Hendrik Eerdmans
1912-1941
Beroep
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
“DE DRIJVENDE DOODKIST”
Henk Eerdmans is journalist en schrijver van jongensboeken als hij op 18 november 1941 samen met de Rotterdammers Chris van Blitterswijk, Casper Jönsthövel, Koos Brechmann en de Amsterdammer Ed Barten op weg naar Engeland wil gaan. Het vertrek...
Lees meer
Henk Eerdmans is journalist en schrijver van jongensboeken als hij op 18 november 1941 samen met de Rotterdammers Chris van Blitterswijk, Casper Jönsthövel, Koos Brechmann en de Amsterdammer Ed Barten op weg naar Engeland wil gaan. Het vertrek wordt echter een dag uitgesteld omdat het te helder weer is. De volgende dag is er dikke mist.
In de Rotterdamse Wilhelminahaven knippen ze de ketting door waaraan het bootje 'De Zeemeeuw' aan de kade ligt. Heel stil laten ze zich bij neergaand tij afdrijven tussen twee havenhoofden door, waarop Duitse mitrailleurposten staan opgesteld. Eerst peddelen ze dicht langs de zuidelijke oever van de Nieuwe Waterweg, maar omdat ze daar een paar keer vastlopen, besluiten ze over te steken naar de andere kant. Daarbij botsten ze tegen een Duits schip. Ed Barten wacht de verdere gebeurtenissen niet af en springt overboord. De overige vier gaan door. Maar op de Noordzee gaat het helemaal mis: de motor valt uit en voedsel en water raken op. De Zeemeeuw dobbert dagenlang op de Noordzee. De vier jongens schrijven elk een afscheidsbrief en stoppen die in flessen. De fles met de brief van Chris van Blitterswijk wordt op 10 januari door een Duitse beambte gevonden op het strand van het Duitse Waddeneiland Süderoog. De man tikt de tekst ervan over in zijn rapport aan de Duitse autoriteiten.
De stoffelijke resten van de vier Rotterdammers zijn nooit gevonden.“DE DRIJVENDE DOODKIST”
Uit Vrijheid achter de horizon
Jan Bruin en Jan van der Werf
ISBN 90 410 0594 3
Sluiten
Bron: Uit Vrijheid achter de horizon
Geplaatst door Toon DUPPEN op 07 mei 2020
Marinekustwachters op den uitkijk
OVERIJSSELSCHE EN ZWOLSCHE COURANT
Marinekustwachters
op den uitkijkInteressant onderdeel van
onze weermachtOp den trans van een grauwen vuurtoren loopt een marineman, gehuld in een lange waakjas, zijn zes passen heen en zes terug,
terwijl...
Lees meer
OVERIJSSELSCHE EN ZWOLSCHE COURANT
Marinekustwachters
op den uitkijkInteressant onderdeel van
onze weermachtOp den trans van een grauwen vuurtoren loopt een marineman, gehuld in een lange waakjas, zijn zes passen heen en zes terug,
terwijl hij zijn oogen laat zwerven overde zee, die verweg aan zijn voeten gromt als een boosaardig dier.
Ergens anders staat eenzelfde marineman in een houten schuilloopgraaf zonder dak,ingegraven in den top van een hoog blond duin.
Eigenlijk is het duin niet blond meer.
Nu de sneeuw het met een dikke vacht overdekt tintelt het overdag verblindend wit,
terwijl het maanlicht er 's nachts blauwe en violette kleuren op toovert.
Langs de heele kust liggen de posten van de marinekustwacht verspreid.
Zij zijn gevestigd op vuurtorens, bij de grootere havenplaatsen op de semaphoren en verder op allerlei punten in de open duinen.
Onderling door telefoonlijnen verbonden vormen deze posten een aaneengeschakelde bewakingsdienst,
die tot taak heeft alles wat er op de kust gebeurt te rapporteeren en te noteeren.
Iedere centimeter bewaakt.
„De oogen en ooren der weermacht" zoo heeft men de marinkustwacht eens betiteld.
Een andere collega-krantenman, die meer voor een sensationeelen kop voelde, noemde dekustwacht „het legioen der gedoemden".
En zoo deze laatste betiteling in elk opzicht overdreven is, de eerste is ze eer juist.
De zeemiliciens-kustwachters fungeeren inderdaad als „oogen en ooren". Zij bewaken elken centimeter van de Nederlandsche kuststrook
en zijn in staat, door middel.van hun seininstrumenten voeling te houden met de Nederlandsche oorlogsschepen,
die, eveneens ter bewaking, voortdurend langs de kust patrouilleeren.
Een uitkijkdienst waar geen speld tusschen te krijgen is.
ledere post vormt een wereldje op zichzelf, afgesloten van alles, en heeft zijn karakteristieke eigenaardigheden.
En het leven van zoon klein groepje jongemannen, ergens in de duinen, twee uur loopen van 't naaste gehucht (zoo zijn er velen)
is al weer heel verschillend van dat der kustwachters die hun dienst doen op een vuurtoren.
Voor den gemobiliseerden journalist, die bij de marinekustwacht dient, een bron van interessante stof, die de vulpen tusschen zijn
vingers doet trillen van verlangen om weer nieuwe vellen vol te pennen! verkieselijk.
De chef van de marine-kustwacht, kapiteinluitenant ter zee D. C. M. Hetterschij (die alom in den lande populariteit verwierf als commandant van de duikboot K XVIII) heeft daarom den schrijver van dit artikel toegestaan langs de kust te reizen en op iederen post een tijd te vertoeven, teneinde het „leven en bedrijf" der kustwachters te leeren kennen.
en wat kan een journalist, die in het mobilisatie-schuitje zit en moet, meevaren,zich beter wenschen!Pioniers aan de kust.Toen in het begin van de mobilisatie alle posten bezet werden — de voornaamste draaiden reeds op volle kracht.
— werd de bouwperiode ingeluid.
Zoo was het tenminste opvele duinposten.
Want zelfs de grootste optimist kon op zyn vingers natellen dat de mobilisatie zeker niet vóór den winter afgeloopen zou wezen.
En op de barren wintertijd waren de meeste posten niet ingericht.
De uitkijk-zee liep zonder eenige beschutting op zijn duintop; de seinmiddelen en het telefoontoestel waren in een onoogelijk tentje ondergebracht.
Het was duidelijk dat de handen uit de mouwen moesten worden gestoken.
En nu bleek hoeveel verborgen talenten er bij de kustwacht scholen.
Hier ontpopte zich een kustwachter als een eerste klas trappenhouwer, ergens anders kreeg er een architecten-aspiraties.
En de meesten gaven blijk van onmiskenbare jutters-talenten.
Want voor die bouwerij was hout noodig en dat kon je het beste van het strand opvisschen.
Op duistere nachten (vanwege de romantiek, want overdag kon het ook!) stroopten dan ook ploegjes zee-miliciens het strand
af op zoek naar alles was maar met eenige mogelijkheid bruikbaar zou zijn.
Je voelde Je pionier in die dagen. (Is het pas vijf maanden geleden?) En de posten groeiden.
Wat het strand zoo al opleverde? Hout, -drijfhout vooral.
Soms in groote hoeveelheden.
Zoo heb ik het meegemaakt dat er benoorden een pest een houten luik van om ende b_de 600 kilo werd gejut.
Halsbrekende toeren moester er verricht worden vóór het logge ding bij den post was.
De bedoeling was aanvankelijk bij de naburige cavallerie een paar paarden te leenen eh het luik te sleepen.
Wat een wonderlijke aantrekkingskracht oefenen paarden toch uit op marinemenschen!
Tenslotte werd het ding echter te water gelaten en „bemand", waarna het over de branding werd geboomd tot op de plaats waar het zijn moest.
Op een anderen post zette de zee een kist met twaalf fonkelnieuwe brandslangen aan wal.
Tien er van werden door de postbemanning gered en naar de strandvonderij gebracht.
De twee overige slangen waren reeds in den donkeren nacht door echte jutters in de wacht gesleept!
Later spoelden er andere dingen aan.
De westerstormen wierpen mijnen op de kust.
ergens anders spoelden luiken aan afkomstig van de Simon Bolivar....
O, je merkt aan de kust heel goed dat het oorlog is.De humor wint het steeds!Op weer 'n anderen post huisde de bemanning tot half November in tenten.
Met spoed werd er gewerkt aan den bouw van een barak, doch zoolang die niet gereed was, moesten de kustwachters hun kooien
maar onder het tentzeil op den grond leggen.
Toen het al te koud werd kropen enkelen in een oude kazemat, die nog van 1914 dateerde en....afgekeurd was.
Een buitenstaander zou allicht kunnen meenen dat een dergelijke toestand de stemming wel niet bepaald ten goede kwam.
En toch,wat slaat hij daar de plank mis!
De aloude droge marinehumor bloeide ook in de tenten, waar iederen keer bij het opstaan belangstellend geïnformeerd werd:
„of de Russen nog niet gekomen waren?"
Op een porbriefje verscheen de mededeeling: „Wachtkwartier A (van verlof terug)kan van heden af weer gepord worden,
maar niet te hard, om te wennen!"
Nu hebben ze daar een keurige barak en de kooien hangen aan de klambaaien zooals het behoort.
Ondertusschen is de strenge vorst ingetreden en het wijde duinlandschap ligt bedolven onder een dikke sneeuwlaag.
Winterjassen worden over de korte jekkers aangetrokken.
Handschoenen, polsmoffen, bivakmutsen, dassen en nen klompen voltooien dit vreemdsoortige tenue.
De uitkijk-zee loopt, zwaar ingepakt, stampvoetend van koude over het houten plankier.
En beneden in het warme verblijf waar devrije wacht muziek maakt komt er iemand tot de zonderlinge hersenkronkeling:
„Stel je nou eens vóór, dat mijn vrouw met het zomerverlof veertien dagen naar Scheveningen wil om de zee te zien!!"* *
Drie wachtkwartieren telt iedere post, die elk zes uur wacht loopen.
Tijdens de verloven is er telkens één wachtkwartier vier dagen naar huis, zoodat de overigen zes uur op en zes uur af" gaan loopen.
Tijd om te passagieren schiet er dus niet veel over.
En tijdens deze winterdagen, nu sommige posten vrijwel ingesneeuwd zijn, komt het voor dat een heele postbemanning soms een week
lang geen dorp en geen burger ziet.
Om van bioscopen en theaters en andere ontspanningsgelegenheden maar te zwijgen.
Alle ontspanning moet daarom op den post zelf gekregen worden.
Enkele posten verheugen zich in het gelukkig bezit van een radiotoestel, vaak het eenige contact met de buitenwereld.
En in het algemeen moet gezegd worden' dat de kustwachters er zeer goed in slagen zich het moeilijke leven te veraangenamen.
Hoofdzakelijk is dit wel te danken aan het feit,dat de kameraadschap en de hulpvaardigheid er hoog in eere staan.
Deze twee eigenschappen van de kustwachters, gevoegd bij de gestrenge maar humane leiding van boven af,
maken het leven op de posten dragelijk, zelfsprettig. Dit te mogen constateeren moet voor iederen Nederlander aangenaam wezen.HENK EERDMANS.
Sluiten
Bron: OVERIJSSELSCH EN ZWOLSCH COURANT 03-02-1940
Geplaatst door Toon DUPPEN op 06 mei 2020