Gerardus Devriesere
1918-1942
Slachtoffer van de oorlog
Is 24 jaar geworden
Geboren op 30-03-1918 in 's-Hertogenbosch
Overleden op 25-12-1942 in Salzgitter-Heerte
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Memorabilia Gerard(us) Devriesere
Geplaatst door Cor Quist op 23 oktober 2018
Gerardus Devriesere
De verloren zoon Kerstmis 1942
Inleiding: Je hebt van die familie verhalen waar van je het fijne wilt weten omdat het geen erover verteld is niet helemaal compleet is, dit is zo'n waar gebeurd Kerstdrama uit 1942.
Vroeger werd er bij ons thuis weleens iets verteld over oom Gerard, dat hij in de 2e Wereldoorlog omgekomen was in het concentratie - strafkamp Hermann Göringwerke Lager 35 te Heerte in Duitsland, zo’n 50 km ten Zuid-Oosten van de stad Hannover in Duitsland. Ik was 9 à 10 jaar oud toen mijn vader het verhaal van oom Gerard vertelden. Alhoewel ik oom Gerard niet gekend heb is er bij mij toch altijd wel iets van het verhaal bij gebleven. Mijn opa en oma, ooms en tantes, die Gerard wel gekend hebben, hebben nooit geweten waar oom Gerard naar zijn overlijden gebleven en begraven is, zij zijn inmiddels allemaal overleden. In 2014 overleed de laatste telg uit het gezin van mijn opa en oma, nl. oom Tiest. Ik kreeg toen het trouwboekje van opa en oma, een foto en een bidprentje van oom Gerard in mijn bezit en was er dan ook benieuwd naar wat er aan zijn overlijden vooraf was gegaan, waar en hoe oom Gerard gestorven is. In de familie kon ik geen navraag meer doen aangezien zijn tijdsgenoten allemaal overleden waren. De enige optie om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen was om zelf op zoek te gaan naar de gegevens.
In feite is veel informatie over de concentratie en strafkampen uit de periode 1940-45 in verschillende archieven diep weg gestopt, nog steeds niet openbaar en is zeker niet makkelijk ter beschikking om in te zien. Het is in 2017 nog steeds een heikele zaak om een onderwerp uit de bezettingstijd te bestuderen en daarover te publiceren, omdat ik als onderzoeker onmiddellijk het terrein van de emotionele goed-foutproblematiek betreedt. Ik onthoud mij dan ook van elk commentaar in de vorm van verwijten, oordelen en zeker veroordelingen over het goed of fout in deze gestelde rapportage mijnerzijds (ook al is dat emotioneel gezien niet makkelijk geweest).
Voor mijn onderzoek ben ik de afgelopen jaren in de gemeente archieven van Tilburg, het BHIC in Den Bosch en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (het Niod) te Amsterdam geweest, en heb ook op het internet gezocht naar gegevens. Gaandeweg mijn onderzoek in meerdere archieven leverde dat schokkende en verbazingwekkend informatie op, meer dan ik gedacht had. Van de gevonden stukken en gegevens van de betrokken personen die als een soort Da Vinci Code verspreid, weg gestopt in verschillende archieven en op het internet naar voren zijn gekomen, reconstrueerde ik nu een dikke 75 jaar later de gebeurtenissen van de laatste maanden van oom Gerard’s leven. Deze reconstructie resulteerde in deze op schrift gestelde rapportage dat een beeld geeft van wat er zich afspeelde in de strafkampen “Erika” te Ommen in Nederland en in het Saxische Heerte. Het waren waarschijnlijk de eenige kampen in het Nazi rijk zonder de gebruikelijke militaire bewakingsleiding van SS officieren, die Nederlandse werkelozen en gevangenen selecteerden om in de kampen als bewakers te dienen.
Kamp Erika in Ommen en de Hermann Göringwerke te Heerte in Duitsland zijn geen bekende kampen, ze diende in de Tweede Wereldoorlog als doorvoer en gevangenkampen, waar talloze Nederlanders vernederd, gemarteld en vermoord werden. Het waren kampen van ontberingen, pijn, vernederingen en heel veel leed. Er is zelfs beweerd dat het niet belangrijk was wat hier in deze kampen is gebeurd, omdat men dacht dat er vooral wetsovertreders, berecht door Nederlandse rechters, gevangen zaten en geen slachtoffers waren van vervolging door de Duitse bezetter. Het probleem bij deze bewering is echter dat het ging om veroordeelden die berecht waren onder niet zuiver Nederlands recht en onder verantwoording van de Duitse bezetter. Dit in een tijd waarin ook Joden en onderduikers veroordeeld werden als misdadigers en de rechten van de mens met voeten werden getreden. Nederlandse rechters hadden tot september 1942 geen idee waar zij de door hen veroordeelde mannen heenstuurden. Verder ging het niet alleen om overtreders van de Nederlandse wet; ook Joden, onderduikers, verdachten van illegale activiteiten, ontduikers van de Arbeitseinsatz en zogenaamde 'asocialen' kwamen zonder enige vorm van proces in grote aantallen in dit kamp terecht.
Voor de kampen in Ommen en Heerte besloten de Nazis om speciaal geselecteerde Nederlandse werkelozen als bewakers (“Kontrollkommandos”) te werk te stellen. Je zou verwachten dat de behandeling van de Nederlandse gevangenen in die kampen daarom beter zou zijn, dit is verre wan waar. De Nederlandse Kontrollkommandos waren een beruchte bewakingsploeg die de gevangenen, door hen “Knackers” genoemd, vaak op een gruwelijke wijzen behandelden. Mishandelingen waren aan de orde van de dag, zeker niet in mindere mate dan in andere werk en concentratiekampen. Over de vreselijke behandeling van gevangenen in andere kampen is nog al wat gepubliceerd, die wordt vaak grafisch geïllustreerd in films en overgebleven foto’s, alhoewel die schaars zijn.
Wat gebeurde er in deze kampen.? Hoe kwam het dat hier zoveel gruwelijke mishandelingen hebben plaatsgevonden.? Wat is de rede dat we zelfs nu, 75 jaar later, nog steeds zo weinig weten over de behandeling van gevangenen in Ommen en Heerte.? In deze publicatie open ik de gordijnen van de geheimen die te lang verscholen bleven. Niet alleen is het belangrijk dat onze en jongere generaties kunnen zien wat en hoe mensen zoals mijn oom Gerard zinloos leden onder het juk van mede Nederlanders, maar ook is het belangrijk om wat te leren over het wangedrag van sommige landgenoten die nooit voldoende aan het licht werden gebracht. Om alles helder en duidelijk in kaart te brengen, begin ik bij het begin. Een waarschuwing vooraf is op zijn plaats, deze reportage kan als schokkend worden ervaren.
Hoe kwam Kamp Erika in Ommen tot stand
Mijn verhaal begint met de uitspraak van Rijkscommissaris dr. Arthur Seyss-Inquart op 29 mei 1940 in de Ridderzaal in Den Haag dat de bezetter van plan was het tot dusver geldende Nederlandse recht in werking te laten, tot uitoefening van het bestuur en de Nederlandse autoriteiten erbij te betrekken en de onafhankelijkheid van de rechtspraak te garanderen. Deze uitspraak, die suggereerde dat de bezetter de soevereiniteit in eigen Nederlandse kring zou respecteren, werd toentertijd over het algemeen positief ontvangen. Zij sloot ook aan bij de 'Aanwijzingen van 1937, opgesteld door de in mei 1940 naar Engeland uitgeweken regering, waarin overheidsambtenaren werden geïnstrueerd op hun post te blijven en te fungeren als buffer tussen de aanspraken van de bezetter en de belangen van het volk in bezet Nederland.
Mr. J.J. Schrieke, krijgt in de bezettingtijd van 1940-45 de belangrijke leidinggevende rollen over de Nederlandse Justitiële macht en Nationale Politie. Hij nam gretig het idee over om het straf en concentratiekamp Erika in Ommen op te zetten en te steunen.
Rond de Duitse inval van Nederland werd de jurist Dr. J.J. Schrieke wegens gebleken sympathieën voor de (NSB) korte tijd geïnterneerd. In juni 1940 trad hij toe tot de NSB, waarschijnlijk ook deels uit gekrenktheid over zijn internering, maar meer nog in de hoop zelf een bijdrage te kunnen leveren aan de ontplooiing van de NSB tot een volksbeweging. Het is duidelijk dat hij macht zocht als sympathisant van de bezetters. Hij hield op NSB-partijbijeenkomsten en enkele voordrachten. Ook richtte hij in oktober 1940 met enkele anderen de Nederlandsche stichting tot bestudering van het Nationaal Socialisme op, die zich overigens zonder resultaat te bereiken ten doel stelde aan de Leidse universiteit twee leerstoelen te vestigen voor de economie en de filosofie van het Nationaal Socialisme. In 1942, eenmaal bekleed met aanzienlijke macht door de Nazis, werd hij lid van het voor juristen opgerichte NSB-gilde 'Rechtsfront'.
Tijdens de Duitse bezetting van 1940-45 bleef het Nederlandse openbaar bestuur in functie. De waarnemend secretaris-generaal van Justitie, Mr. Jan Coenraad Tenkink, nam in maart 1941 zijn ontslag. Op instigatie van de beruchte NSB-er A.A. Mussert bood de Duitse Generalkommissar für Verwaltung und Justiz, Friedrich Wimmer, hem in 1941 het ambt van secretaris-generaal van het Nederlandse ministerie van Justitie aan. Schrieke aanvaardde deze functie op 1 juli 1941 en bleef in die funktie voor de duur van de bezetting.
Op 28 October 1941 doet Secretaris-Generaal van Justitie Mr. J.J. Shrieke door middel van aanplakbiljeten een oproep aan de Nederlandse bevolking om zich tot onvoorwaardelijke naleving van de op dat moment geldende wetten en voorschriften der bezettende macht te houden, en zich te onthouden van sabotage of aanslagen. Ondertekend door Dr. Mr. J.J. Schrieke, de econoom Dr. H.M. Hirschfeld (in feite secretaris generaal van verschillende Nederlandse ministeries) en Dr. Mr. K.J. Frederiks (die ondermeer tijdens de bezetting Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken was). Dit aanplakbiljet verscheen op aandringen van H. Rauter, Generalkommissar für das Sicherheitswesen en chef van de nationale politie. Aanleiding waren de voortdurende anti-Duitse handelingen zoals verspreiding van illegale pamfletten, (kleine) sabotagedaden, het verbergen van geallieerde piloten of het ontduiken van de distributiebepalingen.
Mr. J.J. Schrieke’s ster en macht rees verder aan het firmament van overheidsbestuurders in het bezette Nederland. In 1942 werd hij tevens benoemd tot waarnemend secretaris-generaal van het ministerie van Algemene Zaken en meer funkties zouden in 1943 volgen, waarover we hier later in deze rapportage zijn funktie als hoofd van de nationale politie noemen. Schrieke wilde dat het Nederlands bestuursapparaat zonder politieke inmenging zou functioneren. Hij verbood daarom NSB-propaganda op het departement van Justitie. In tegenstelling tot de meeste met de NSB sympatiserende kamerleden legde Schrieke de eed van trouw aan Mussert niet af. Maar dat neemt niet weg dat Schrieker’s daden, met name regeringsmaatregelen, heel duidelijk aantonen dat zijn sympathieën aan de kant van de Duitse bezetters lagen.
In maart 1942 tekende zich het plan af voor “Arbeitseinsatzlager Erika” in de bossen bij Ommen: Het vooroorlogse Sterkamp van de religieus cult de orde van de Ster, om daar een kamp voor veroordeelden van de Nederlandse justitie te maken, met name voor economische delinquenten: Bon-fraudeurs, illegale slachters, zwarthandelaren, etc. Naar aanleiding van een verzoek van de staatssecretarissen Schrieke en Hirschfeld werd de noodzaak van dit kamp uiteen gezet aan het hoofd van de “Nederlandse” Regering van bezet Nederland en de uit Oostenrijk afkomstige Rijkscommissaris Seyss-Inquart. Er was te weinig gevangenis ruimte in Nederland vanwege de stijgende “economische criminaliteit” en de inbeslagneming van gevangenis ruimte door de Duitse “Wehrmacht” en de Duitse politie.
In opdracht van Rijkscommissaris Seyss-Inquart werd concentratie - strafkamp Erika in Ommen een “Justizlager” en meer specifiek een “Arbeitseinsatzlager” waar gevangenen te werk gesteld werden met zware arbeidstaken. Kamp Erika was, tenminste van juni 1942 tot april 1943, ook een belangrijk doorgangskamp voor gevangenen van de Nederlandse justitie die bestemd waren voor arbeidskampen in Duitsland. Werner Schwier, een Duitse ex-paardenslager die zich “Herr Doktor” liet noemen, speelde een belangrijke rol in het tot stand komen van het kamp “Erika” en was initiatief nemer om dit kamp op te zetten. Hij werd daarin gesteund door Dr. H.M. Hirschfeld, die als secretaris-generaal van Handel, Nijverheid en Voedsel verdeling een noodzaak zag voor zware straffen voor “economische misdaden” zoals zwarte handel, bon vervalsingen, etc. Hirschfeld zocht en kreeg te volledige steun van de Juridische macht waarvan Schrieke de leiding had.
Werner Schwier werd belast met het commando van het kamp. Hij stelde de Nederlandse collaborateur Karel Lodewijk Diepgrond als “Lagerführer” aan. Met steun van Schrieke en anderen, besloten Schwier en Diepgrond om hier Nederlanders als bewakers aan te stellen die hier voor “speciaal geselecteerd” werden. Zo namen meerdere Nederlanders, om een verschillende redenen, de baan aan als “KK” (“KontrolKomando”) die hen berucht en gevreesd maakte onder de gevangen landgenoten.
Blijkens een op 12 Juni 1942 gedateerd schrijven van Werner Schwier aan staats sekretaris Dr. Hans Fischböck had Dr. J.J. Schrieke niet alleen verklaard het met het initiatief van het kamp Erika “ten volle eens te zijn, doch deze had tevens gemeend zijn grooten dank daarvoor te moeten uitspreken en zijn volledig medewerking aan de uitvoering ervan toe te zeggen”. Schrieke was duidelijk een fanatiek NSB’er en collaborateur van de Duitsers. Dat blijkt b.v. ook uit zijn steun voor “ Kamp Erika”. Bijvoorbeeld ging hij er ook mee akkoord dat het departement van Justitie een bijdragen zou leveren aan de gedwongen tewerkstelling, door het “beschikbaar stellen” van enkele duizenden gevangenen aan de bezetters die naar Erika gezonden werden. Schrieke zorgde ook voor het samenstellen van lijsten met alle Joodse gedetineerden en gedetineerden in de Nederlandse strafgestichten. Zo konden de eerste gevangenen 19 juni 1942 in het kamp Erika in Ommen afgeleverd worden.
Door de procureurs-generaal en de officieren van justitie werden op instructie van Schrieke spoedig nog meer personen naar Ommen gezonden. De grens om gevangenen in Ommen af te leveren werd van drie maanden tot twee maanden teruggebracht. Op 15 juli, 1942 gelastte het Departement van Justitie dat uit verschillende strafgestichten een groot aantal andere gedetineerden dan clandestiene slachters en zwarte handelaren naar Ommen overgebracht moest worden. In Ommen moesten de gevangenen zware landarbeid verrichten en daarom mochten alleen volkomen valide personen naar Ommen gezonden worden. Heeft men zich overal wel aan dit voorschrift gehouden? Er is reden om aan te nemen dat er menig strafgesticht was waar de directeur graag gebruik maakte van de gelegenheid om 'lastige klanten', 'valide' of niet, naar Ommen door te schuiven. Van de totale kampbevolking in Erika werden medio augustus ongeveer achthonderd gevangenen, allen met een straf van één jaar of langer, naar een kamp in Heerte bij Wolfenbüttel overgebracht, zij zouden tewerkgesteld worden in de Hermann Goering- Werke te Salzgitter. Bewakers uit Ommen gingen met hen mee.
In 1942 werd de hele Nederlandse politie onder de directeur-generaal van Politie geplaatst. De Gemeentelijke politiekorpsen werden per 1 maart 1943 “Staatspolitie”. De scheiding tussen rijks-en gemeentelijke politiezorg verdween, alles viel onder de directeur-generaal. In dezelfde maand werd directeur-generaal Brants van de staatspolitie vervangen door mr. J.J. Schrieke. Hij voerde het bewind over vijf “gewestelijke politiepresidenten. Schrieke kreeg nooit volledig grip op de politie. Ook al waren er in veel korpsen wel een aantal “foute” politiemensen, oftewel NSB-ers, en ook al werden in de eerste jaren van de bezetting Duitse bevelen vaak klakkeloos uitgevoerd, ontstond vanaf begin 1943 in de politieorganisaties een tendentie om bevelen minder stipt uit te voeren. Rond die tijd was de politie bij vele burgers in een slecht daglicht komen te staan. De Nederlandse politie begon veel minder stipt de bevelen uit te voeren en stelde vragen over het waarom. De volledige politiemacht bestond eind 1943 uit ongeveer 20.000 personen en omdat de bevelen wat laks werden uitgevoerd werd het nieuwe beleid onder Schrieke dat per maand tussen de 300 en 500 politiemensen ontslagen en vervangen werden door NSB-ers.
Er waren ook Tiburgse politiefunctionarissen die onvoorwaardelijk hand en spandiensten verrichtte voor de bezetter 'Men zag niets, men hoorde niets en men deed niets. Onder anderen majoor Hendrik Boersma, opperwachtmeester Piet Gerrits en opperluitenant Heije Karel Burger zijn de 3 nationaal-socialistische politiefunctionarissen in Tilburg geweest die de 'speelruimte' voor de goed willende niet-nationaal-socialistische politiefunctionarissen 'bijzonder klein maakte'. Die speelruimte werd nog verder verkleind door de aanwezigheid van de Ordnungspolizei.
Als in 1943 Stalingrad valt komt de kentering. Duitsland was de oorlog aan het verliezen en als politieagent kon je alleen nog maar voor of tegen zijn. De twijfelende politieagent moest nu kiezen: ondergedoken mensen arresteren of zelf onderduiken, het verzet bestrijden of zelf deelnemen aan het verzet. Terwijl een klein percentage politieagenten onderdoken, meldde zich voor elke tien die onderdoken zich honderden nieuwe agenten aan. Sommigen van hen kregen na de oorlog hogere functies.
Geleidelijk aan, en vooral na de nederlagen van de Duitsers in Rusland, werd het verzet tegen de bezetters in Nederland feller, maar het politie optreden onder Schrieke werd eveneens feller. Het gewone politiewerk was niet meer los te maken van het politieke geweld. Het bestrijden van sabotage was het werk van de aparte organisatie, namelijk de Duitse “Sicherheitspolitzei”, maar de gewone politie moest behulpzaam zijn. Vanaf het voorjaar van 1943 staat op sabotage of poging daartoe de doodstraf. Wie iets tegen de bezettende macht ondernam of in bezit was van een wapen kreeg ook de doodstraf. Arrestaties, bewaking en transport van gevangen is nu dagelijks werk. De politieagent werd zelf verantwoordelijk gesteld. Iedereen poging van ontsnapping moest onmiddellijk met de vuurwapens opgelost worden. Geen waarschuwingsschoten, maar direct gericht. Wie een gevangene liet ontsnappen werd zelf gestraft of ontslagen. Tijdens de oorlog gingen er veel mensen bij de politie om zichzelf te beschermen. Ze kregen een vuurwapen en een legitimatiebewijs. Er werden speciale spoedcursussen gegeven om snel aan nieuwe politieagenten te komen.
Uit de bovenstaande feiten krijgen we een beeld van het toneel dat de Nederlandse Justitie en Politiemacht en de vaak gewiekste politieke rol die Mr. J.J. Schrieke speelde om de bezetter te steunen in de machtshandhaving van de Nazi’s in bezet Nederland.
Mr. J.J. Schrieke was intelligent en slim genoeg om zich na de bevrijding te melden bij de Nederlandse autoriteiten. Tijdens zijn proces verklaarde hij dat zijn “bijdrage aan de handhaving van een beperkte rechtsorde in de Nederlandsche sfeer van het bezet gebied, ondanks Duitse willekeur, het resultaat vormde van zijn ambtsvoering”. Met andere woorden, hij gaf aan dat hij bijgedragen heeft aan een relaxt en meer gematigd optreden van de justitiële macht en van de politiemacht. Maar het Bijzonder Gerechtshof te 's-Gravenhage achtte bewezen dat hij in tijd van oorlog opzettelijk hulp had verleend aan de vijand. Volgens Procureur-Fiscaal Mr. Zaayer, die als openbare aanklager diende, had Schrieke zijn land verraden. Schrieke deed dat weliswaar op een gesofisticeerde manier, in stijl, soms handig verhuld, maar desalniettemin had hij zijn land verraden. Hij werd op 2 april 1946 veroordeeld tot de doodstraf.
Op 22 juli 1946 wijzigde de Bijzondere Raad van Cassatie de doodstraf in een gevangenisstraf van twintig jaar. De raad wees in dit verband op Schriekes 'goede ambtelijke diensten die hij, aldus de raad, vóór de oorlog had bewezen. Ook wees de Cassatie Raad op het feit dat hij aan het Departement van Justitie, in de oorlogsjaren “naast het strafbare, in het algemeen technisch goed en correct en zelfs in verschillende gevallen in het belang van het Nederlandsche volk tot stand bracht”. Volgens de bijzondere raad van Cassatie, was “materieel baatzucht hem kennelijk vreemd”. Op grond van de uitspraak van het Tribunaal van het arrondissement 's-Gravenhage van 12 februari 1948. Tijdens de gevangenschap van Schrieke, werd een groot deel van zijn bezittingen verbeurdverklaard. Ook is het noemenswaardig dat Schrieke tijdens zijn detentie het Rooms Katholieke geloof aannam. Bij Koninklijk Besluit van 30 september 1955 nr. 56 en de beschikking van de minister van Justitie van 15 oktober 1955 werd hij om medische redenen in vrijheid gesteld met een proeftijd tot 25 december 1961. Schrieke overleed uiteindelijk in vrijheid op 15 april 1976.
Nu we een beeld hebben van de Nederlandse Justitie en Politie in bezet Nederland en van het tot stand komen van “Kamp Erika” in Ommen, kunnen we nu de laatste maanden van het leven van mijn oom Gerard wat duidelijker schetsen. Hij werd een slachtoffer van landgenoten die georganiseerd waren in de Justitiële en politie macht, geleid door de Nederlander Mr. J.J. Schrieke die de uiteindelijke verantwoordelijkheid er over had.
Opmerking: Het is opvallend tenoemen dat er in de kranten van 1946 over de proces voering tegen Jaap Schrieke relatief weinig terug te vinden is, voornamelijk alleen maar korte vermeldingen over de strafzaak: Eis, beroep en uitspraak. Omtrent zijn verantwoordelijkheid voor de dood van tenminste 280 Nederlandse gevangenen en de zware mishandelingen die in kampen Erika te Ommen en de Hermann Göringwerke in Heerte te Duitsland plaatsvonden. Waarvoor Mr.J.J. Schrieke de uiteindelijke verantwoordelijkheid had.
Oom Gerard Devriesere’s straf
Voorop gesteld dat oom Gerard geen zware crimineel was, maar toch zeker ook niet van onbesproken gedrag is geweest ( als zo velen in de oorlog ). Ging de straf die hij er voor kreeg in de kampen zoo zeer boven het gepleegde misdrijf uit dat dergelijke toestanden in een beschaafde volksgemeenschap mensonterend en onaanvaardbaar zijn. Oom Gerard was een van de gevangenen uit Tilburg die de botte pech had en ter beschikking werd gesteld voor de arbeitseinsatz door het besluit van secretaris-generaal van Justitie, J.J. Schrieke, om gedwongen werk te verichten in de strafkampen Erika te Ommen en de Hermann Göringwerke in Heerte te Duitsland, waarvoor oom Gerard wegens invaliditeit afgekeurd was.
Oom Gerard Devriesere, Word geboren op 30 maart 1918 in Den Bosch, In 1931 verhuisde het gezin van opa en oma van Den Bosch naar Tilburg in verband met de werkzaamheden van opa in de bouw. In zijn diensttijd leerd Gerard in den haag zijn vrouw Eva Cornelia Barnhoorn kennen, hij trouwd daarmee na zijn diensttijd op 19 April 1941 in Tilburg. Gerard werkt dan als grondwerker, de verdiensten zijn minimaal en de uitbetaling van het loon is een zooitje ongeregeld hij woont dan met zijn vrouw in de Anna Paulownastraat 38. Op 20 feb 1942 word zijn zoon Aad geboren, Tilburg is bezet, het is crisis, er is bijna geen werk. Oom Gerard is op dat moment werkloos, zijn zoon Aad is dan bijna 3 maanden oud, van de armenzorg krijgt het gezin 6 gulden p.w. om er van rond te kunnen komen, de huur van de woning is 3 gulden p.w. met nog wat andere vastelasten is er nauwelijks geld over om er eten van te kunnen kopen. Oom Gerard solliciteert onder tussen op de banen die beschikbaar zijn, maar dat draait telkens op niets uit. Om toch eten op tafel te krijgen voor zijn gezin, gaat hij op pad en steelt samen met 2 andere personen op 3 verschillende datums 3 rijwielen en word daarvoor op 7 mei 1942 des middags om 12 uur aangehouden als verdachte van rijwieldiefstal gepleegd door 2 of meer vereenigde personen.
Oom Gerard word door recherche ondersteunt door politie van huis en haard in de Koningswei wegsleept en afgevoerd naar het hoofdbureau van politie aan de Bisschop Zwijsenstraat. Oom gerarad heeft die dag zijn pas geboren zoon Aad voor de laatste keer gezien, hij word vanaf dat moment in voorlopige hechtenis genomen en gehouden tot de zaak is uitgezocht en voorkomt in Breda op 19 augustus 1942. Oom Gerard krijgt voor deze nu relatief lichte vergrijpen, waaraan ze met zijn drieen 8 gulden hadden verdiend 2 jaar gevangenisstraf met aftrek van 2 maanden voorarrest, de straf word vanaf dat moment onherroepelijk en gaat meteen in. Op 5 Okt 1942 word oom Gerard vanuit de gevangenis overgeplaatst naar strafkamp Erika in Ommen, niet wetende dat het in dat kamp de hel op aarde is, het kamp word (Kampo, Erika 'Kampkaputt') genoemd door de gevangenen. Het werd zo genoemd omdat de bewakers en kampo's ( aangestelde Nederlandse werkelozen en mede gevangenen, als bewakers ) hun frustraties en agressie uitleefde op de gevangenen, middels gruwelijke mishandelingen.
Na de uitspraak van 2 jaar diend zijn vrouw tante Eef nog een gratie verzoek in, dit word echter afgewezen op 31 Okt 1942. Op 11 mei 1944 zou oom Gerard zijn straf erop hebben zitten en weer vrij komen. Maar dat pakt geheel anders uit dan verwacht, door dat secretaris-generaal van Justitie, J.J. Schrieke in 1942 een akkoord had gesloten met de bezetter, en het departement een bijdrage zou leveren aan de Arbeitseinsatz door het beschikbaar stellen van enkele duizenden Nederlandse gevangenen aan de bezetter. Oom Gerard word in de periode tussen 5 Oktober en begin December in kamp Erika zwaar lichamelijk mishandeld en krijgt dan ook meer slaag dan eten.
In september 1942 was er al bekend dat in Kamp Erika gevangenen zwaar werden uitgehongerd en mishandeld en dat er doden waren gevallen.
Als gevolg van de vele mishandelingen en sterfgevallen wijdde de illegale krant Het Parool in september 1942 een artikel aan de misstanden in Erika. Hierin werd opgeroepen tot actie van de rechterlijke macht. Voor de rechterlijke macht echter was dit nog niet genoeg, zij wilde bewijs zien. In januari 1943 bezochten vier rechters, verkleed als artsen, dertig patiënten afkomstig uit kamp Erika in het ziekenhuis in Hengelo. Dit bezoek maakte diepe indruk op de rechters. Vanaf dat moment werd er actie vanuit de rechterlijke macht ondernomen met als begin een rapport van de situatie zoals die aangetroffen werd in Hengelo.
Gewaarschuwd door de Nederlandse artsen besloot Schrieke, alle gevangenen van de Nederlandse justitie terug te halen. Uiteindelijk werd er een brief opgesteld, ondertekend door de rechterlijke macht van Amsterdam. Daarin werd gedreigd met het niet langer verlenen van medewerking aan het veroordelen van verdachten als er een kans was dat zij in Erika terecht zouden komen. Dit had als eindresultaat het bevel van Arthur Seyss-Inquart dat alle veroordeelden van de Nederlandse justitie voor 31 mei 1943 het kamp verlaten moesten hebben. Schwier protesteerde en werkte niet mee, het werd begin november 1943 voor de laatste paar gevangenen overgeplaatst waren naar Nederland.
Getuigenverklaringen
Begin December word oom Gerard lichamelijk verzwakt door mishandelingen en onthouding van rantsoenen vanuit Ommen op transport gesteld naar strafkamp Hermann Göringwerke Lager 35 in Heerte te Duitsland, waar hij verder word mishandeld. Uit een verslag van 12 maart 1948 in een tenlastelegging tegen kampbewaker Sietse de Boer, omtrend verklaringen van getuigen over het strafkamp in Heerte: Vraagt de Pres. van de rechtbank aan getuigen T.v.d.Vaart: U hebt dus nooit gezien dat verdachte met een geweerkolf sloeg.? T.v.d.Vaart Ja, toch eenmaal. Hij had toen een jongen gegrepen, ik weet niet waarom. Hij stootte en sloeg hem met de kolf van zijn machinegeweer en zei: Loop toch weg man, dan kan ik je tenminste in flarden schieten. Pres.: Bleef de man liggen, die hij met de kolf van zijn machinegeweer geslagen heeft.? getuigen T.v.d.Vaart: Ja, de man is later gestorven.
Uit de getuigenverklaring van A.S.Klappe ( genoemd in het onderzoek als Klatte ) Vraagt de Pres. Wat is er precies gebeurd met Kerstmis 1942.? Klatte: Er lag een jongen bij mij in de barak, die volkomen uitgemergeld was. Ik was er zelf ook slecht aan toe, want ik woog maar 42 kg. De jongen voelde zijn einde naderen en ik wilde hem nog zoveel mogelijk helpen. Ik bracht een blikje water naar hem toe, om hem wat te laten drinken. Kampbewaker Sietse de Boer belette mij dat toen en ranselde me naar buiten, waar ik in de dikke sneeuw werd getrapt en door de sneeuw moest rollen. Op eerste kerstdag 25-Dec-1942 om 10 uur overleed oom Gerard op 24 jarige leeftijd in het strafkamp Hermann Göringwerke te Heerte bij 'Wolfenbüttel, Brunswijk in Duitsland, aan de gevolgen van ondergane mishandelingen en onthouding van rantsoenen. De nabestaande zoals zijn vrouw, vader en moeder en de familie worden later van zijn overlijden in kennis gesteld, zij hebben nooit geweten waar oom Gerard naar zijn overlijden gebleven is. ( Hier kom ik verder in het verhaal nog op terug )
Hoe werden oom Gerard en de gevangenen in de strafkampen Erika te Ommen en Heerte in Duitsland behandeld.?
De gevangenen arriveerden op het station in Ommen onder bewaking van de marechaussee, marcheerden ze drie kilometer naar de poort van strafkamp Erika en werden daar overgedragen aan de bewakers. Daar begon een donkere periode voor de gevangenen van Justizlager Erika. Er wordt hun direct door de Kontrolle Kommandos verteld hoe streng het kamp is en dat zij dus nu goed moeten opletten, opdat zij straks, als zij worden opgenomen in de gemeenschap, zich niet zullen vergissen. Jullie motte nog effe weten dat het hier werke is of sterve we zeggen hier niet veel, we slaan alleen luidde de verwelkoming door de - Nederlandse - kampbewakers, er werd gescholden, geschreeuwd en geslagen en wie iets durfde zeggen werd tot bloedens toe afgetuigd.
Vervolgens werden de gevangenen geregistreerd, waarbij de gevangenen (als luizen, onwaardige, parasieten) uren in de houding moesten staan. Deden ze dat niet, dan werden ze bekendgemaakt met de populaire straf 'robben': de gevangene moest zich over de grond voortbewegen op de elle bogen en een gestrekt lichaam, kin omhoog en de tenen gestrekt. Lukte dit niet, dan werd er geslagen en geschopt door Nederlandse nietsontziende bewakers, de beulen van Ommen en Heerte, de ergste beulen uit deze kampen zijn met name, Herbertus Bikker, Rien de Rijke, Maarten Scheffer en Sietse de Boer. Na de inwijding werden de gevangenen ingedeeld in werkgroepen.
Constante pesterijen, afranselingen en intimidaties waren dagelijkse praktijk, zo ook bij het eten. Gloeiend hete soep of puree moest tussen het eerste en tweede fluitsignaal opgegeten worden, tussen de twee fluitsignalen zat nooit meer dan vijf minuten. Onthouding of halvering van de rantsoenen was ook een veelgebruikte straf, eveneens als 'aan het draad staan' en 'grammofoonplaatje draaien'. 'Aan het draad staan' was een straf om de sociale controle binnen een ploeg hoog te houden. Had een gevangene een fout gemaakt, dan moest de hele ploeg achter elkaar staan, zonder te praten, met een hand aan het prikkeldraad. Dit duurde zo lang als de bewaker het nodig vond. Een meer individuele straf was het eerder genoemde 'plaatje draaien'; hierbij moest de gevangene met de wijsvinger van de linkerhand in zijn oor en de wijsvinger van de rechterhand kromgebogen op de grond rondjes om zijn eigen as draaien. Wanneer de gevangene door de duizeligheid viel, werd die weer overeind geslagen, soms tot hij bewusteloos neerviel.
Als in de kleding van een gevangene eten werd gevonden, werd dit op de appelplaats in zijn mond geslagen. Ook waren er publieke afranselingen aan de orde die bedoeld waren als vernedering. Hierbij werd vaak gebruik gemaakt van een zogenaamde 'schandpaal' waar 'overtreders' aan vast werden geketend en hem afranselen met gummiknuppels tot hij flauw viel, dan bijbrengen met een puts water, opnieuw afranselen. weer bijbrengen van den wederom bewusteloos geraakten ongelukkige en zoo maar door, afgewisseld met schoppen tegen de gevoelige knieén als hij in een nieuwe flauwte dreigde te zakken. Verder was er nog 'de bunker' een betonnen gat in de grond dat te laag was om te staan omdat een zwaar luik, met lange spijkers er door, het gat afsloot. Onder in de bunker stond altijd water met daarin uitwerpselen en urine. Regelmatig zaten of stonden gevangenen hier dagen achtereen, meestal zonder voedsel en voor kleine overtredingen als ongeoorloofd praten. Velen kwamen met een zware longontsteking en getraumatiseerd uit deze situatie.
Dan was er nog de SK of Straf Company, hierin zaten gemiddeld tien tot twintig gevangenen deze w
SluitenGeplaatst door Ad Devriesere op 07 juli 2018
Gerardus Devriesere
Geplaatst door Ad Devriesere op 19 mei 2017