Johannes Greijdanus
1924-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 21 jaar geworden
Geboren op 15-04-1924 in Westernijkerk
Overleden op 05-06-1945 in Halberstadt Landkreis Oschersleben
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Levensverhaal van Johan Greijdanus
Geplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 24 juni 2015
Graf Johannes in Marrum
Geplaatst door Rob Planken op 18 mei 2021
Na een treinreis van meer dan dertien uur kwam het transport aan in Buchenwald bij Weimar. Bij binnenkomst volgde de gebruikelijke registratie, het kaalscheren, wassen & ontluizen en werd de groep ondergebracht in het quarantainekamp. De barakken zijn houten paardenstallen en zitten overvol met gevangenen. Na vier tot zes weken werd de grootste groep Hollanders ondergebracht in Block 32 & 36. De politieke Hollanders in Block 49 wilden niets met het stelletje uit Amersfoort te maken hebben. Over het algemeen kregen de gevangenen de kampnummers in de serie 47000. In Buchenwald hebben zij in verschillende ‘Arbeitskommandos’ moeten werken o.a. aan de Buchenwaldbahn, een traject tussen station Weimar en het kamp Buchenwald. Op 24 augustus 1944 beleefden zij het bombardement op de wapenfabriek de Gustloffwerke en de SS-Wohnsiedlung, grenzend aan het kamp Buchenwald. Ondanks het precisiebombardement waren er enkele ‘afzwaaiers’ die terecht kwamen op de barakken in het gevangenenkamp. De Buchenwalders die op het slachtofferregister van de Nederlandse oorlogsgravenstichting staan genoteerd op 28 en 29 augustus 1944 zijn omgekomen bij het betreffende bombardement.
In de maanden november en december 1944 zijn de Nederlanders met het predicaat ‘Arbeitseinsatz’ uit Buchenwald “ontslagen” en doorgestuurd als dwangarbeiders naar de verschillende projecten in de oorlogsindustrie. Zij werden o.a. tewerkgesteld bij Reimahg Werke GmbH bij Kahla waar de Messerschmidt straaljager gebouwd werd. Weer anderen kwamen terecht in een sub-kamp van Buchenwald, Aussenkommando Langenstein-Zwieberge bij het dorpje Langenstein zuidelijk van Halberstadt.
Johannes Greijdanus was woonachtig op de Heerenweg 328 te Marrum, Gemeente Ferwerderadeel. Hij kwam via Leeuwarden terecht in het Polizeilich Durchgangslager Amersfoort (PDA Amersfoort). In kamp Amersfoort raakt hij bevriend met Jos Laarhuis (kampnummer 47211) uit Noord Deurningen bij Denekamp. Beiden hadden getracht aan de ‘Arbeitseinsatz’ te ontkomen door onder te duiken. Johan krijgt bij aankomst in Buchenwald het kampnummer 47231. Onbekend is in welk ‘Arbeitskommando’ hij heeft gewerkt. Op 2 november 1944 worden de jongens ‘ontslagen’ en naar Halberstadt gestuurd om als dwangarbeider te werken in het kamp Langenstein-Zwieberge.
Vanaf 1943 concentreerden de geallieerde luchtaanvallen zich op de Duitse vliegtuigindustrie. Door de intensieve luchtaanvallen dreigde de productie van jachtvliegtuigen tot stilstand te worden gebracht. Het ‘Reichsministerium für Rüstung und Kriegsproduktion’ besloot de belangrijkste productie ondergronds te verplaatsen. In maart 1944 waren de eerste concrete plannen klaar voor een ondergrondse fabriek van 40.000 tot 60.000 vierkante meter vloeroppervlak voor de productie van vliegtuigonderdelen. Het bouwproject kreeg de deknaam “Malachit”, Aussenkommando Langenstein-Zwieberge was hiermee een feit. In het kamp waren gevangenen uit het concentratiekamp van Buchenwald werkzaam en dwangarbeiders die via de Arbeitseinsatz naar Duitsland waren gestuurd. Dwangarbeiders en kampgevangenen waren gestrikt gescheiden van elkaar en mochten niet met elkaar praten. De gehele administratieve afhandeling van de gevangenen uit het concentratiekamp liep over het ‘Stammlager’ Buchenwald. De dwangarbeiders waren geregistreerd bij het arbeidsbureau in de streek waar ze werkzaam waren.
In de eerste helft van 1944 begonnen rondom Halberstadt de verschillende bouwprojecten voor het uitbreiden van het gangenstelsel in de Thekenbergen. In Halberstadt werden barakken gebouwd in de tuin van het hotel-restaurant Neu-Kamerun voor de dwangarbeiders die te werk gesteld waren in de Thekenbergen bij Langenstein. De SS-kamporganisatie huisde in het voormalig hotel-restaurant Neu-Kamerun. Johan Greijdanus en Jos Laarhuis werden ondergebracht in het dwangarbeiderskamp ‘Landhaus’ wat in de zomer nog in gebruik geweest was als concentratiekamp voor gevangenen uit Buchenwald.
Laarhuis*): “Onze kleine werkgroep was in het voormalig restaurant ‘Landhaus’ ondergebracht. Wij sliepen in een grote zaal met 175 man, weer in kribben driehoog zoals we gewend waren in Buchenwald. Een kachel brandde er niet! De krib was ons slaap-, zit- en eetkamer, wij verborgen er onze ‘georganiseerde’ aardappelen en bieten. Als we ’s avonds vermoeid van het werk kwamen moesten we vlug eten want het alarm ging al gauw. Er werd veel gestolen, alles wat schaars was, vooral brood moest je verstoppen in je slaapzak. We sliepen ’s nachts op onze kostbare spullen, zelfs de klompschoenen gingen mee in het krib. Wasgelegenheid was er wel, maar zeer slecht, er was geen verlichting, geen zeep of handdoek, dus vele mannen wasten zich gewoon niet. In de winter waren de kranen dichtgevroren, dus kon je jezelf niet wassen. Ik heb mij vaak gewassen met sneeuw, zelfs met warme theesurrogaat. Met de verschoning van kleding was het nog slechter gesteld, deze mogelijkheid was er eenvoudig niet. De kleding werd na geruime tijd roetzwart en de slijtage was groot door de werkzaamheden in de ‘Stollen’. Menigeen had een hemd of broek aan wat meer op oude lompen leek. Het dagelijks leven was slechter dan in Buchenwald, maar we hadden het redelijk goed, vergeleken met de bewoners van het concentratiekamp. Het werk in het concentratiekamp betekende veelal na zes weken de dood door uitputting of ondervoeding”.
In februari 1945 worden Johan en Jos met 75 kameraden overgeplaatst naar een kalimijn in de buurt van Dingelstedt, tien kilometer noordelijk van Halberstadt. De mijn werd o.a. gebruikt als opslagplaats van munitie. Ernstig verzwakt wordt Johan in maart opgenomen in het Städtischen Salvator-Krankenhaus. In april besluit Jos naar de kliniek van Halberstadt te gaan om zijn vriend te bezoeken.
Laarhuis*): ”Ik had mij ziek gemeld op het werk en vertrok op zondag 8 april om vijf uur in de morgen te voet naar Halberstadt. Rond acht uur bereikte ik de stad waar ik in de Kloosterkerk de Heilig mis bijwoonde. Na de dienst weer verder de stad in naar mijn vriend. Op de trap in de kliniek werd ik teruggestuurd door een verpleegster omdat het geen bezoekuur was. Ze liep verder, en ik bedacht me geen moment, liep verder naar boven naar mijn vriend. Ik schrok eerst wel even, hij zag erg bleek en vermagerd, maar hij lachte en zei dat hij weer opknapte. Hij toonde zijn hand waar ze flink in gesneden hadden. De etter druppelde eruit; hij vroeg of ik wat langer kon blijven, want de Tommy’s komen vast. Na nog even gepraat te hebben vertrok ik en beloofde hem om ’s middags weer terug te komen. Dat lukte helaas niet meer, toen ik net aan de rand van de stad was gekomen kwamen de eerste bommenwerpers. Ik bereikte door hard te lopen een schuilkelder achter een kasteeltje. De eerste bommen vielen op tweehonderd meter afstand van een boerderij tot midden in de stad. Toen eindelijk alles rustig was, zagen we zware rookwolken boven de stad, roepende mensen, angstige kinderen en losgebroken vee. Halberstadt was één puinhoop geworden. Even later kwamen de eerste vrachtwagens met zwaar gewonden aanrijden; vele mensen vonden de dood. Ik heb tot twee keer toe geprobeerd Halberstadt te bereiken, maar het ging gewoon niet, dus ben ik maar weer terug naar Dingelstedt gegaan”.
Drie dagen later marcheren de Amerikaanse troepen de stad binnen, voor Johan Greijdanus komt de bevrijding te laat.
Bronnen:*) Jozef Laarhuis schreef in 1945 zijn dagboek. Heemkunde Denekamp publiceerde dit. "Het bewogen leven van een Denekamper boerenzoon", T. Agterbos, H. Boink, J. Knippers (2006).
Gedenkstätte Buchenwald
Nationaal Monument Kamp Amersfoort
Nederlandse Oorlogsgravenstichting, Jeroen van Zijderveld
SluitenGeplaatst door Stichting WO2 Sporen JvZ op 16 januari 2015