Johannes Jan van der Have
1930-1946
Oorlogsslachtoffer
Is 15 jaar geworden
Geboren op 26-03-1930 in Den Helder
Overleden op 14-01-1946 in Batavia
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Brieven van Hannes van der Have
Hannes en zijn vader Johannes Jan van der Have hebben beiden de oorlog niet overleefd. Zijn moeder A.S. van der Have-Tol en zus, Etty den Hollander-van der Have zijn in 1946 samen teruggegaan naar Europa. Etty is in Engeland herenigd met haar man, J.L. den Hollander, vlieger bij de Koninklijke Marine. Zijn moeder (Moen) is opgevangen door haar zuster in Brussel.
Wij, de nichten van Hannes, zijn na de oorlog geboren en hebben het broertje van onze moeder, Etty, dus niet gekend.
Met grote bewondering en ontroering hebben wij de briefjes van Hannes gelezen. Wat een kracht van een jongen van 14/15 jaar, die zonder zijn moeder en zusje in het jongenskamp verblijft en zich na de oorlog niet beklaagt over het verlies van zijn vader en al hetgeen hen is overkomen, maar zich gelukkig prijst dat hij, zijn moeder en zus overleefd hebben. Helaas is Hannes alsnog in januari 1946 in Batavia overleden. Dezelfde bewondering hebben wij altijd gehad voor onze moeder en grootmoeder. Ook zij hebben nooit geklaagd, maar zich altijd gelukkig geprezen met wat zij wel hadden
Briefje van Johannes Jan (Hannes) van der Have aan zijn moeder geschreven in het Maleis vanwege de censuur in het jongenskamp. Een datum ontbreekt, maar het zal januari 1945 geweest zijn. Hannes was toen 14 jaar oud.
Ik maak het goed. Ik hoop dat deze vreselijke oorlog gauw voorbij zal zijn zodat ik weer naar huis kan gaan.
Ik denk heel veel aan U. Als wij elkaar weer ontmoeten, wat zal ik dan weer gelukkig zijn. Pas goed op Uzelf en blijf gezond. Veel liefs en allemaal een gelukkig Nieuwjaar.
Ik werk in de keuken. Ik heb het pakje ontvangen. Alles goed.
Veel zoentjes van Hannes
Een ander briefje, eveneens in het Maleis en zonder datum.
Lieve mama,
Ik maak het goed en hoop hetzelfde voor u en Et (zijn grote zus). Mijn slaaphuis heb ik verlaten. Ik hoop dat ik gauw terugkom bij mama. Barbara en Huug moeten helpen. Mama moet niet piekeren.
Groeten en zoentjes van Hannes.
21/10/1945
Lieve moeder,
Nu hebben we weer nieuwe oorlog achter de rug. Maar er zijn vandaar Britten of te wel Koerka’s binnen gekomen.
De Jappen hebben, nadat ze ontdekt hadden dat er 93 Jappen vermoord waren in de gevangenis, tegen de Inlanders in de dichtstbijzijnde kampong gezegd dat de kampong binnen 2 uur leeg moest zijn, want dan gaat hij in brand.
De jongens die zondag zijn gaan zwemmen zijn op de terugweg opgepikt en in het gevang gestopt en de meisjes mochten door naar het kamp.
Op de 18e werd een deel van de jongens bevrijd. De Jappen hebben het kampt uitstekend bewaakt. De beruchte nacht van zondag op maandag zei de Japanse wachtcommandant tegen de officier van het kamp dat hij nog 6 kogels had, dat over een half uur de Inlanders al voor de poort konden staan en wat hij moest doen.
Maar het hoefde al niet meer . Opeens hoorde hij schieten van hun eigen mitrailleur en die heeft toen de hele bende verjaagd. Verder hebben ze de laatste dagen elke avond geschoten.
Vandaag zijn de Koerka’s (Gurkha’s, Nepalese soldaten in Britse krijgsdienst) hier gekomen en hebben de kampen en de stad Semarang overgenomen. Tjandi en de omstreken van Semarang wordt nog door de Jappen bewaakt.
De Koerka’s eten alles uit blik, drinken melk uit blik en water als ze zien dat het uit de kraan komt.
Een grote zoen van:
Hannes van der Have
15 ½ jaar oud.
30/10/1945
Onderstaande brief schreef Hannes van der Have naar zijn zwager, J.L. den Hollander (vlieger bij de Koninklijke Marine en in oktober 1945 verblijvend in Engeland) , de echtgenoot van zijn enige zuster, G.C. den Hollander- van der Have.
Lieve Jaap,
Ik zal je een kort verslag geven sinds 1 maart 1942. Zondag 2 maart werd in Soerabaya begonnen met opblazen. Vader vertrok ’s ochtends 6 uur om de boel in het torpedo atelier klaar te maken voor de vernietiging. ’s Nachts bleef hij op het atelier slapen. Maandag 3 maart om 4 uur ’s middags werd het atelier dan ook vernietigd.
Dinsdag 4 maart ’s ochtends zou vader vertrekken met Coenraad, Van Well Groeneveld en ---, maar dat ging niet door. Ze zouden ’s middags gaan wat dan toch wel niet doorging.
Woensdag 5 maart ’s ochtends ging vader met Van Well Groeneveld nog nakijken of er iets was dat vernietigd moest worden. Er was ook nog een neef van Van Well Groeneveld. Woensdagmiddag kwamen ze niet terug, maar de auto werd op slot terug gevonden bij de haven. Colonel Coenraad heeft vrijdagavond naar hem gezocht, maar niet gevonden.
Moeder, Et (zijn zus) en ik hebben nog 3 maanden in bezetting in Soerabaya gezeten en zijn toen uit huis gezet en naar Trettes verhuisd bij de families Burgerhout en Utermark. December 1942 moesten we in de wijk Malang. Een echte wijk met passar en een verhuis jongens en reparateurs voor van alles en nog wat. Er was ook een arangloods van het kamp zelf waar ik de laatste tijd ook gewerkt heb. Er waren allerlei baantjes melkloper, arangsjouwer,verhuisjongens, winkellopers en winkelbedienden.
6 maart 1944 gingen we naar Semarang, een rot reis, 24 uur in een trein met alles dicht, behalve ’s nachts in Soerabaya waar we van 6 uur ’s avonds tot ’s nachts gestaan hebben met half open raam. Eten moest je zelf voor zorgen en drinken ook. Om 1 uur vertrokken we uit Soerabaya en we kwamen om 3 uur ’s middags in Semarang aan en om 4 uur in het kamp Lampersarie waar Et nou al 1 2/3 jaar zit, moeder 1 jaar en 5 maanden. Ik eerst een half jaar en toen een jaar in Bangkong, een jongenskamp en nu zit ik weer 2 maanden in Lampersari. Et is deze tijd goed doorgekomen. Moeder is een dubbeltje op zijn kant geweest, maar ze is nu wee heel wat beter.
Ik zelf ben van 29 maart 1945 niet meer van bed geweest tot 3 september. Nu loop ik al weer rond of ik nooit ziek ben geweest. Toen ik in Bangkong was, hadden ze in Lampersarie een rot tijd van geen suiker en koffie omdat er gesmokkeld was en ’s middags 83 gram rauwe rijst en 50 cc groente, terwijl wij in Bangkong 100 gram rauwe rijst en op zijn minst 150 cc groente.
Maar we zijn gelukkig allemaal er goed door gekomen.
O ja, dat vergat ik bijna, we hebben met z’n dertienen in een klein kamponghuis gezeten.
Nou, veel liefs van
Hannes van der Have.
p.s. mevrouw Burgerhout en drie kinderen ook, waarmee we al vanaf Trettes mee samen gewoond heben.
Onderstaande brief schreef Hannes van der Have, aan zijn tante, de zuster van zijn moeder. Wat een positieve kracht van een jonge jongen van 15 jaar, die totaal ondervoed is door het verblijf in een jongenskamp. Op zo’n jonge leeftijd alleen zonder je familie.
1 november 1945
Lieve tante Lies,
We zijn hier gelukkig goed door gekomen. Wel wat ziek geweest, maar leven gelukkig nog. Van vader hebben we sinds 5 maart 1942 niets meer gehoord. Hij was woensdagochtend vertrokken met Van Well Groeneveld en diens neef om te kijken of er nog wat was om op te blazen. Schout bij nacht Coenraad heeft tot vrijdagavond naar hen gezocht, maar toen moest hij ook vertrekken. Eerst dachten zo nog dat hij op Java als krijgsgevangene zat, maar dat bleek niet zo te zijn. Daarna hebben we nog 3 maanden in Soerabaya gezeten en werden toen uit huis gezet. Daarna hebben we nog 6 maanden in Trettes gezeten, waarna we op 8 december ’42 naar de wijk Malang moesten waar je alles had. Passar, arangloods en kleine snoep- en goedwinkeltjes. En ik heb er allerlei werkjes gehad. Eerst bij de grassnijders, daarna melkloper en vervolgens nog arangsjouwer. 7 maart 1944 vertrokken we op transport naar Semarang waar we na een reis van 1 dag aankwamen. Eerst van Malang naar Soerabaya, in een 4e klas wagon met dichte raampjes, dus u begrijpt we stikten van de hitte en dan moesten we zelf eten en drinken meenemen. We kwamen om 6 uur ’s avonds in Soerabaya aan waar we tot 1 uur ’s nachts gestaan hebben. Toen zijn we doorgereden tot Bodjonegoro waar we ook nog een uur gestaan hebben en toen verder door gereden naar Semarang waar we om 3 uur ’s middags aankwamen. We kwamen aan op een station ergens achteraf in Semarang, weren toen in bussen en vrachtauto’s gezet en naar Lampersarie gereden. Toen we daar aankwamen sloeg de schrik ons om het hart.
Huizen met 4 kamers, 1 voorgalerij, die dichtgetimmerd was met kedek zodat er dan ook mensen in konden wonen, 1 garage, 2 goedangs en 1 keuken moesten toen wij binnen kwamen gemiddeld 35 mensen in. Verder was er 2 kampongs, 1 die bij harde regen onder liep en de ander waar wij dan nu wonen heet de Mangga , de eerste heet Blimbing. De wat je noemt grote wegen heten Lampersari en Sompok.
Toen wij er kwamen mochten we nog vuurtjes stoken, maar na 3 maanden was dat ook afgelopen, want toen werd alles in keukens gekookt. De zogenaamde keuken op de ambachtschool, die ook in het kamp was, maar die keuken was er al van het begin af aan. Pas later, toen wij er waren is er een rijstkeuken gekomen die aan de weg Sompok lag en daarom Sompokkeuken heette. In de Sompokkeuken heb ik ook gewerkt als stoker, pannendrager en tank- of drumkrabber. De dame die toezicht moest houden was een snert mens want ze beet je alles zo toe dat ik er meer dan genoeg van had, maar gelukkig was er ook nog een ander die heet juffrouw Jaarling en die was tenminste aardig en gunde je ook wat. Op 13 september 1944 moesten de jongens van 10 tot 17 jaar, want de oudere waren al geïnterneerd, in het kamp Bangkong, waar vandaan we moesten patjollen en werken in de kampen. Bangkong stierf van de wandluizen. Iedere week als de bultzakken gelucht werden, maakte je er minstens 20 zo niet meer dood. In het begin merkte je het wel dat er wandluizen waren, op den duur merkte ik het niet eens. Ik was wat je noemt gehard tegen de wandluizen.
De rantsoenen van eten waren, toen ik in Bangkong zat de laatste tijd in Bangkong 100 gram rijst en ongeveer 150 cc groente. In Lampersari 83 gram rijst en ongeveer 50 cc groente. In Lampersari zaten de laatste tijd 8000 mensen en er waren maar ongeveer 10 drums om eten in te koken. In Bangkong kregen we ’s ochtends 600 cc pap van een nieuw soort meel, asia meel, ’s middags de rijst met bijgerecht en ’s avonds weer pap, 600 cc.
In Lampersari ’s ochtends 200 cc pap en ’s middags rijst met bijgerecht en ’s avonds ook weer 200 cc pap. De laatste tijd hebben ze hele maaltijden overgeslagen omdat er geen hout was. Bij ons in Bangkong is dat gelukkig nooit voorgekomen want dan werd er een boom gekapt. Een paar keer hebben we geen eten gehad omdat er was of ingebroken of was gesmokkeld, maar dat was onze eigens schuld. Er is altijd hout geweest al was het een boom uit het kamp.
Maart 1945 ben ik ziek geworden in ben er augustus 1945 pas uitgekomen en in september ben ik weer in Lampersari gekomen bij Et, want moeder lag in het ziekenhuis. Nu zit ik nog op 8 Mangga 26 waar nu ook wandluizen zijn. Et vind het een rommel want de weduwen en wezen mogen niet naar Australië maar moeten naar Holland waar moeder geen zin in heeft om daar zo’n rot winter mee te maken. Moeder was al gekeurd en mocht naar Australië dat was zaterdag 27/10/’45. Maar dinsdag 30/10/’45 kwam Et thuis met het bericht van moeder dat weduwen en wezen niet naar Australië mochten maar naar Holland moesten. Nu zitten wij hier nog en willen weg en we hebben er balen tabak van.
De hartelijke groeten van Et, moeder en Uw neef,
Hannes van der Have.
SluitenGeplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 05 augustus 2018