Eduard Georg Döbken
1888-1940
Oorlogsslachtoffer
Is 51 jaar geworden
Geboren op 06-07-1888 in Dordrecht
Overleden op 12-05-1940 in Den Dungen
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Op 22 januari 1910 vertrok hij met het stoomschip 'Grotius' naar de Oost en werd hij bij aankomst in Indië geplaatst bij het 9e bataljon infanterie. Döbken trad op 28 juni 1920 te Magelang op het eiland Java in het huwelijk met Albertine Johanna Helena Kandou, geboren op 11 juni 1883 te Tondano. Uit deze verbintenis werden twee kinderen geboren: dochter Tine in 1921 en zoon Eduard in 1922. In de daaropvolgende jaren klom Döbken steeds hoger op de militaire ladder en bereikte op 4 november 1931 zijn hoogste rang. Hij werd toen aangesteld als militair commandant van Palembang en Djambi. Vierentwintig jaar diende hij in Nederlands-Indië, onder andere in het roerige Atjeh op Sumatra, waar hij het Ereteken voor Belangrijke Krijgsverrichtingen verwierf. Ook heeft hij dienst gedaan bij de Topografische Dienst van het KNIL in Madioen en bij de 2e Landrente Opnemingsbrigade in Bandoeng.
Op zijn verzoek werd hem op 13 juli 1933 bij Gouvernementsbesluit nr. 18 eervol ontslag uit de militaire dienst verleend. Gepensioneerd in de rang van luitenant-kolonel verliet Döbken de militaire dienst en keerde daarna met zijn gezin terug naar Nederland. De familie heeft onder meer gewoond aan de Laan van Meerdervoort in Den Haag.
In de mobilisatie van 1939 trok hij wederom het militaire uniform aan. Hij werd benoemd tot reserve majoor bij het 14e regiment infanterie en als commandant van het derde bataljon geplaatst in Grave. Zijn commandopost bevond zich in Escharen. Het onderdeel lag in de Peel-Raamstelling. Toen het vasthouden van deze stelling niet langer mogelijk was, gaf Generaal Winkelman opdracht tot het terugtrekken van de troepen achter de Zuid-Willemsvaart. De bruggen werden opgeblazen. Majoor Döbken kwam met zijn mannen in de gemeente Den Dungen terecht. Omdat hier geen stellingen waren gebouwd, groeven de Nederlandse troepen zich in. De oprukkende Duitsers sloegen bij Heeswijk echter een brug over de vaart en trokken door een gat in de Nederlandse verdediging. Hierdoor naderden zij de stelling van Majoor Döbken vanachter. Ter verdediging stelde hij aan de Poeldonk ter hoogte van de boerderij van de familie Schuurmans een sectie met zware mitrailleurs op. Hier had men een goed schootsveld op de weg vanuit Den Dungen. Toen de Duitsers via de landerijen oprukten, gaf hij opdracht hen te verdrijven. Om het moreel van zijn mannen op te vijzelen, besloot hij deze aanval zelf te leiden. Achter de boerderij van de familie van Hedel aan de Hooidonk kwam het tot een treffen waarbij majoor Döbken, sergeant J.J. van Dam en soldaat A. van Lenten sneuvelden. Voor zijn moedig gedrag tijdens de gevechten tegen de invallende Duitsers werd Döbken bij Koninklijk Besluit van 9 mei 1946 nr. 6 postuum de Bronzen Leeuw toegekend. Van het ministerie van Oorlog ontving de familie op 25 juni 1952 nog een oorkonde ter herinnering aan het feit dat Eduard Döbken in de oorlog 1940-1945 het hoogste offer had gebracht voor Koningin en Vaderland.
Döbken, die in de meidagen van 1940 oorspronkelijk begraven werd te Den Dungen, is herbegraven op het ereveld te Loenen in vak A grafnummer 185.
SluitenGeplaatst door Stichting WO2 Sporen JvZ op 03 februari 2014