 gooien Engelse vliegtuigen bij Utrecht containers met wapens en explosieven af voor de ’ondergrondse’ verzetsbeweging. Leden van de knokploegen halen de lading op, onder meer met een tankwagen van de Utrechtse Melkcentrale.
Navrant genoeg was de 25-jarige Jo Been tot eind 1944 een uitgesproken tegenstander van het verzetswerk. Dat zou ’de bevrijding geen uur dichterbij brengen’. Maar nadat zijn broer Cor in november 1944 werd gearresteerd bij een overval op de Kamer van Koophandel, meldde Jo zich direct om het werk van zijn broer voort te zetten.
Via Joop Altena en Johannes van Maurik kan Jo Been aan een Duitse vrachtwagen komen. Zo komen ze makkelijk langs de controle bij de Maarssense brug. Maar even verderop gaat het mis. Louis Stolk en zijn broer weten op dat moment niet dat de drie inzittenden van het verzet zijn. „Dat hele gebeuren grijpt je aan. Dan heb je het benul niet om je af te vragen: zijn het Hollanders of Duitsers? De kogels sloegen vlakbij ons in de grond.’’
Na de oorlog wordt langs de Amsterdamsestraatweg een kruis met plaquette geplaatst ter herinnering aan de drie omgekomen verzetsmensen. Het kruis moet in 1957 wijken voor de aanleg van een gastransportleiding. Louis Stolk vindt dat ’schandalig’ en krijgt bij de burgemeester van Maarssen gedaan dat het monumentje wordt herbouwd en geplaatst op de algemene begraafplaats. Afgelopen maand is het kruis op verzoek van familieleden verplaatst naar de Zuilenselaan, vlakbij de plaats waar de drie mannen de dood vonden.
Verzetsman Jan Snijders en ooggetuige Louis Stolk realiseren zich dat voor hetzelfde geld hun namen op het kruis hadden gestaan. „Ik ben de dans ontsprongen, maar vraag me vaak af waarom’’, zegt Snijders. Stolk: „Als die vrachtwagen honderd meter dichterbij was ontploft, waren wij er niet meer geweest. Dat ben ik me in de meidagen altijd extra bewust. Bij het kruis zal ik dus zeker acte de présence geven.”
SluitenGeplaatst door Nancy Gierkink - Altena op 10 december 2019