Frans Willem van Hasselt

1898-1944

0

Oorlogsslachtoffer

Is 46 jaar geworden

Geboren op 12-09-1898 in Manokwari, Ned. Nw. Guinea 

Overleden op 08-12-1944 in Kuie, Thailand 



Militair onderdeel

Bijdragen

De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:

Levensverhaal van mijn vader

Mijn vader Frans Willem van Hasselt heb ik nooit bewust gekend. Uitsluitend door middel van veel brieven, die van hem bewaard zijn gebleven, heb ik hem leren kennen en alleen daardoor heb ik dit verhaal kunnen schrijven. De cursieve teksten zijn... Lees meer

Mijn vader Frans Willem van Hasselt heb ik nooit bewust gekend. Uitsluitend door middel van veel brieven, die van hem bewaard zijn gebleven, heb ik hem leren kennen en alleen daardoor heb ik dit verhaal kunnen schrijven. De cursieve teksten zijn letterlijk overgenomen uit brieven. Mijn vader stamde uit een zendingsgeslacht. Zijn grootvader J.L. van Hasselt vertrok in 1862 als jong-zendeling naar Nieuw Guinea. Daar kwam Frans J.F. van Hasselt, de vader van mijn vader, ter wereld in 1870. Op Mansinam, een eilandje voor de kust van Manokwari. Net drie jaar oud beleefde hij daar het rampjaar 1873, toen een ontzettende dysenterie-epidemie de kust en de eilanden van Nieuw Guinea teisterde. Duizenden kwamen om. Ook het gezin Van Hasselt werd getroffen door de zo gevreesde bloedloop. Het een na het andere kind stierf. Maar als door een wonder kwam kleine Frans er door heen. Hij was vijf jaar oud, toen hij met zijn ouders in 1875 naar Holland zeilde om daar zijn vorming en scholing te krijgen. Zijn ouders vertrekken na een kort verlof weer naar Nieuw Guinea en hij, vijf jaar oud, mag hen wegbrengen naar Brouwershaven, waar het zeilschip, de Indië-vaarder Salatiga klaar ligt. Maar dan moet hij afscheid nemen. Voor hoelang? Na een reis van ruim vijf maanden keert hij in 1894 gehuwd als zendeling terug naar Mansinam, waar hij na een kleine twintig jaar zijn ouders weer ontmoette. Na een zeer arbeidzaam leven keert hij, gedwongen door de gezondheidstoestand van zijn vrouw in 1932 naar Holland terug.

Mijn vader kwam in 1898 op deze wereld. Ook in Manokwari. In zekere zin herhaalde de geschiedenis zich voor hem. Ook hij vertrok als vier-jarig jongetje naar Nederland. Die reis nam toen ruim twee maanden in beslag. Samen met een broertje en zijn moeder maakte hij deze reis. Van Nieuw Guinea voer men via Java om in Tandiong Priok in te schepen voor de reis naar Holland. Daar in Tandiong Priok ziet mijn vader voor het eerst in zijn leven een trein. Wat een belevenis moet zo’n reis destijds voor zo’n jochie geweest zijn. Eenmaal in Holland aangekomen breekt voor hem een moeilijke tijd aan. Zijn moeder vertrekt al weer gauw naar Nieuw Guinea, haar twee kleine zoontjes achterlatend. Wat een ongelooflijk verdriet en heimwee naar zijn ouders blijkt uit de eerste, met hanenpoten geschreven briefjes, die hij aan hen schrijft.

Hij wordt opgevangen in een zendingsinternaat, in kosthuizen en bij familie. Soms met begrip, maar doorgaans met harde hand. Na zo’n kleine tien jaar komt zijn moeder weer met verlof naar Holland voor de duur van een half jaar. Het is nu voor ons in deze tijd ongelooflijk, dat zijn moeder van het bestuur van het internaat niet de toestemming krijgt om haar kinderen tijdens deze verlofperiode wekelijks te ontmoeten. Letterlijk wordt haar medegedeeld “dat wij het niet in het belang van uw kinderen achten, dat zij u wekelijks zouden bezoeken; gaarne echter zullen wij ze u eenmaal per maand, van zaterdag tot maandag, afstaan”. Mijn vader raakt door al die liefdeloosheid al vroeg verbitterd. Mocht hij ooit het voornemen hebben gehad ook op het zendingsveld werkzaam te zijn, dan verdwijnt die neiging nu wel definitief.

Als jongen is hij gek op voetballen, maar krijgt op een gegeven moment te horen, dat hij dat niet meer mag doen, omdat de voetbalkameraden niet christelijk zijn. “Ofschoon het omgaan met mijn vrienden door oom B. verboden was en er voor mij strenge straffen opstonden wanneer hij mij er mee aantrof, waren juist daaronder mijn trouwste vrienden”. Hij ergert zich mateloos aan de hypocrisie van de oom en tante, waar hij twee en een half jaar woont. Hij schrijft letterlijk: De eenigste herinnering die me altijd bij zal blijven van die menschen is, dat ze met hun opvoedkunde mijn heele jeugd gewoonweg verpest hebben. Door strengheid en door me voortdurend met hel en verdoemenis bang te maken, hebben ze getracht mij in die gereformeerde omgeving op te voeden. Onnoodig te zeggen, dat ik om dien godsdienst dien oom B. en zijn gade er op na houden, net zoo veel geef, als om hun zelf”.

Uit zijn brieven blijkt het naderen van een oorlog, met werkeloosheid alom. Wellicht om te ontsnappen aan de verstikkende leefsfeer doet hij moeite om werk te vinden op een boot. En dat lukt. Inmiddels is de Eerste Wereldoorlog uitgebroken. Zo komt hij ook in Engeland, waar hij verwoeste gebouwen, duizenden soldaten en matrozen, onderzeeërs en slagschepen aantreft. Hij ziet dan veel van de wereld. Zo schrijft hij onder meer over zijn vele indrukken in New York, Curaçao, Port au Prince, Barcelona en Gibraltar. Familie in Nederland leest zijn ervaringen, die op zee in die oorlogstijd niet zonder gevaar zijn. Met als gevolg, dat zijn ouders in Nieuw Guinea een verontruste brief krijgen met het bericht, dat Frans toch wel erg veel risico loopt op zee. Hij krijgt dan van zijn ouders de uitnodiging om óók naar Nieuw Guinea te komen. Die uitnodiging neemt hij aan en vestigt zich in 1915 aldaar. Hij heeft een klapperplantage in Andai. Leeft daar heel sober in en met de natuur.

Wat later in 1919 zit hij op het eiland Bras, een Mapia-eiland , zo’n 300 kilometer verwijderd van Manokwari. In een brief heeft hij het over copra, dus wellicht werkt hij ook daar op een klapper-onderneming. Hij heeft het daar wat huisvesting, eten en werk aangaat goed, maar schrijft hij “daar staat tegenover, dat het hier erg eenzaam is”. Hij is dan ruim twintig jaar. Een verre van zorgeloze jeugd ligt dan achter hem. Tijdens de crisisjaren is hij twee jaar werkloos. Zelf schrijft hij daarover: “hoe ik de vloek der armoede (dien geesel waarmede eerlijke menschen veelal gekastijd worden) heb moeten voelen” Na omzwervingen komt hij terecht op een rubberplantage op Zuid Sumatra. Van begin 1925 tot het begin van de Tweede Wereldoorlog is hij als planter werkzaam op de Onderneming “Rotterdam 1” in Tandiong Karang. Dat was hard werken. “Ik ben wel goed gezond, maar ’t valt om den drommel niet mee om dag in dag uit ruim tien uren te werken met slechts twee vrije dagen per maand”.

Op 18 juni 1930 trouwt hij met Ynske Jacoba Iken. Voor haar geen geringe opgave. Een slopend klimaat en eenzaamheid troef. Uit dit huwelijk worden drie kinderen geboren, twee meisjes en een jongen. In oktober 1941 krijgt hij een aanstelling als Leider voor de herregistratie en classificatie der bevolkingsrubberaanplantingen op Java en Madoera met als standplaats Soekaboemi. Het gezin kon zijn geluk niet op. Het leek haast te mooi om waar te zijn. Heerlijk klimaat, grotere plaats en de kinderen konden gewoon naar school in tegenstelling tot de situatie op Sumatra. Maar het geluk is maar van zeer korte duur. Pearl Harbor, 7 december 1941. Met daarna de opmars van de Jappen.

Militair identificatieplaatje van mijn vader

Mijn vader werd opgeroepen voor de Landstorm. Deze bestond naast het KNIL beroepsleger en was verplicht voor alle mannen met een Nederlands paspoort. Maart 1942 capitulatie. In Mei 1942 werd mijn vader geïnterneerd en is door de Jap tewerk gesteld aan de Dodenspoorweg in Thailand. De kennis die ik opdeed over hetgeen mijn vader aldaar is overkomen, deed ik met name op uit brieven die mijn moeder na de oorlog ontving van medegevangenen.

Elken avond kwam Uw man na appèl bij mij of ik bij hem en praatten wij over onze gezinnen, de toekomst, de a.s. bevrijding die toch ééns moest komen en over de zee. Ik geloof dat je als krijgsgevangene behoefte eraan hebt, althans je gedachten te laten reizen en trekken. En zoo praatten wij, met onze bamboepijpjes in den mond, over de zee. Was dit voor ons het symbool voor de vrijheid?”

“Het voedsel was slecht. En bijkopen ging heel moeilijk en alles was razend duur. Het eten was onvoldoende en de malaria was erg. Daarom kan alleen iemand, die in dergelijke omstandigheden geweest is, waarderen wat Van Hasselt voor me deed, toen ik een zware malaria kreeg. Van de paar eieren die hij had weten te bemachtigen, bracht hij mij er een. Dat was een Christendaad, die Van Hasselt mij toen bewees. Ik behoorde niet tot zijn intiemste vrienden.”

“Zijn gezondheid was uitstekend en hij was één van de weinigen, die nooit een malaria-aanval had. Zijn rustige houding, eenigszins filosofisch en zijn goed humeur waren bewonderenswaardig. Hoogstens kankerde hij eens goedmoedig over het feit, dat zij hem op zijn leeftijd nog naar zoo’n verlaten oord stuurden, in plaats van hem kalm in het basiskamp te laten”.

Op 8 december 1944 kwam mijn vader om tijdens een bombardement van de geallieerden.

“Bij Koetsji, ongeveer K.M. 200 gebeurde het. Zeer plotseling kwamen 3 Liberators in V-formatie uit het oerbosch dwars over de baan vliegen. Bommen schreeuwde iemand. Ik keek naar boven en zag ze in de blauwe lucht drijven. Ik vermoed, dat het er 15 tegelijk waren van 600 lbr. elk. Wie daartusschen terecht kwam heeft noch iets geweten, noch iets gevoeld.”

“Eerst bij het intreden der duisternis was het afgeloopen: 70 bommen zijn geworpen en er is zeer veel gemitrailleerd. De Jap gaf ons geen lampen om gewonden te zoeken. Zij die gewond waren, konden slechts bij het licht van een kaarsje verbonden worden. Van het krijgsgevangenendetachement van 186 man zijn er 27 omgekomen”.

Mijn vader ligt begraven op het Ereveld Kanchanaburi in Thailand. Op “zijn” graf rust een bronzen plaat. Hij ligt naast 26 anderen, allen omgekomen 8 december 1944 In november 2016 ontmoette ik op het Ereveld Rod Beattie. Hij was jarenlang de beheerder van het ereveld en deed ongelooflijk veel moeite om de doodsoorzaken van de gevallenen te achterhalen. Van hem vernam ik overduidelijk, dat hoewel mijn vader een eigen graf heeft, hij feitelijk in een massagraf begraven ligt. Het zij zo, maar het is goed om dat te weten.

Vier maal hebben mijn vrouw en ik inmiddels zijn graf bezocht. Doordat ik hem middels al die brieven heb leren kennen, is de man me zó dierbaar geworden.

Sluiten
Bron: Zoon Frans van Hasselt

Geplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 18 december 2017

Voeg zelf een monument toe

Log in om een monument toe te voegen

Voeg zelf een bijdrage toe

Log in om een bijdrage toe te voegen

Kanchanaburi War Cemetery


Vak/rij/nummer 5A1/47
Hasselt Van FW.jpg

Leg bloemen op dit graf

Wilt u graag bloemen laten leggen op dit graf, dan verzorgen wij dit graag voor u.
Bestel bloemen
Bloemen en kransen

Nationaal archief

Bekijk
Menu