Abraham Nicolaas Dinger
1918-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 26 jaar geworden
Geboren op 26-12-1918 in Hengelo (Ov)
Overleden op 29-03-1945 in Kdo. Beendorf
Beroep
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Landelijk Organisatie voor hulp aan onderduikers (L.O.)
Abraham Nicolaas Dinger was leerling op de Dalton-HBS in Den Haag van 1932 tot 1938. Hij studeerde na zijn eindexamen te Leiden geologie en ging nadat deze universiteit was gesloten, in 1942 naar Utrecht, waar hij zijn kandidaatsexamen aflegde. In...
Lees meer
Abraham Nicolaas Dinger was leerling op de Dalton-HBS in Den Haag van 1932 tot 1938. Hij studeerde na zijn eindexamen te Leiden geologie en ging nadat deze universiteit was gesloten, in 1942 naar Utrecht, waar hij zijn kandidaatsexamen aflegde. In 1943 weigerde hij de loyaliteitsverklaring te tekenen, dook onder in de provincie Groningen waar hij met zijn vrienden in het verzet werkte. Op 22 juni 1944 werd hij samen met Adriaan Martinus Schiltkamp tijdens de voorbereiding voor een overval op het distributiekantoor Zuidhorn gearresteerd door de Sicherheitsdienst (SD). Vermoedelijk had hij valse papieren onder de naam Bram Stappert. Beide mannen waren lid van Landelijk Organisatie voor hulp aan onderduikers (L.O.), de ‘groep van Asperen’ die zijn standplaats had op de Koninginnelaan 20a in Groningen. Het is aannemelijk dat beide mannen zijn overgebracht naar het beruchte Scholtenshuis van de Sicherheitsdienst (SD) in de stad. Later gaan ze op transport naar het concentratiekamp Herzogenbusch (Vught) in Brabant.Na ‘Dolle dinsdag’, 6 september 1944 werd kamp Vught met grote spoed geëvacueerd. De mannen naar het concentratiekamp Sachsenhausen (Oraniënburg) bij Berlijn, de vrouwen naar het concentratiekamp Ravensbrück ten noorden van de hoofdstad. Een maand later gaat Bram op transport naar het concentratiekamp Neuengamme en wordt geregistreerd, daarna op een transport vanuit het ‘Stammlager’ naar de plaats Beendorf in Sachsen-Anhalt. In de Gemeente Beendorf bevindt zich de zoutmijn “Marie”. De toenmalig bezitter, de firma Burbach verpachtte delen van de mijn, daaronder ook de mijn “Marie” aan de Wehrmacht en Luftwaffe. Door ondertekening van het pachtcontract werd de mijn een sub-kamp (Aussenkommando) van het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg. In andere delen van de mijn gaat de zoutwinning gewoon door met mensen die uit alle delen van Europa komen en in ‘Arbeitseinsatz’ werken.Vanaf februari 1944 werden in de mijn bedrijven als Berliner Askania Werke en het Luftfahrtgerätewerk Hakenfelde GmbH ondergebracht die belangrijke wapensystemen produceren. Obergrüppenführer Hans Kammler is verantwoordelijk voor het ondergronds brengen in het kader van het V1/2 programma. De kampen worden in de administratie aangemerkt onder AIII, vanwege de voorgenomen veiligheidsmaatregelen. Bewakingseenheden van de Schutzstaffel (SS) zijn verantwoordelijk voor het gevangenkamp en vervoer naar de ondergrondse fabriek. De mannelijke KZ-gevangenen worden ingezet bij het uitgraven van het gangenstelsel en het inrichten van de fabriek. Extreem zwaar werk wat een hoge tol aan levens eist. De vrouwelijke gevangenen worden ingezet bij de productie van munitie voor de Luftwaffe, elektronische onderdelen voor V1 en V2 en onderdelen voor de nachtjager ME262. De geheime projecten droegen de deknamen “Bulldogge” en “Iltis”.
Dagelijks wordt door de gevangenen 12 uur gewerkt in twee ploegendiensten. De langdurige appéls, de zware lichamelijke werkzaamheden, zwaar belastend voor longen en ogen, de hygiënische voorzieningen, de niet toereikende voeding en vrijwel geen slaap zorgen voor een hoog sterftecijfer in het kamp. Bram overlijdt op 29 maart 1945 in Beendorf, de wijze waarop is onbekend.
Sluiten
Bron: Dalton Den Haag Gedenkstätte Neuengamme
Geplaatst door Stichting WO2 Sporen JvZ op 24 september 2018