Barend ter Haar
1892-1941
Oorlogsslachtoffer
Is 49 jaar geworden
Geboren op 09-02-1892 in Sneek
Overleden op 20-04-1941 in Buchenwald
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Barend ter Haar
Met Sterbeurkunde (overlijdensakte) Nr 290/1941 van het Standesamt (bevolkingsregister) van Weimar II, gedateerd 16 mei 1941, wordt de dood van professor Barend ter Haar uit Katwijk aan Zee geregistreerd. Op 20 april 1941 zou hij tengevolge van 'longontsteking' in het concentratiekamp Buchenwald zijn gestorven. Deze omschrijving werd door de Duitsers vaak gebruikt om een heel andere doodsoorzaak te verhullen. Zijn tweede echtgenote Catharina Haspels ontvangt een kil briefje in zakelijk Duits van de Kommandant und SS-Standartenführer op haar adres Van der Plaskade 5, waarin staat aangegeven dat haar man om 01.25 uur in het plaatselijke ziekenhuis aan 'doppelseitiger Lungenentzündung bei Nephritis' (dubbele long- en nierontsteking) is overleden.
De remonstrantse Ter Haar, al op jonge leeftijd in Zwolle woonachtig, bezoekt daar de lagere school. Vanaf 1904 tot 1908 volgt hij gymnasiaal onderwijs in de Overijsselse hoofdstad en daarna twee jaar in Delft. Aansluitend wordt hij student aan de juridische faculteit te Leiden, waar hij in februari 1914 doctoraal examen doet. Op 9 juli 1915 promoveert Ter Haar op het proefschrift Het adatprocesrecht der inlanders, met als promotor prof.mr. C. van Vollenhoven. Eind 1915 doet hij ook nog examen Indisch recht. Ter Haar huwt op 4 november 1915 met Catharina Hendrina Jacoba Voogd. Een maand na het huwelijk vertrekt het paar naar het Javaanse Poerbalingga in Nederlands-Indië. In dit land worden hun drie kinderen, Martina (1917), Bernard (1918) en Ida (1924) geboren.
De ambtelijke carrière van Barend ter Haar begon als buitengewoon substituut-griffier bij de Landraad in Poerbolinggo. In 1918 wordt hij aangesteld als tijdelijk buitengewoon landraadvoorzitter in Djocja.
Toen in 1924 de Rechtshogeschool in Batavia werd opgericht, werd Ter Haar daar aangesteld als buitengewoon hoogleraar in het adatrecht. Op dit gebied was hij een specialist. Het hoogleraarschap combineerde hij met de functie van hoofd-ambtenaar bij Justitie in Batavia. Door zijn bezielende manier van lesgeven heeft hij veel betekend voor het juridische onderwijs in Nederlands-Indië. Onder zijn studenten en dan in het bijzonder de Indonesische, was hij zeer geliefd. Zij zagen in hem een oprechte, onbaatzuchtige vriend, die steeds voor hun belangen opkwam en, waar nodig, hen ook op fouten wees. Zijn uitgangspunt is steeds de gelijke behandeling van Indonesiër en Europeaan geweest. Ter Haar kon onverzettelijk zijn en ontoegangkelijk voor een compromis, hij was ook onkreukbaar en rechtvaardig.
Voor velen was zijn werkzaamheid verbazingwekkend. Van 1934 tot 1938 was hij hoogleraar in adatrecht en volkenkunde van Nederlands-Indië aan de universiteit van Batavia. Hij maakte deel uit van verschillende belangrijke commissies en voerde besprekingen met bestuursambtenaren in alle uithoeken van de archipel.
Er staan een aantal wetenschappelijke publicaties op zijn naam, die voor iedere adatjurist, etnoloog en socioloog van grote waarde zijn. Daarnaast bekleedde hij enkele bestuursfuncties bij maatschappelijke- en wetenschappelijke instituten. Voor de tijdschriften van deze instituten schreef hij waardevolle bijdragen. Zelfs in vakanties bleef Ter Haar soms doorwerken. Het gevolg van al die activiteiten was wel dat er te weinig tijd overbleef voor de wetenschappelijke beoefening van het adatrecht en lokaal onderzoek. Ondanks dit drukke bestaan zag hij kans het leerboek Beginselen en stelsel van het adatrecht te schrijven dat in 1939 werd gepubliceerd.
Ter Haar, die inmiddels gescheiden is van zijn eerste vrouw, hertrouwt met Catharina Maria Johanna Haspels. Pal voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog keert hij met zijn gezin voor een verlofperiode terug naar Nederland. Reeds op 19 juli 1940 wordt deze begaafde man door de Duitsers geïnterneerd en overgebracht naar Buchenwald. Deze internering moet worden gezien als een wraakactie van de Duitsers wegens het interneren van hun landgenoten in Nederlands-Indië. Lang heeft zijn verblijf in het beruchte kamp niet geduurd. Hij had zich vanaf mei 1940 principieel gekeerd tegen de nazi-leer en het optreden van de Duitsers, maar hij was niet opgewassen tegen de kampomstandigheden. Hij werd verteerd door heimwee en kon geestelijk niet op tegen het onmenselijke regime.
Hij was de twaalfde Nederlander die in Buchenwald het leven verloor. Twee dagen na zijn overlijden vindt in het crematorium van Weimar-Buchenwald de verassing van zijn stoffelijk overschot plaats. De urn zonden de Duitsers naar de familie. Deze werd naast het graf van zijn ouders op de algemene begraafplaats in Oosterbeek geplaatst. Toen de gemeente overging tot ruiming van deze begraafplaats hebben de nabestaanden in overleg met de oorlogsgravenstichting besloten tot bijzetting op het ereveld in Loenen, vak E nr 1303.
SluitenGeplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 14 januari 2019